Op 26 maart 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/750018-18, waarin de officier van justitie een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf heeft ingediend. De veroordeelde, geboren in 1973 en thans verblijvende in P.I. Leeuwarden, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een klinische opname in de Forensische Verslavingskliniek (FVK) Piet Roorda te Zutphen. De proeftijd was aangevangen op 15 augustus 2018, maar de reclassering meldde dat de klinische behandeling was beëindigd wegens het plegen van fysiek geweld door de veroordeelde. Op 14 februari 2019 werd de veroordeelde aangehouden voor het overtreden van de bijzondere voorwaarden, waarna de rechter-commissaris de voorlopige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf bevolen heeft.
Tijdens de zitting op 12 maart 2019 heeft de reclasseringsmedewerker aangegeven dat de veroordeelde op de wachtlijst staat voor een nieuwe opname in de Piet Roordakliniek. De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging gedeeltelijk wordt toegewezen, zodat de veroordeelde kan worden teruggeplaatst voor een vervolg van zijn klinische behandeling. De verdediging heeft verzocht om aan te sluiten bij deze vordering.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd en dat de hervatting van de klinische opname van groter belang is dan de volledige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, zodat de veroordeelde op 11 april 2019 opnieuw kan worden opgenomen in de kliniek. De beslissing is genomen met inachtneming van artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.