ECLI:NL:RBNNE:2019:124
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Wob-verzoek inzage documenten toekomstig beheer Waddenzee en bescherming persoonlijke levenssfeer
In deze zaak heeft eiser, een particulier, op 23 december 2016 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om inzage in documenten met betrekking tot het toekomstig beheer van de Waddenzee. Het primaire besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu, dat op 13 maart 2017 werd genomen, leidde tot een gedeeltelijke openbaarmaking van de documenten. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, waarop de minister op 23 januari 2018 een bestreden besluit nam, waarin het bezwaar deels gegrond werd verklaard en enkele aanvullende documenten openbaar werden gemaakt. Eiser ging hiertegen in beroep.
De rechtbank heeft op 10 januari 2019 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 16 oktober 2018 was eiser niet aanwezig, maar de gemachtigden van de minister waren wel aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat de minister de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen zwaarder heeft laten wegen dan het belang van openbaarmaking van bepaalde gegevens. Eiser had betoogd dat de minister ten onrechte documenten had geweigerd op basis van de bescherming van persoonsgegevens. De rechtbank oordeelde dat de minister op basis van artikel 10, eerste lid, onder f, van de Wob terecht had gehandeld door persoonsgegevens te anonimiseren.
De rechtbank concludeerde dat er geen grond was om het bestreden besluit te vernietigen en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat er meer documenten onder de minister berustten dan reeds openbaar waren gemaakt. De rechtbank wees erop dat de Wob geen verplichting inhoudt om nieuwe documenten te creëren en dat de minister niet verplicht was om bij betrokkenen toestemming te vragen voor openbaarmaking. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 januari 2019.