ECLI:NL:RBNNE:2019:1208

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
18/720386-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag, bedreiging en verzet tegen aanhouding met geweld

Op 26 maart 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag. De verdachte heeft op 6 november 2018 in Drachten geprobeerd een persoon met een mes te steken, wat niet is voltooid. Daarnaast heeft hij zich verzet tegen zijn aanhouding en agenten beledigd en bedreigd. Tijdens de aanhouding heeft hij ook een andere agent met de dood bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan bedreigingen via Facebook Messenger aan een vrouw, die hem had geweigerd een bank te geven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 101 dagen, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 400 dagen met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van € 529,95, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720386-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 maart 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans verblijvende te FPK GGZ Drenthe, Dennenweg 9 te 9404 LA Assen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 maart 2019.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 6 november 2018, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of snijdend voorwerp, (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 6 november 2018 te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of snijdend voorwerp, (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 6 november 2018, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door -terwijl verdachte op korte afstand van die [slachtoffer 1] stond- met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (een) stekende beweging(en) te maken naar/in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1], althans door die [slachtoffer 1] (dreigend) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, voor te houden/te tonen;
2.
hij op of omstreeks 6 november 2018, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, [slachtoffer 2], medewerker van Politie Noord-Nederland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door tegen die [slachtoffer 2] te zeggen/roepen: "ik onthoud je kop wel, als ik jou hier tegen kom schiet ik je een kogel door je kop", althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 6 november 2018, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (middels berichtenverkeer) heeft toegevoegd de woorden: "ga je zo doen? Ik heb je adres en kom straks wel langs met je grote bek" en/of :"ik smoor je de keel dicht" en/of "je weetniet met wie je te maken hebt, kijk uit", althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 6 november 2018, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en) van Politie Noord-Nederland, te weten [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening als opsporingsambtenaar van Politie Noord-Nederland in diens/hun tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankermongolen" en/of "nazikop", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
5.
hij op of omstreeks 6 november 2018, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4], (beiden) ambtenaar van politie Noord-Nederland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door tegen die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 4] te zeggen/roepen "ik trap jullie kapot", althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking;
6.
hij op of omstreeks 6 november 2018, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een aantal ambtenaren van Politie Noord-Nederland, te weten [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 5], werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn/hun bediening en belast met de aanhouding van hem, verdachte, door te duwen en/of te trekken in een andere richting dan waarin genoemde ambtenaren hem wilden bewegen en/of door te schoppen in de richting van die ambtenaren en/of door zwaaiende bewegingen te maken met zijn, verdachte's, armen teneinde te voorkomen dat hij, verdachte, geboeid zou worden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle feiten, waarbij ten aanzien van feit 1 het primair ten laste gelegde bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat voor het onder 2., 4., 5. en 6. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewijs is en dat hij zich ten aanzien van deze feiten refereert aan het oordeel van de rechtbank. Feit 1 kan niet bewezen worden, omdat er onvoldoende overtuigend bewijs is. Feit 3 kan niet bewezen worden omdat de ten laste gelegde woorden geen strafrechtelijke bedreiging opleveren als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr.). Daarnaast is verdachte niet gehoord over dit feit. De meest passende consequentie hiervan is dat verdachte ten aanzien van feit 3 schuldig wordt verklaard zonder oplegging van straf (artikel 9a Sr.), aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Feiten 2., 4., 5. en 6.
De rechtbank acht de
feiten 2., 4., 5. en 6.wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig bij de politie heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 7 november 2018 opgenomen op pagina 84 e.v. in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018293348, 2018293385, 2018293423, 2018293420, 2018293722 d.d. 21 december 2018,
2. de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 8 november 2018, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 november 2018, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende een relaas van verbalisanten;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 november 2018, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2].
Feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 november 2018, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018293348, 2018293385, 2018293423, 2018293420, 2018293722 d.d. 21 december 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
Vanavond 6 november 2018, omstreeks 19:30 uur was ik met mijn vriendin [getuige 1] in de woning aan de [straatnaam] in Drachten. Op het moment dat ik de woning wilde verlaten zag ik een voor mij onbekend man voor de deur staan. De man forceerde, door te duwen, een doorgang de woning in en kwam in de hal aan de andere zijde van mij terecht. Ik stond toen dichter bij de voordeur. De man stond tegenover mij. We stonden op ongeveer een halve meter afstand of nog minder. Op dat moment zag ik dat de man met zijn rechterhand links in zijn jas ging. Ik zag dat hij iets vanuit zijn jas/ linkermouw pakte. Ik zag dat hij bijna direct een stekende beweging maakte met zijn rechterhand met daarin het voorwerp. Later bleek dat dit voorwerp een mes was. Dit zag ik buiten. Ik kon net op tijd voor mij naar links springen. Ik zag dat het mes in de deur terecht kwam. Op het moment dat ik buiten was zag ik dat het een mes was met een lemmet van ongeveer 15 tot 20 centimeter lang, waarmee de man stak.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 november 2018, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1]:
Op 6 november 2018 was ik met mijn vriend [slachtoffer 1] in mijn woning aan de [straatnaam] te Drachten. Ik zag dat [slachtoffer 1] op stond en naar de voordeur liep. Ik zag dat de voordeur open ging en er een voor mij onbekende man stond. (..) Ik zag dat de man dreigend tegenover [slachtoffer 1] stond en inmiddels zelfs al in de gang van onze woning stond. Ik zag dat de man met zijn linkerhand zijn jas opzij deed en met zijn rechterhand naar de linker binnenzijde van zijn jas reikte. Ik zag dat de man zijn rechterhand weer tevoorschijn haalde en dat hij een koksmes in zijn rechterhand had. Ik schat dat dit mes ongeveer 20 centimeter lang was in totaal. Ik zag dat de man met de mes in zijn rechterhand uithaalde richting [slachtoffer 1] zijn hoofd. Ik zag dat [slachtoffer 1] dit probeerde te ontwijken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 26 november 2018, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Onderzoekslocatie: [straatnaam] te Drachten. De deur van de meterkast is in de gang aan de rechterzijde gesitueerd. Ik zag een klein indrukspoor in deze deur, op een hoogte van ongeveer 180 centimeter. Gelet op de vorm van het indrukspoor, kan dit mogelijk veroorzaakt zijn door een puntig voorwerp zoals een mes.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 november 2018 (p.64 e.v.), opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op 6 november 2018 zagen wij meerdere bloeddruppels op de grond voor de voordeur van [straatnaam] te Drachten liggen. Wij zagen een bloedspoor dat stopte bij [straatnaam].
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverklaring d.d. 7 november 2018, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2]:
Ik woon aan de [straatnaam] te Drachten. Ik was op 6 november 2018 thuis. [verdachte] kwam aanfietsen. Hij ging naar de woning van [getuige 1] (
de rechtbank begrijpt: [getuige 1]). Mijn vriend zei dat [verdachte] was weggegaan en dat hij bloed had aan zijn hand.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 november 2018, opgenomen op pagina 88 e.v., inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb me op 6 november 2018 gesneden.
Overweging
De rechtbank beoordeelt de door de aangever en getuigen afgelegde verklaringen op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dit kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van de hectiek van het gebeuren en emoties door het delict. Het gaat om de algehele indruk die verklaringen geven en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
[slachtoffer 1] heeft - voor zover hier van belang - verklaard dat hij is aangevallen door verdachte terwijl hij met zijn rug tegen de deur van de meterkast stond, en dat verdachte met een voorwerp, waarvan aangever later zag dat het een mes was, in de richting van zijn hoofd heeft gestoken. Als hij niet op tijd was weggesprongen, was hij zeker in zijn hoofd geraakt.
De getuige [getuige 1] heeft bevestigd dat de man dreigend tegenover [slachtoffer 1] stond, een mes uit zijn jas pakte en daarmee uithaalde in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1].
In de deur van de meterkast is een klein indrukspoor waargenomen op een hoogte van ongeveer 180 centimeter. Gelet op de vorm is dit indrukspoor mogelijk veroorzaakt door een puntig voorwerp zoals een mes. Dit indrukspoor past naar het oordeel van de rechtbank bij de verklaringen van aangever en getuige. Daarbij betrekt de rechtbank ook de bloedende wond bij verdachte en het aangetroffen bloedspoor, lopend vanaf de woning waarin aangever verbleef. Wond en bloedspoor passen bij de verklaringen van aangever en getuige omdat het zeer aannemelijk is dat verdachte zijn eigen hand heeft verwond bij het steken in de deur. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan hun verklaringen en gaat daarvan dan ook uit.
Aan verdachte is primair een poging tot doodslag ten laste gelegd. Het geweld zou hebben bestaan uit -kort gezegd- het steken met een mes in de richting van het hoofd en/of het lichaam. Niet is gebleken van vol opzet op de dood.
Voorwaardelijk opzet op de dood is aanwezig indien een verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou overlijden door zijn handeling. Of een gedraging die aanmerkelijke kans in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op korte afstand van aangever een stekende beweging met een mes heeft gemaakt in de richting van diens hoofd. Het mes is terecht gekomen in de deur waarvoor aangever stond, globaal ter hoogte van zijn hoofd.
Het is een feit van algemene bekendheid dat bij een messteek in de richting van het hoofd en (daarmee) ook de hals, de kans op overlijden aanmerkelijk is. Verdachte zal dat ook geweten hebben. Gelet op alle feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat deze messteek een handeling was die naar haar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht was op de dood van aangever, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op die dood heeft aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, zoals onder 1. primair is ten laste gelegd.
Feit 3
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 november 2017, opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018293348, 2018293385, 2018293423, 2018293420, 2018293722 d.d. 21 december 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3]:
Ik doe aangifte van bedreiging door ene [verdachte] uit Drachten. Mijn oma is overleden en mijn ouders zijn haar woning aan het leeg halen. Sommige van de spullen heb ik op een Facebookpagina, een soort weggeefhoek, aangeboden waaronder ook een bank. Ik kreeg via Facebook Messenger reactie van die [verdachte] dat hij de bank wel wilde hebben. Ik heb gereageerd met het bericht dat hij de bank kon ophalen. Er ontstond in het Messenger gesprek een discussie over het halen of brengen van de bank. Omdat we er niet uit kwamen heb ik uiteindelijk aangegeven dat [verdachte] de bank niet meer kreeg omdat het contact zo moeizaam verliep. Daarop kreeg ik allerlei bedreigingen via Messenger. In deze bedreigingen stond onder andere dat hij langs het adres [straatnaam] te Drachten zou langs komen, mij keel zou smoren en een handgranaat in de woning ging gooien. Ook werd ik uitgescholden via de Messenger voor ‘kankerwijf’ en ‘mongool’. Ik was op het moment dat hij de dreigementen stuurde in Twente waar ik woon. Alleen mijn ouders waren wel op het adres [straatnaam]. Ik was bang dat deze [verdachte] mogelijk boos naar mijn ouders zou toegaan, mogelijk iets zou vernielen of zelfs mijn ouders wat aan zou doen. Ik heb dan ook direct mijn ouders gebeld en hen gezegd bij het adres weg te gaan vanwege de bedreigingen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 november 2018, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant, met als bijlage 'screenshots gesprek met [verdachte]':
Ik heb [slachtoffer 3] mijn e-mailadres gedeeld waarna zij mij een screenshot stuurde van het gesprek met [verdachte]. Ik zag op de screenshot een foto taan die hoort bij het Facebookaccount van [verdachte] waarop twee personen zichtbaar zijn. Ik herken ambtshalve op de foto [verdachte] met naast hem zijn vrouw [naam].
Deze screenshot voeg ik als bijlage bij dit proces-verbaal van bevindingen.
Screenshots gesprek met [verdachte]
: ok ga je zo doen ik heb je adres ik ioom straks wel langs met je grote bek
Aangeefster: nee, de politie staat voor je klaar want mijn ouders zijn daar! ik zit op 150 km afstand!
[verdachte]: zal je zien wat ik met jou ga doen ik smoor je dce keel dicht achterlijle mongool dat je er rondloopt
[verdachte]: politie moet ik niet 5 autros stoppen mij niet
[verdachte]: niet gasan ouwehoeren nou vieze bitch
[verdachte]: je weet niet met wie je te maken hebt kijk uit
[verdachte]: eerswt dingen bel+oven en nyu dit alsd sje het zo hebben wilt kun je het
krijgen tot zxo
[verdachte]: sla dit maar iop heb ik schijt aan
[verdachte]: kankerwijf
Aangeefster: het gesprek stopt hier
[verdachte]: dat denk jij
[verdachte]: ik kom straks naar je toe reken daar maar op ik weet waar je woont
[verdachte]: ik heb je nummer ik kan je peilen waar je zit
gooui zxo een handgranaat naar binnen
Overweging
Net als de raadsman stelt de rechtbank vast dat verdachte niet is gehoord over dit feit bij de politie. De rechtbank zal hieraan echter geen gevolg verbinden, omdat verdachte ter zitting al dan niet door middel van zijn gemachtigde advocaat- hierover alsnog een verklaring had kunnen afleggen. Daarvan heeft hij echter geen gebruik willen maken. De rechtbank verwerpt dan ook dit verweer van de raadsman.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte, zoals is ten laste gelegd, onder meer de volgende woorden naar aangeefster heeft verstuurd: 'Ik smoor je de keel dicht'. Naar algemeen taalgebruik en volgens Van Dale betekent 'smoren': iemand doen stikken, de adem beletten. Het versturen van deze tekst levert dan ook naar het oordeel van de rechtbank een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht op.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1. primair, 2., 3., 4., 5. en 6. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 6 november 2018, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 6 november 2018, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, [slachtoffer 2], medewerker van Politie Noord-Nederland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "ik onthoud je kop wel, als ik jou hier tegen kom schiet ik je een kogel door je kop";
3.
hij op 6 november 2018, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, door middels berichtenverkeer heeft toegevoegd de woorden: "ga je zo doen? Ik heb je adres en kom straks wel langs met je grote bek" en :"ik smoor je de keel dicht" en "je weet niet met wie je te maken hebt, kijk uit";
4.
hij op of omstreeks 6 november 2018, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, opzettelijk beledigend ambtenaren van Politie Noord-Nederland, te weten [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening als opsporingsambtenaar van Politie Noord-Nederland in hun tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankermongolen" en "nazikop";
5.
hij op 6 november 2018, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4], beiden ambtenaar van politie Noord-Nederland, heeft bedreigd met zware mishandeling, door tegen die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 4] te roepen "ik trap jullie kapot";
6.
hij op 6 november 2018, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, zich met geweld, heeft verzet tegen een aantal ambtenaren van Politie Noord-Nederland, te weten [slachtoffer 4], [slachtoffer 7], [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5], werkzaam in de rechtmatige oefening van hun bediening en belast met de aanhouding van hem, verdachte, door te duwen en te trekken in een andere richting dan waarin genoemde ambtenaren hem wilden bewegen en door te schoppen in de richting van die ambtenaren en door zwaaiende bewegingen te maken met zijn teneinde te voorkomen dat hij geboeid zou worden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair Poging tot doodslag
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
3. Bedreiging met zware mishandeling
4. Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
5. Bedreiging met zware mishandeling;
6. Wederspannigheid.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 500 dagen waarvan 400 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden:
o een meldplicht, zoals geadviseerd door de reclassering;
o opname in het FPK te Assen voor maximaal 12 maanden, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
o meewerken aan een ambulante behandeling na afloop van de klinische behandeling, waarbij hij zich houdt aan de regels van de zorgverlenende instantie en waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn;
o meewerken aan begeleid wonen;
o een drugs- en alcoholverbod.
- een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om een lagere straf op te leggen dan is gevorderd door de officier van justitie. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat er voor feit 1 geen bewezenverklaring kan volgen en dat ten aanzien van feit 3 volstaan dient te worden met schuldigverklaring zonder oplegging van straf (art. 9a Sr). De raadsman heeft verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 7 maart 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door te proberen iemand te steken met een mes. Verdachte hoorde een ruzie tussen twee personen, is daarop afgegaan en heeft zonder geldige reden buitenproportioneel gereageerd door in de richting van het hoofd te steken. Doordat het slachtoffer net op tijd is weggesprongen, heeft hij geen letsel opgelopen. Het slachtoffer heeft onder meer in zijn slachtofferverklaring aangegeven dat hij door het handelen van verdachte behoorlijk angstig is geworden.
Verdachte heeft zich daarnaast verzet tegen zijn aanhouding en tijdens de aanhouding de agenten beledigd en bedreigd. Bij het overbrengen naar een ander politiebureau heeft hij nog een andere agent met de dood bedreigd.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van een vrouw via 'Messenger' van Facebook. Zij had een advertentie op Facebook geplaatst dat een bank gratis afgehaald mocht worden. Tijdens het vele contact tussen het slachtoffer en verdachte bleek het erg moeizaam te zijn om een en ander te realiseren. Op het moment dat het slachtoffer aangaf dat de bank naar iemand anders toe ging, startte verdachte met het bedreigen van het slachtoffer.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het feit dat verdachte veel vaker is veroordeeld voor geweldsmisdrijven en bedreiging en belediging van de politie.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte op elk leefgebied problemen heeft. De reclassering vind het zeer positief dat hij gestart is met diagnostiek en behandeling in de FPK in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Verdachte is op dit moment gemotiveerd om dit ingezette traject voort te zetten en het opvolgen van een aansluitend behandeladvies lijkt dan ook de meest logische stap om het hoge recidiverisico te kunnen beperken. Het advies van de reclassering luidt dan ook om het ingezette traject voort te zetten. De opname bij de FPK duurt maximaal 12 maanden. Verdachte zal hierna, indien dat geïndiceerd is, een ambulante behandeling moeten volgen en zich laten opnemen in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Daarnaast is een drugs- en alcoholverbod geadviseerd.
De reclasseringsmedewerker heeft ter terechtzitting aangegeven dat verdachte zich kan vinden in de geadviseerde voorwaarden, met een aantal kanttekeningen. De reclasseringsmedewerker heeft aangegeven dat ten aanzien van het geadviseerde drugsverbod kan worden volstaan met een verbod van het gebruik van harddrugs.
Alles overwegend acht de rechtbank de vordering van de officier van justitie passend en oplegging van de geëiste straf geboden. De rechtbank zal dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest opleggen (volgens de berekening van de rechtbank 101 dagen) en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 400 dagen met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank zal daaraan de gevorderde bijzondere voorwaarden koppelen, echter met uitzondering van het gedeelte dat ziet op het innemen van medicijnen en een eventuele kortdurende klinische opname tijdens de ambulante fase, omdat een beslissing over dergelijke inbreuken op het lichaam en op de vrijheid is voorbehouden aan de rechter.
Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf op voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 529,95, bestaande uit € 129,95 materiële schade en € 400 immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de gehele vordering gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op zijn pleidooi tot vrijspraak van het onder 1. ten laste gelegde.
Subsidiair heeft hij zich ten aanzien van de immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en verzocht de vergoeding van de jas af te wijzen, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade aan de jas heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van feit 1. primair. Ditzelfde geldt voor de gestelde immateriële schade. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door de raadsman is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 november 2018.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 180, 266, 267, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. primair, 2., 3,. 4., 5. en 6. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 501 dagen

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 400 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en zich ook niet anderszins zal misdragen;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Verslavingszorg
Noord Nederland en hierna zolang en frequent de reclassering dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde voor maximaal de eerste 12 maanden van de proeftijd verblijft in de Forensische Polikliniek te Assen, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Wanneer de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. dat veroordeelde, indien geïndiceerd, zich aansluitend op de klinische opname ambulant laat behandelen door een nog nader aan te wijzen instelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
4. dat veroordeelde, indien geïndiceerd, zich aansluitend op de klinische opname laat opnemen in een nog nader aan te wijzen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Het verblijft duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
5. dat veroordeelde geen harddrugs gebruikt en meewerkt aan controles op dit verbod. De reclassering bepaalt hoe (ademtest, urinetest of bloedtest) en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
6. dat veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt hoe (ademtest, urinetest of bloedtest) en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van 18/720386-18, feit 1:
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 529,95(zegge: vijfhonderdnegenentwintig euro en vijfennegentig eurocent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 529,95 (zegge: vijfhonderdnegenentwintig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 129,95 aan materiële schade en € 400,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Bunk, voorzitter, mr. K. Post en mr. H.G. Punt, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 maart 2019.