ECLI:NL:RBNNE:2019:1164

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
25 maart 2019
Zaaknummer
18.930053-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van grote hoeveelheden hennep met betrekking tot criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de verkoop, uitvoering en het in bezit hebben van grote hoeveelheden hennep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. De zaak kwam voort uit een uitgebreid onderzoek naar een criminele organisatie die zich bezighield met de hennephandel. De verdachte was betrokken bij meerdere transacties waarbij aanzienlijke hoeveelheden hennep werden verkocht aan undercover agenten. De rechtbank heeft de verweren van de verdediging, die stelden dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk was vanwege vormverzuimen, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de inzet van undercover operaties, zoals pseudo-kopen, gerechtvaardigd was en dat er geen sprake was van schending van het Tallon-criterium. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een leidende rol had binnen de organisatie en dat de omvang van de hennephandel aanzienlijk was, met meer dan 130 kilo hennep die betrokken was bij de transacties. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een vermindering van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930053-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 maart 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,
wonende [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 juni 2014, 27 september 2016, 30 januari 2018, 17 januari 2019, 26 februari 2019 en 12 maart 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K. Canatan, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 oktober 2013 in de gemeente Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, althans aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 10 kilogram, althans een grote hoeveelheid, hennep, zijnde hennep een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op of omstreeks 30 januari 2014 in de gemeente Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, althans aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 9 kilogram, althans een grote hoeveelheid, hennep, zijnde hennep een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 3 maart 2014 tot en met 4 maart 2014 in de gemeente Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meet anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en/of verstrekt een hoeveelheid van ongeveer 53 kilogram, althans een grote hoeveelheid, hennep, zijnde hennep een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 3 maart 2014 tot en met 4 maart 2014 in de gemeente Assen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk te verkopen, af te leveren en/of te verstrekken een hoeveelheid van ongeveer 53 kilogram, althans een grote hoeveelheid, hennep, zijnde hennep een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, met een of meer van zijn mededaders, althans alleen,
- bezig is geweest 53 kilogram, althans een grote hoeveelheid, hennep te verzamelen/bij elkaar te krijgen en/of
- een voertuig waarmee die hennep vervoerd zou kunnen worden naar de ontvanger heeft
geregeld/klaargezet en/of
- een of meer koeriers die die hennep zou(den) kunnen vervoeren naar de ontvanger heeft
geregeld en/of
- dat voertuig heeft beladen met een hoeveelheid hennep,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien ook ter zake van het laatst vermelde geen veroordeling mocht volgen,
ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 3 maart 2014 tot en met 4 maart 2014 in de gemeente Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 53 kilogram, althans een grote hoeveelheid, hennep, zijnde hennep een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4.
hij op of omstreeks 4 maart 2014 in de gemeente Assen, aan de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van ongeveer 15.991 kilogram, althans een grote hoeveelheid, hennep en/of
- een hoeveelheid van ongeveer 441 gram, althans een grote hoeveelheid, hasjiesj,
zijnde hennep en/of hasjiesj (een) middel(en) in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
5.
A.
hij op of omstreeks 3 februari 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht in de zin van artikel 1 van de Opiumwet, namelijk naar de Bondsrepubliek Duitsland heeft gebracht, een grote hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel in de zin van artikel 1
van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
en/of
B.
hij op of omstreeks 3 februari 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of aanwezig gehad een grote hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de feiten 1 tot en met 4 op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat er sprake is van vormverzuimen in het WOD-traject. In het bijzonder is het Tallon-criterium geschonden. Voorts is een bevel stelselmatige informatie-inwinning afgegeven terwijl op enig moment een bevel infiltratie vereist was en voldoen de bevelen daarnaast niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Naar het standpunt van de raadsman had een bevel infiltratie moeten worden afgegeven op het moment dat werd overgegaan tot het doen van pseudo-kopen. De betreffende WOD-ers gingen immers over tot het aankopen van hennep en lieten de aangekochte hennep door koeriers ophalen. Daarmee hebben de WOD-ers deelgenomen aan strafbare feiten en had een bevel infiltratie moeten worden afgegeven.
Door meer dan één pseudo-koop te doen en dat met deze grote hoeveelheden, is gehandeld in strijd met proportionaliteit en subsidiariteit. Bovendien is niet gebleken dat met klassiek rechercheren niet hetzelfde bewijs kon worden vergaard.
Door de raadsman is voorts aangevoerd dat sprake is van schending van het Tallon-criterium. Door middel van de pseudo-koopactie werd verdachte uitgelokt tot het plegen van strafbare feiten die hij anders niet zou hebben gepleegd. Op deze wijze is verdachte gebracht tot het begaan van strafbare feiten -waarvoor hij wordt vervolgd- terwijl zijn voornemen daar niet op was gericht. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de strafbare feiten ook zouden zijn gepleegd zonder de interventie van de overheid.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van vormverzuimen zoals door de raadsman is gesteld.
Er is geen sprake van infiltratie geweest. De WOD-ers hebben niet meegewerkt aan het criminele samenwerkingsverband waarvan verdachte deel uit maakte en zij hebben binnen die organisatie niet geopereerd of willen opereren. De pseudo-kopen hadden tot doel om het criminele samenwerkingsverband te stoppen. De ernst van de verdenking dat het criminele samenwerkingsverband zich bezig hield met de totale keten van de hennepteelt en het belang van de samenleving bij het stoppen van de strafbare gedragingen, maken dat het Openbaar Ministerie in redelijkheid het middel pseudo-koop kon inzetten. Bovendien had de inbreuk een zakelijk karakter en was die niet gericht op de persoonlijke levenssfeer van verdachte.
De noodzaak om meer dan één pseudo-koop te doen lag in de omstandigheid dat inzicht moest worden verkregen of verdachte inderdaad grote hoeveelheden hennep kon leveren en ook om zicht te krijgen op de uitvoer van hennep naar Duitsland in verband met een Duits onderzoek naar de export van hennep door het criminele samenwerkingsverband.
Naar het standpunt van de officier van justitie is daarmee voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Er is niet in strijd met het Tallon-criterium gehandeld. Verdachte is niet gebracht tot het begaan van strafbare feiten door de inzet van het middel pseudo-koop. Uit het dossier blijkt voldoende dat verdachte zich al met de totale keten van de hennepteelt bezighield voordat het bevel pseudo-koop was afgegeven. Ook blijkt uit het dossier niet dat verdachte zonder de inzet van het middel pseudo-koop niet soortgelijke feiten zou hebben gepleegd, temeer nu verdachte na de eerste pseudo-koop opnieuw is overgegaan tot het verkopen van hennep aan de WOD-ers.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt de raadsman niet in de gevoerde verweren en overweegt daartoe het volgende.
Uit het startproces-verbaal (AH-004) blijkt de verdenking dat gedurende het voorbereidende onderzoek, dat in 2012 is gestart, het criminele samenwerkingsverband (CSV) rondom de [achternaam familie verdachte] in de totale keten van de hennepteelt actief is. Dit strekt zich uit tot het telen van hennep, het aanleveren van hennepstekken en het opkopen van geoogste hennep en het verhandelen van hennep. De growshop [naam bedrijf] , die op naam van verdachte [verdachte] staat, is met betrekking tot deze activiteiten de centrale spil.
Het voorbereidende onderzoek start met CIE informatie van maart 2012 waaruit blijkt dat in de vestiging van [naam bedrijf] in Assen wekelijks door meerdere personen tientallen kilo’s weed worden aangeboden. De aangeboden hennep wordt vrijwel direct weer verhandeld door medewerkers van [naam bedrijf] .
In september 2012 ontvangt de politie een MMA melding dat de gebroeders [achternaam familie verdachte] wekelijks marihuana naar Duitsland exporteren,50 à 60 kilogram, zeker 2 à 3 keer per week.
Uit het voorbereidende onderzoek ontstaat de verdenking dat het CSV zich schuldig maakt aan overtreding van de Opiumwet waarna begin 2013 een opsporingsonderzoek wordt gestart naar de gebroeders [achternaam familie verdachte] waaronder [verdachte] en [medeverdachte 1] .
Dat onderzoek richt zich aanvankelijk op het in kaart brengen van eventuele geldstromen, financiële transacties, vermogensposities en uitgavenpatronen waarbij gebruik is gemaakt van stelselmatige informatie inwinning die mede tot doel had bewijsgaring ten aanzien van de verdachten. Dit traject heeft geduurd van april 2013 tot en met maart 2014. In deze periode is veel informatie verkregen over de omvang van de hennephandel en de werkwijze van het CSV. Tevens werd verklaard over de omvang en de export van hennep naar Duitsland.
Op 16 oktober 2013 vindt een vertrouwensaankoop plaats waarbij door WOD-ers 10 kilo hennep wordt gekocht van verdachte [verdachte] . Bij deze aankoop waren aanwezig [verdachte] , [naam 1] , [naam 2] en [medeverdachte 3] . De overdracht van de hennep vond plaats in de loods die eigendom is van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] was aanwezig bij de transactie en pleegde zelf ook handelingen.
De rechtbank leidt uit het handelen van de WOD-ers -zoals dat is verwoord in de door hen opgemaakte processen-verbaal- niet af dat het aankopen van de hennep moet worden gezien als infiltratie. De concrete opdracht van de WOD-ers beperkte zich tot het aankopen van hennep van verdachte en zijn medeverdachten. Daarmee hebben de WOD-ers geen handelingen verricht binnen de organisatie waarvan verdachte deel uitmaakte noch zijn zij daarmee onderdeel geweest van het CSV van de [achternaam familie verdachte] . Een bevel infiltratie had dan ook niet hoeven te worden afgegeven.
Dat geldt ook voor de pseudo-aankoop die is gedaan op 30 januari 2014 waarbij 9 kilo hennep is aangekocht van onder andere [verdachte] .
Dat er meerdere pseudo-kopen zijn geweest maakt niet dat sprake is geweest van infiltratie omdat de tweede en de derde aankoop er op waren gericht om de betrokken personen van het CSV te kunnen aanhouden.
Verdachte heeft eigener beweging meegewerkt aan het tot stand laten komen van twee pseudo-kopen hetgeen de stelling van de raadsman weerspreekt dat in strijd met het Tallon-criterium is gehandeld. De pseudo-kopen bevestigen de bevindingen in het voorbereidend onderzoek dat het CSV zich bezighield met hennephandel waarbij grote hoeveelheden konden worden afgenomen. Ook na de twee pseudo-aankopen ging het CSV door met het verhandelen van grote hoeveelheden hennep gelet op de uitvoer van hennep naar Duisland die heeft plaatsgevonden begin februari 2014. Bij deze uitvoer waren geen WOD-ers betrokken.
Verdachte is dan ook niet gebracht tot het begaan van strafbare feiten door de inzet van het middel pseudo-koop. Het voornemen van verdachte en diens medeverdachten was steeds gericht op het verkopen van hoeveelheden hennep. Verdachte heeft ook zelf voorgesteld de WOD-ers van telefoons te voorzien waarmee met verdachte gecommuniceerd kon worden over toekomstige aankoop van hoeveelheden hennep.
De rechtbank is voorts van oordeel dat door de inzet van het middel pseudo-koop niet gezegd kan worden dat niet voldaan is aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het middel is door het Openbaar Ministerie ingezet met het uiteindelijke doel de activiteiten van het CSV te stoppen dat gedurende langere tijd actief was in de (gehele keten van de) hennephandel. Bovendien had het middel een zakelijk karakter en is de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte beperkt gebleven.
De rechtbank verwerpt derhalve de gevoerde verweren.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie een bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 A en B gevorderd en vrijspraak van feit 3 primair omdat de feitelijke levering en betaling van de hennep niet heeft plaats-gevonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat de verdachte ter zake van het onder 4 en 5 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. In verband met de gevoerde verweren met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3 zou voor deze feiten eveneens vrijspraak moeten volgen op grond van bewijsuitsluiting.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 A en B ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie worden vrijgesproken van het onder 3 primair ten laste gelegde.
Uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate dat verdachte de bewezen geachte feiten heeft medegepleegd met anderen omdat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking. De in de bewijsmiddelen genoemde personen hadden elk een wezenlijke rol om de verkoop/export van hennep mogelijk te kunnen maken.
Bewijsuitsluiting zoals door de raadsman is bepleit kan uitsluitend aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen en komt in aanmerking indien door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan geen sprake.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgenomen bewijsmiddelen zijn naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate aan de verdachte voorgehouden. De rechtbank heeft bij de bespreking van de feiten frequent aan de verdediging gevraagd of de stukken in voldoende mate zijn voorgehouden. Naar het oordeel van de rechtbank is er, anders dan de raadsman meent, geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 301 lid 4 Wetboek van Strafvordering.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van d.d. 16 oktober 2013, opgenomen op pagina 5915 e.v. van het dossier Palmlori van Politie Dienst Landelijke Operationele Samenwerking i.o. d.d. 6 augustus 2014, inhoudende de bevindingen van Stelselmatige Informatie Inwinner [nummer] .
Op woensdag 16 oktober 2013 bevonden [nummer] en ik ons op het parkeerterrein van [straatnaam] te Assen. Aldaar sprak ik de mij bekende [medeverdachte 2] aan, die in opening stond van zijn bedrijfshal.
Ik deelde [medeverdachte 2] mede dat wij naar de growshop gingen. Nadat wij de growshop binnen waren gegaan via de geopende roldeur, zag ik door het raam van de kantoorruimte de mij bekende zoon van [verdachte] , [naam 3] genaamd, staan. Direct daarop zag ik dat [verdachte] uit de kantoorruimte gelopen kwam en ons begroette.
Bij [verdachte] , [nummer] en mij, vervoegde zich [naam 3] . Ook hij begroette ons.
Na plaats te hebben genomen aan de tafel, vond er een gesprek plaats tussen ons vieren
Na een sociaal gesprek vroeg [nummer] aan [verdachte] of hij zaken kon doen, zoals besproken in het gesprek van 17 september 2013. Ik hoorde dat [verdachte] hierop bevestigend antwoordde en vroeg hoeveel [nummer] wilde hebben. Daarop antwoordde [nummer] , dat hij 10 kg wilde hebben. Vervolgens hoorde ik [verdachte] vragen in welke samenstelling [nummer] het wilde hebben, waarop [nummer] antwoordde dat hij 5 om 5 kg wilde hebben, zoals [verdachte] hem geadviseerd had. ”Dus 5 kg goede kwaliteit en 5 kg mindere kwaliteit,” hoorde ik [verdachte] zeggen.
Daarop hoorde ik [verdachte] zeggen dat de prijs wel veranderd was. Dit kwam volgens zowel [verdachte] als [naam 3] door de Engelsen, die bijna alles gekocht hadden. [verdachte] voegde er nog aan toe dat ook de Fransen veel in Nederland kochten.
[naam 3] vertelde dat het goed mogelijk was dat de prijs over enige weken weer zou kunnen dalen, doch zeker weten kon je dat nooit.
Uiteindelijk kwamen [verdachte] en [nummer] een prijs overeen van 5500 euro per kg voor de betere kwaliteit en 4400 euro per kg voor de mindere kwaliteit. Het totaal bedrag dat er voor de 10 kg betaald diende te worden, was 49.500 euro. Hierna verliet [naam 3] de ruimte waarin wij zaten.
Nadat [nummer] had aangegeven dat levering op donderdag voor hem zeer moeilijk zou worden daar hij de koeriers voor vandaag geregeld had en hem dat veel geld gekost had, stelde [verdachte] voor de levering om 19.00 uur te laten plaatsvinden bij [medeverdachte 2] . De koeriers van [nummer] konden dan het spul bij [medeverdachte 2] ophalen. Hij zou er voor zorgen dat de 5 kg betere kwaliteit er zou zijn, daar konden wij op rekenen. Daar het [nummer] en mij niet direct duidelijk was, waar [verdachte] op het moment van de levering zou zijn, vertelde [verdachte] ter verduidelijking dat hij zelf ook bij [medeverdachte 2] zou zijn.
Daarop stelde [verdachte] voor dat hij dan om 19.00 uur in de growshop zou zijn en [nummer] en ik daar naar toe zouden komen. De koeriers konden dan bij [medeverdachte 2] de kwaliteit zien van het spul en indien deze in orde was, kon [nummer] [verdachte] betalen.
Nadat [verdachte] en [nummer] zich beider konden vinden in dit plan, hoorde ik [verdachte] zeggen dat hij mensen zou gaan bellen om het spul te brengen, daar hij het niet zelf zou gaan halen.
Omstreeks 19.00 uur, begaven [nummer] en ik, ons wederom naar de growshop gevestigd aan de [straatnaam] te Assen.
Nadat [nummer] aan [verdachte] gevraagd had of het spul er was en [verdachte] bevestigend antwoordde, belde [nummer] met [nummer] en deelde hem mede dat hij naar [medeverdachte 2] kon gaan.
Na enige tijd ontving [nummer] een telefoontje dat de kwaliteit van de hennep goed was. Daarop zei [nummer] tegen [verdachte] dat alles in orde was en vroeg aan [verdachte] of hij mee naar buiten ging om het geld te overhandigen. Ik zag echter dat [verdachte] zeer gedecideerd zei dat het geld in de kantoorruimte overhandigd diende te worden.
[nummer] is daarop naar buiten gelopen om het geld te gaan halen. Na terugkomst overhandigde [nummer] de envelop met geld aan [verdachte] . [verdachte] gaf het geld aan [naam 3] om het te tellen. Ik zag dat [naam 3] naar een geldtelmachine liep, welke op een lage kast bij de toegangsdeur van de kantoorruimte stond. Daar het [naam 3] niet lukte het geld te laten tellen, volgens zijn zeggen waren de biljetten van 200 euro te groot, zag ik dat [verdachte] opstond en [naam 3] assisteerde. Voor [verdachte] was het geen probleem en het geld was in zeer korte tijd geteld. Het bedrag was 49.500 euro, zoals afgesproken. Daarop zag ik dat [verdachte] zijn telefoon pakte, naar iemand belde en iets vermoedelijk in het Turks zei.
Ik hoorde [verdachte] daarop zeggen dat het voor de volgende keren, beter was als ik een sms-bericht zou sturen. “Stuur een sms wanneer je komt,” hoorde ik [verdachte] zeggen. “Kom overdag en niet ‘s avonds want dan is het hier rustiger en heeft de politie het eerder door,” voegde [verdachte] er aan toe.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van d.d. 16 oktober 2013, opgenomen op pagina 5929 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de bevindingen van Stelselmatige Informatie Inwinner [nummer] .
Omstreeks 19:00 uur kreeg [nummer] een telefoontje dat we moesten komen. We reden toen naar het object [straatnaam] in Assen.
We stapten uit en bij de voorste loods ging rechts een zijdeur open, in de deuropening verscheen een mannelijke persoon die ons wenkte.
Opmerking: het betrof hier de heer [medeverdachte 2] , geb. [geboortedatum] 1943 in [geboorteplaats] , die mij later op een foto werd getoond.
We begroetten elkaar met een simpel “Hallo” en liepen samen de loods in.
In de buurt van de roldeur stond nog iemand die we ook met een kort “Hallo” begroetten, maar deze bemoeide zich in eerste instantie niet met het gebeuren.
Opmerking: aan de hand van de mij na de inzet voorgelegde foto’s betrof het hier de heer [naam 2] , geb. [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] .
[medeverdachte 2] liep toen, gezien vanaf onze positie, naar achter de camper (links van de camper) en haalde een flinke sporttas tevoorschijn die kennelijk tussen camper en wand op de grond had gestaan en zette die in de loods vlak bij de roldeur op de grond.
We liepen naar de tas en keken erin. Er waren plastic zakken met schermbloemige planten te zien. [nummer] greep in de tas en controleerde of zulke zakken ook tot op de bodem van de tas zaten. Hij stelde daarbij vast dat ook pakketjes in aluminiumzakken in de tas zaten. [nummer] vroeg daarop [medeverdachte 2] of het hier twee verschillende kwaliteiten betrof.
[medeverdachte 2] keek daarop naar [naam 2] . Daarop vroeg [nummer] nogmaals aan [naam 2] of het hier twee verschillende kwaliteiten betrof, wat deze vervolgens mondeling in gebroken Engels bevestigde.
[nummer] belde daarop [nummer] en deelde hem mee dat de waar was aangekomen.
[medeverdachte 2] vond in het verdere verloop het inladen van de tas in de personenwagen buiten de garage een slecht idee en hij stelde voor dat ik met de personenwagen achteruit de roldeur(opening) binnenreed. Daarop deed hij de deur open, en ik reed achteruit half de garage in.
Even later zag ik door de geopende roldeur dat [nummer] langs de loods in de richting van zijn personenwagen liep.
Enkele minuten later kreeg [naam 2] een telefoontje en hij gaf vervolgens de tas voor [nummer] vrij. Wij stopten de tas daarna in de kofferbak van de personenauto en reden omstreeks 19:20 uur weer weg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van d.d. 12 december 2013, opgenomen op pagina 5991 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de bevindingen van Stelselmatige Informatie Inwinner [nummer] .
Op dinsdag 10 december 2013 bevond ik mij tezamen met [nummer] in de growshop, gevestigd aan de [straatnaam] te Assen. Na onze binnenkomst werden wij begroet door de mij reeds bekende [naam 3] . Direct daarop zag ik dat [verdachte] op ons afgelopen kwam.
Ik hoorde dat [verdachte] zei dat wij alvast naar de woning van [medeverdachte 2] moesten gaan en dat hij er ook aan kwam.
[medeverdachte 2] nodigde ons uit binnen te komen en plaats te nemen in het zitgedeelte van de woonkamer. Enkele minuten later voegde [verdachte] zich bij ons en vond er een gesprek tussen ons vieren plaats.
Vervolgens kwam het gesprek terecht op een volgende afname van wiet door [nummer] .
[verdachte] vertelde dat hij elke hoeveelheid leveren kon, welke [nummer] wilde afnemen. [nummer] moest maar zeggen hoeveel en met welke frequentie hij wilde afnemen. Indien er echter een grotere hoeveelheid afgenomen zou worden, diende [verdachte] dit minimaal 4 dagen van te voren te weten. Ook wilde [verdachte] bij een maandelijkse afname weten in welk deel van de maand dit zou gebeuren, daar hij ook rekening diende te houden met andere reeds bestaande afnemers. Dit had er volgens [verdachte] mee te maken dat hij niet altijd grotere hoeveelheden bij de growshop op voorraad had en hij dit dan eerst van andere plaatsen vandaan diende te halen.
[verdachte] herhaalde nogmaals dat [nummer] maar moest zeggen hoeveel hij af wilde nemen, waarop [nummer] aan [verdachte] vroeg of het eerdere door [verdachte] gedane aanbod van maandelijkse afname van 50 kilogram wiet nog gold. Ik hoorde dat [verdachte] antwoordde dat dit geen probleem was. Tevens hoorde ik dat [medeverdachte 2] dit bevestigde.
[verdachte] vervolgde dat ook een maandelijkse afname van 100 kilogram wiet ook mogelijk was, doch dit diende dan in twee etappes van elk 50 kilogram te geschieden.
[verdachte] vervolgde dat bij een maandelijkse afname van 50 kilogram wiet, er vooraf een borg betaald diende te worden van 20.000 euro. Dit bedrag kon bij [medeverdachte 2] afgegeven worden.
Opvallend was dat ik hoorde en zag dat [medeverdachte 2] zich enkele malen in de onderhandelingen tussen [verdachte] en [nummer] mengde en wel in die zin dat hij [verdachte] “stuurde”. Ik hoorde hem namelijk zeggen dat hij begreep dat [nummer] vooraf geen borg zou betalen zonder daar iets voor terug te krijgen en dat vertrouwen van twee zijden diende te komen.
Met betrekking tot de vorige afname van wiet door [nummer] , vertelde [verdachte] nog dat het bij elkaar krijgen van de 10 kilogram wiet slechts een kwestie was geweest van het plegen van enkele telefoontjes.
Ook vertelde [medeverdachte 2] dat hij maandelijks 4 keer voor [verdachte] geld ging ophalen in Duitsland. Hierbij hoorde ook Hamburg, alwaar hij 100.000 euro ophaalde. Voor elke koeriersrit ontving hij 300 tot 400 euro. Meestal was er vooraf reeds wiet geleverd door [verdachte] , zo vertelde [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 2] vertelde dat de levering van grotere hoeveelheden wiet niet vanuit growshop geschiedde. Dit was te link. Ik hoorde hem zeggen dat de politie alles meekeek via Google Earth en dat er daarom gekozen was om de levering elders te doen. Vaak ook buiten Assen, zo zei hij.
[medeverdachte 2] vertelde ook dat het geld dat er verdiend werd in de growshop, vooral verdiend werd met de wiethandel. Ik hoorde hem zeggen dat de verdiensten van de producten uit de growshop enkele maanden geleden nog minimaal waren geweest.
Volgens zeggen van [medeverdachte 2] was de hoeveelheid van 50 kilogram die [nummer] maandelijks zou gaan afnemen, gelijk aan de huidige wekelijkse omzet in de growshop.
Ten aanzien van de wiet die ingekocht werd door de growshop en in de afgesloten ruimte in de bedrijfshal van [medeverdachte 2] bewaard en gesorteerd werd, wist [medeverdachte 2] te vertellen dat [verdachte] het geld uitbetaalde aan de leveranciers. Andere medewerkers van de growshop, waartoe volgens [medeverdachte 2] nog meerdere telers behoorden dan die [nummer] en ik reeds gezien hadden, sorteerden en wogen de binnengebrachte wiet.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van d.d. 10 december 2013, opgenomen op pagina 6000 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de bevindingen van Stelselmatige Informatie Inwinner [nummer] .
[verdachte] vroeg me nu wat ik mij bij een grote hoeveelheid eigenlijk voorstelde. Ik antwoordde daarop dat hij bij een van onze eerdere ontmoetingen had verteld dat 50 tot 100 kilo geen probleem voor hem zou zijn. Ik vroeg gericht of dat nog steeds gold. Hij knikte en zei: “Ja, dat is geen probleem. ”Hij wilde, zei hij, echter bij 50 kilo 20.000 euro als voorschot hebben en bij 100 kilo de helft van de totale som.
Er brandde nu een discussie los over het voorschot van 20.000 euro en er werden van beide kanten verschillende voorstellen gedaan. [verdachte] stelde voor de 20.000 euro bij [medeverdachte 2] te deponeren dat was voor beide kanten veilig.
Hij vroeg nog wanneer de transactie afgewikkeld moest worden. Ik verklaarde hierover dat ik vóór de transactie met de 50 kilo graag een kleinere transactie wilde doen om te testen of de door mij geplande transportmethode veilig was.
[verdachte] vertelde ons ook dat hij na drie uitgevoerde transacties geen voorschot meer nodig had omdat hij zijn geld dan al had verdiend.
Hij vroeg nog wanneer de transactie afgewikkeld moest worden. Ik verklaarde hierover dat ik voor de transactie met de 50 kilo graag een kleinere transactie wilde doen om te testen of de door mij geplande transportmethode veilig was. [verdachte] antwoordde dat dit een goed idee was.
We werden het eens om de testtransactie in januari uit te voeren.
[verdachte] zei dat één of twee keer per maand (telkens 50 kilo) geen probleem was.
[medeverdachte 2] vertelde dat hij [verdachte] sinds de jaren tachtig kende en hem met zijn financiële hulp eigenlijk de mogelijkheid had geboden om in te stappen in de growshop. Hij had sindsdien ook altijd van [verdachte] transacties geprofiteerd, en [verdachte] had evenzeer van hem ( [medeverdachte 2] ) geprofiteerd. [medeverdachte 2] vertelde dat hij vroeger 50 procent van de winst van [verdachte] had gekregen, later nog maar 10 procent.
Op de vraag hoe het geld allemaal werd verdiend, antwoordde [medeverdachte 2] dat dat altijd al met de waar (de marihuana) was, met de growshop was niet veel verdiend.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van d.d. 31 januari 2014, opgenomen op pagina 6016 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de bevindingen van Stelselmatige Informatie Inwinner [nummer] .
Op donderdag 30 januari 2014 omstreeks 11.15 uur, bevonden [nummer] en ik ons bij de woning van [medeverdachte 2] , [straatnaam] te Assen. [medeverdachte 2] stond buiten en begroette ons.
Ik hoorde [medeverdachte 2] zeggen dat hij [verdachte] al gebeld had en dat hij zo zou komen.
Omstreeks 11.45 uur zag ik dat [verdachte] de woonkamer binnenkwam en zich bij ons voegde.
Uiteindelijk kwamen [verdachte] en [nummer] overeen dat er 5 kg van de hees en 5 kg van de andere soort geleverd zou worden, voor een bedrag van 50.000 euro.
Nadat [verdachte] medegedeeld had dat over een uurtje alles klaar zou staan, verliet hij de woning van [medeverdachte 2] .
Even later werd er aangebeld en kwam [verdachte] weer terug. Ik hoorde hem zeggen dat zijn broer [medeverdachte 1] alle andere soort wiet verkocht had, doch dat hij nu 16 a 17 kg hees had. De hees lag reeds klaar, zo hoorde ik [verdachte] zeggen.
[nummer] en [verdachte] kwamen overeen dat er 9 kg hees geleverd zou worden. Hiervoor diende 49.500 euro betaald te worden. [verdachte] deelde ook mede dat de vervoerders konden komen om de hees mee te nemen. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat zij, net zoals de vorige keer, de hees konden ophalen in de bedrijfshal van [medeverdachte 2] . Hun auto konden zij weer achteruit de bedrijfshal inrijden, voegde [verdachte] er aan toe.
Vervolgens hoorde ik [verdachte] tegen [medeverdachte 2] zeggen dat hij even met hem mee moest lopen.
Nadat [nummer] aan [verdachte] een envelop overhandigd had met daarin een hoeveelheid bankbiljetten, begon [verdachte] het geld te tellen. Nadat [medeverdachte 2] de woonkamer weer betreden had, vroeg [verdachte] aan [medeverdachte 2] hem te helpen bij het geld tellen. [medeverdachte 2] voldeed aan dit verzoek.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van d.d. 30 januari 2014, opgenomen op pagina 6025 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de bevindingen van Stelselmatige Informatie Inwinner [nummer] .
Even later voegde [verdachte] zich weer bij ons in de woonkamer om ons mede te delen dat hij nu toch over elke gewenste hoeveelheid “Haze” beschikte. We zouden er ook 17 kilo van kunnen krijgen. We antwoordden dat we slechts 50.000 euro bij ons hadden en om die reden 9 kilo voor 49.500 euro zouden meenemen. Hij verklaarde zich er direct mee akkoord en verliet de kamer weer om de waar in gereedheid te brengen en te verpakken. Ik informeerde in de tussentijd de transporteurs, die even later op het erf van het gebouw arriveerden. Ze reden naar de loods van [medeverdachte 2] , waar deze hen even later begroette. [medeverdachte 2] verscheen even later nog een keer in de woonkamer, waar inmiddels alleen politionele informatie-inwinner [nummer] en ik wachtten om te vragen hoeveel kilo’s hij nu eigenlijk moest overdragen. We vertelden hem dat het de afgesproken 9 kilo betrof.
De mensen met de transportvoertuigen verlieten het erf terwijl ik naar buiten liep om het geld te halen. Ik overhandigde [verdachte] de bundel bankbiljetten van 50.000 euro, verdeeld in briefjes van 200 en 100 euro. [verdachte] opende de bundel en begon met de hand te tellen.
Inmiddels was ook [medeverdachte 2] weer bij ons komen zitten. Hij glimlachte en zei dat het er goed uitzag. [verdachte] vroeg hem of hij hem misschien wilde helpen met tellen. Daarop pakte [medeverdachte 2] ook een stapel biljetten en begon te tellen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van d.d. 30 januari 2014, opgenomen op pagina 6025 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de bevindingen van Stelselmatige Informatie Inwinner [nummer] .
Hij wees naar een grote zwarte tas die sterk naar marihuana rook. Ik vroeg hem of hij een weegschaal had en hoeveel er in de tas zat. [medeverdachte 2] antwoordde dat hij moest vragen hoeveel er in de tas zat. Ook zou hij om een weegschaal vragen.
In de tas zaten 5 gesealde zwarte plastic zakken met een verschillend gewicht. Ik opende een van de zwarte zakken. Hierin zaten twee doorzichtige cellofaanzakken, eveneens geseald en gevuld met marihuanatoppen. Deze maakte ik niet open.
Even later kwam [medeverdachte 2] terug. Hij zei tegen mij dat het 9 kilo was, maar dat hij geen weegschaal had. lk antwoordde daarop dat ik hem wat het gewicht betreft zou vertrouwen. Daarop laadde ik de tas met de marihuana in de bestelwagen van [nummer] in.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van d.d. 11 februari 2014, opgenomen op pagina 6025 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de bevindingen van Stelselmatige Informatie Inwinner [nummer] .
[nummer] vroeg aan [verdachte] of hij nog steeds zaken met hem wilde doen, waarop ik
[verdachte] volmondig hoorde zeggen: “Ja, natuurlijk.”
Nadat [nummer] had aangegeven op 3 en 4 maart 2014 de wiet te willen afnemen en [verdachte] met deze data instemde, gaf [nummer] aan een grote hoeveelheid te willen afnemen.
[verdachte] en [nummer] kwamen overeen dat er minimaal 50 kg wiet geleverd/afgenomen zou worden, doch dat [nummer] geld mee zou nemen voor eventuele afname van maximaal 80 kilogram wiet. [verdachte] gaf aan dat hij op 4 maart pas kon zeggen hoeveel kilogram wiet hij leveren kon, daar hij tot op het laatste moment nog wiet aangeleverd kon krijgen. [nummer] kon er vanuit gaan dat er zeker 60 kilogram wiet geleverd zou worden.
Op 3 maart kon [nummer] een transportmiddel in de hal van [medeverdachte 2] achter laten en deze op 4 maart ‘s ochtends weer op komen halen, hoorde ik [verdachte] zeggen. Hij voegde er aan toe dat hij zelf zou op 4 maart om 09.00 uur aanwezig zou zijn, zodat hij exact aan kon geven hoeveel kilogram van welke kwaliteit er geleverd kon worden.
Op de vraag van [nummer] aan [medeverdachte 2] of hij het goed vond dat er een transportmiddel in zijn bedrijfshal werd achtergelaten en de geldoverdracht in zijn woning plaatsvond, hoorde ik [medeverdachte 2] zeggen: “ Natuurlijk is dat goed.”
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2014, opgenomen op pagina 1417 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] .
De verdachten genoemd in dit proces-verbaal zijn door mij verbalisant [verbalisant 1] herkend, dit
betreffen:
[medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] .
Deze zijn herkend van beelden gemaakt in de Opel Vivaro bus voorzien van kenteken [kenteken] welke op 3 maart 2014 door opsporingsambtenaren van de Unit Werken Onderdekmantel is gebracht bij [naam bedrijf] aan de [straatnaam] te Assen.
3 maart 2014
Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte [medeverdachte 2] omstreeks 18:54 uur handschoenen aantrekt. Vervolgens is te zien dat hij in de Opel bus stapt, daarna is te zien dat de Opel bus wordt verplaatst in de loods.
Omstreeks 18:56 uur is te zien dat verdachte [medeverdachte 2] de achterdeuren van de Opel Vivaro opent en dat hij een kist uit de bus pakt, en deze achter de bus op de grond zet.
Omstreeks 19:02 uur loopt verdachte [medeverdachte 2] terug richting de bus, te zien is dat verdachte [medeverdachte 2] weer handschoenen draagt. Achter verdachte [medeverdachte 2] komt verdachte [medeverdachte 1] . Verdachte [medeverdachte 1] draagt een zilver kleurige gevulde zak.
Verdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] lopen naar de achterzijde van de bus. De verdachten komen dan uit de richting van het 'afgetimmerde hok' in de loods van verdachte [medeverdachte 2] .
Omstreeks 19:03 uur is te zien dat verdachte [medeverdachte 3] richting de bus loopt er is te zien dat hij handschoenen aantrekt. Verdachte [medeverdachte 3] loopt ook naar de achterzijde van de bus waar verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] staan. Te zien is dat verdachte [medeverdachte 2] kennelijk de metalen kisten in de bus telt.
Verdachte [medeverdachte 3] komt dan vervolgens omstreeks 19:04 uur weer terug richting de bus, met een grote zwarte tas, welke hij overdraagt aan verdachte [medeverdachte 1] . Verdachte [medeverdachte 1] loopt vervolgens weer naar de achterzijde van de bus, waar hij uit de zwarte tas weer een zilver kleurige gevulde zak haalt, een strijkzak.
Op de beelden is te zien dat vanaf ongeveer 19:05 verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en verdachte [medeverdachte 2] gezamenlijk de metalen kisten uit de Vivaro bus uitladen en dat zij in de kisten gevulde strijkzakken doen.
Omstreeks 19:12 uur wordt er door verdachte [medeverdachte 3] , weer een grote gevulde sporttas gebracht naar de achterzijde van de bus. En omstreeks 19: 13 uur wordt er door verdachte [medeverdachte 1] nog een grote zwarte sporttas naar de achterzijde van de bus gebracht. Vervolgens wordt er verder gegaan met het uitpakken van metalen kisten uit de bus en deze vullen met gevulde strijkzakken, zowel zwarte als zilverkleurige.
Omstreeks 19:23 uur lopen verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] weer even weg in de richting van de loods waarna verdachte [medeverdachte 3] terug komt met een gevulde zwarte strijkzak. Op het moment dat verdachte [medeverdachte 3] terugloopt met de gevulde strijkzak, is verdachte [medeverdachte 2] in de Vivaro bus, waar hij een metalenkist uit haalt en aan verdachte [medeverdachte 3] geeft.
Omstreeks 19:26 uur komt verdachte [medeverdachte 3] weer terug samen met verdachte [medeverdachte 1] . Verdachte [medeverdachte 3] heeft dan weer een gevulde zwarte strijkzak in zijn handen. Aan de achterzijde van de bus staan de gevulde metalen kisten opgestapeld, waarbij het lijkt dat de verdachten overleggen. Dan wordt de strijkzak kennelijk nog in een metalenkist gedaan. Het lijkt erop dat er nog iets geplakt of geschreven wordt op de metalenkist.
Omstreeks 19:29 uur worden er door verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] 11 metalen kisten in de bus gedaan en wordt de bus vervolgens gesloten.
4 maart 2014
Omstreeks 08:48 uur stapt [medeverdachte 2] in de Vivaro bus en wordt deze verplaatst.
Omstreeks 09:19 uur komt verdachte [medeverdachte 2] samen met verdachte [verdachte] de loods binnen.
Door verdachte [medeverdachte 2] wordt vervolgens weer de schuifdeur van de Vivaro bus geopend. Er wordt vervolgens door verdachte [medeverdachte 2] 2 metalen kist uit de Vivaro bus gepakt en op de grond neer gezet. Vervolgens worden er door verdachte [medeverdachte 2] omstreeks 09:20 uur handschoenen gepakt van een rek naast de zijdeur en deze worden aangetrokken. Vervolgens verdwijnen verdachte [medeverdachte 2] en verdachte [verdachte] uitbeeld, Dan verschijnt verdachte [medeverdachte 2] weer in beeld en lijkt er een strijkzak door kennelijk in een van de metalenkisten op de grond te worden gedaan. Dan verschijnt ook verdachte [verdachte] weer in beeld, deze lijkt verdachte [medeverdachte 2] aanwijzingen te geven of iets te vertellen gezien de arm bewegingen die [verdachte] maakt.
Omstreeks 09:21 uur loopt verdachte [medeverdachte 2] weer de loods in, om vervolgens weer terug te komen en nog een metalen kist uit de Vivaro te pakken. Omstreeks 09:22 uur wordt er in deze laatste metalen kist ook een zwarte gevulde strijkzak gedaan door verdachte [medeverdachte 2] . Deze metalen kist wordt door [medeverdachte 2] weer in de Vivaro bus gezet.
Uit het onderzoek gedaan naar de strijkzakken in de metalenkisten (AH-088) is gebleken dat er 14 metalen kisten met strijkzakken waren gevuld en dat in deze strijkzakken totaal 53,98 kilo hennep toppen zaten.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van d.d. 5 maart 2014, opgenomen op pagina 6062 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de bevindingen van Stelselmatige Informatie Inwinner [nummer] .
Op maandag 3 maart 2014, omstreeks 15.50 uur, bevonden [nummer] en ik ons bij de woning van [medeverdachte 2] , [straatnaam] te Assen. Na te hebben aangebeld, opende [medeverdachte 2] de deur van zijn wij de woning van [medeverdachte 2] binnengegaan.
In de woonkamer van [medeverdachte 2] vond er tussen ons drieën een sociaal gesprek plaats.
Na een kort sociaal gesprek, waarin onder andere gesproken werd over het komende verlovingsfeest van de dochter van [verdachte] , zag ik dat [verdachte] een briefje uit zijn broekzak pakte. Vervolgens legde [verdachte] uit dat hij op dit moment reeds kon leveren, 40 kilogram wiet van een mindere kwaliteit voor 4.500 euro per kilogram en 13 kilogram wiet van de hees voor 5.500 euro per kilogram.
[verdachte] vroeg of de wiet in zakken van 5 kilogram verpakt kon worden, waarop [nummer] aangaf dat dit geen probleem was als de zakken maar in de bakken in de bus zouden passen. Daarop hoorde ik [verdachte] zeggen tegen [medeverdachte 2] dat hij daarop diende toe te zien. Ik zag dat [medeverdachte 2] hierop bevestigend knikte.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van d.d. 5 maart 2014, opgenomen op pagina 6087 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de bevindingen van Stelselmatige Informatie Inwinner [nummer] .
Op dinsdag 4 maart 2014, omstreeks 10.30 uur, bevonden [nummer] en ik ons bij de woning van [medeverdachte 2] , [straatnaam] te Assen. [medeverdachte 2] opende de deur waarna wij de woning van [medeverdachte 2] zijn binnengegaan.
In de woonkamer vroeg [nummer] aan [medeverdachte 2] of alles klaar was, waarop [medeverdachte 2] bevestigend antwoordde.
Omstreeks 11.36 uur, hoorde ik [nummer] zeggen dat de koeriers gearriveerd waren. [medeverdachte 2] liep daarop naar buiten. Enkele minuten later zag ik dat [verdachte] en een mij onbekende man de woonkamer kwamen binnen gelopen.
Vervolgens ben ik naar buiten gelopen, alwaar direct daarop het arrestatieteam het terrein opgereden kwam.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van d.d. 4 maart 2014, opgenomen op pagina 6091 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de bevindingen van Stelselmatige Informatie Inwinner [nummer] .
Intussen hadden wij telefonisch van onze transporteurs gehoord dat de waar volgens afspraak in het bestelbusje was gedeponeerd. Als hoeveelheid noemden ze ca. 53 kilo.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juni 2014, opgenomen op pagina 1873 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] .
Op 4 maart 2014 werden doorzoekingen verricht in woningen en in twee loodsen.
In dit Proces-verbaal staan de bevindingen beschreven van de in de verschillende woningen en loodsen gevonden hennep (lijst II) en hasjiesj (lijst II). Door mij, verbalisant [verbalisant 1] , senior medewerker opsporingstactiek, taakgebied drugs, werden de gewogen plantmaterialen herkend aan de hand van de structuur van het plantmateriaal en de geur, als hennep genoemd op Lijst II van de Opiumwet zijnde: elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden.
Tevens werden door mij plakken hasjiesj herkend, deze werden echter ook getest middels een MMC narcotest cannabis. Hasjiesj worden genoemd op Lijst II van de Opiumwet als: een gebruikelijk vast mengsel van de afgescheiden hars verkregen van planten van het geslacht Cannabis (hennep), met plantaardige elementen van deze planten.
[naam bedrijf] [straatnaam] , betreft de growshop alsmede het kantoor gedeelte welke in de growshop gelegen is.
Kantoor [naam bedrijf]
Goed A-5-002
Betreft een papieren apotheek zakje met daarin een blok hasjiesj. Het netto gewicht van de hasjiesj bedroeg 55,57 gram.
Goed A-5-008
Betreft een papieren apotheek zakje met daarin 9 blokken hasjiesj. Het netto gewicht van de hasjiesj bedroeg 386 gram.
Goed A-5-007
Betreft een gripzak met daarin 27 gripzakjes met topjes hennep, op elk gripzakje stond met zwarte stift geschreven: 'HH'. Het netto gewicht van de hennep toppen bedroeg 44,5 gram.
Goed A-5-007
Betreft een gripzak met daarin 30 gripzakjes met topjes hennep, op elk gripzakje stond met zwarte stift geschreven 'HH'. Het netto gewicht van de hennep toppen bedroeg 47 gram.
Goed A-4-005
Betreffen twee gripzaken met de opdruk: 'JaJa". In de gripzakken zitten gedroogde hennep toppen met een netto gewicht van 129,5 gram.
Loods [straatnaam] Assen
In de loods gelegen naast de woning van verdachte [medeverdachte 2] , werd een afgetimmerde ruimte aangetroffen. In deze ruimte werden diverse big bags en tassen aangetroffen met daarin hennep. Tevens werd er een Renault Traffic aangetroffen welke door opsporingsambtenaren van de Unit Werken onder Dekmantel op 3 maart 2014 was achtergelaten ten behoeve van de pseudokoop op 4 maart 2014.
Goederen afgetimmerde gedeelte Loods
Goed H.1
Betreft een grote bigshopper tas. In de tas zaten 2 gripzakken met hennep toppen. Het netto gewicht van de hennep bedroeg 1930 gram.
Goed H.2
Betreft een grote bigshopper tas. In de tas zaten 3 gripzakken met hennep toppen. Het netto gewicht van de hennep bedroeg 1600 gram.
Goed H.3
Betreft een grote weekendtas. In de tas zaten 2 gripzakken met hennep toppen. Het netto gewicht van de hennep bedroeg 1600 gram.
Goed H.4
Betreft een grote weekendtas. In de tas zaten 3 gripzakken met hennep toppen. Het netto gewicht van de hennep bedroeg 2210 gram.
Goed H.5
Betreft een bigshopper tas. In de tas zaten 5 gripzakken met hennep toppen. Het netto gewicht van de hennep bedroeg 1620 gram.
Goed H.6
Betreft een zwarte weekendtas. In de tas zaten 1 strijkzak en 1 gripzak met hennep toppen. Het netto gewicht van de hennep bedroeg 2820 gram.
Goed H.7
Betreft een groene leger plunjebaal. In de tas zaten 7 gripzakken met hennep toppen. Het netto gewicht van de hennep bedroeg 2660 gram.
Goed H.8
Betreft een zwarte weekendtas. In de tas zaten 5 strijkzakken in deze strijkzakken bevonden zich gripzakken met hennep toppen. Het netto gewicht van de hennep bedroeg 1330 gram.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2014, opgenomen op pagina 1377 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] .
Onderzoek Duitsland
Op 29 januari 2014 werd een mondeling rechtshulp verzoek gedaan om subjecten in een in Hamburg lopend strafrechtelijk onderzoek in Nederland stelselmatig te observeren en eventueel indien nodig de vertrouwelijke communicatie in de voertuigen van deze subjecten te mogen opnemen.
Op 3 februari 2014 werden door het observatieteam van de politie Noord Nederland naar aanleiding van het verzoek een Mercedes E klasse voorzien van kenteken [kenteken] en een Volkswagen Passat voorzien van kenteken [kenteken] geobserveerd.
Nadat beide Duitse voertuigen op 3 februari 2014 Nederlands grondgebied hadden verlaten en weer waren overgedragen aan het Duitse onderzoeksteam van de politie werden de voertuigen staande gehouden. Hierbij werd in de Volkswagen Passat circa 27 kilo hennep aangetroffen.
Door de Duitse autoriteiten is op 12 maart 2014 toestemming gegeven om de in het Rechtshulp verzoek [nummer] genoemde Nederlandse observatiegegevens in het Nederlandse strafrechtelijke onderzoek Palmlori te mogen gebruiken. Hieronder zijn de observatiegegevens van het Duitse strafrechtelijke onderzoek en het bevindingen van het onderzoeksteam Palmlori van 3 februari 2014 verweven.
Bevindingen 3 februari 2014
12.59
uur.
Ik zag dat een zwarte Mercedes Benz E-klasse voorzien van kenteken [kenteken] over de A7 reed ter hoogte van de grensovergang bij Nieuweschans. De Mercedes reed in de richting van Groningen.
13.33
Ik zag dat de Mercedes parkeerde op de parkeerplaats bij de laatste flat op het [straatnaam] te Delfzijl. Ik zag dat de drie mannen uit het voertuig stapten. Ik zag dat de drie mannen de woning [straatnaam] te Delfzijl binnen gingen.
Uit gegevens van de gemeentelijke basis administratie blijkt dat op het adres [straatnaam] staat in geschreven: [naam 4] .
Aan [naam 4] is het mobiele telefoonnummer [mobielnummer] gekoppeld.
13.4
Ik zag dat [verdachte] en [naam 2] uit de loods van [naam bedrijf] kwamen. Ik zag dat [verdachte] als bijrijder in een Mercedes Benz A-klasse stapte, voorzien van kenteken [kenteken] . Ik zag dat [naam 2] als bestuurder in de Mercedes Benz plaats nam. Vervolgens vertrokken beide mannen met het voertuig.
Uit het onderzoek telecommunicatie (printertap) op het mobiele telefoonnummer [mobielnummer] in gebruik bij verdachte [verdachte] , blijkt dat vlak voordat [naam 2] en [verdachte] vertrekken bij [naam bedrijf] , [verdachte] wordt ingebeld/gesmst om 13:34:12 uur door het nummer [mobielnummer] .
Uit de printertap van het nummer van [verdachte] (lijn 2) bleek dat hij onderweg naar Delfzijl diverse malen contact had met het nummer van [naam 4] .
Ik zag dat [naam 4] uit de woning kwam. Ik zag dat hij in een blauwe Opel Astra voorzien van kenteken [kenteken] stapte en dat hij met dit voertuig vertrok.
Uit gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer blijkt dat het kenteken [kenteken] is afgegeven voor een blauwe Opel Astra welke sinds: 30 december 2013 op naam staat van: [naam 4] .
Gezien bevindingen rondom [naam 4] op 3 februari 2014, en de vergelijking van de foto's betreft de man, welke [naam 4] genoemd wordt door het observatieteam: [naam 4] .
Door het observatieteam werd waargenomen dat [naam 2] en [verdachte] om 14.37 uur arriveerden voor het adres [straatnaam] te Delfzijl.
Uit de printertap blijkt dat als [verdachte] is gearriveerd aan de [straatnaam] dat zijn mobiele telefoonnummer een aantal contacten heeft met het mobiele telefoonnummer van [naam 4] .
Door het observatieteam wordt waargenomen dat [naam 4] om 15:14 uur aan komt met zijn Opel Astra bij [naam bedrijf] .
15.14 (
in Delfzijl)
Wij zagen dat drie personen uit perceel [straatnaam] te Delfzijl kwamen. Wij zagen dat drie personen in de Mercedes voorzien van kenteken [kenteken] stapten en vertrokken.
15.15
Ik zag dat [verdachte] en [naam 2] uit perceel [straatnaam] te Delfzijl kwamen lopen, zonder dat zij iets zichtbaars bij zich droegen. Ik zag dat ze in de Mercedes A klasse stapten en met het voertuig vertrokken.
15.21
Wij zagen dat de Mercedes voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] en de Mercedes A-klasse voorzien van het kenteken [kenteken] achter elkaar aanreden in de richting van de stad Groningen om hierna vervolgens via de rijksweg A28 in de richting van Assen te gaan.
Door het observatieteam werd een Peugeot Expert voorzien van kenteken [kenteken] waargenomen bij [naam bedrijf] waarvan de bestuurder om 15:54 uur een gevulde tas met hengsel de [naam bedrijf] binnen bracht.
16.08
Ik zag dat de Mercedes A-klasse het terrein van [naam bedrijf] op reed. Ik zag dat [naam 2] en [verdachte] uitstapten en de loods binnen gingen.
16.26
Ik zag dat de roldeur van de loods van [naam bedrijf] werd geopend. Ik zag dat de Opel Astra de loods in werd gereden. Ik zag dat de roldeur direct hierna werd gesloten.
16.24
Ik zag dat [naam 2] uit de loods van [naam bedrijf] kwam, in de Mercedes A-klasse stapte en vertrok.
Om 16:33:38 uur wordt er door [medeverdachte 1] uitgebeld naar [naam 2] zijn nummer.
Er vind geen gesprek plaats tussen [naam 2] en [medeverdachte 1] , echter [medeverdachte 1] is wel op de
achtergrond te horen. Er wordt door [medeverdachte 1] letterlijk het volgende gezegd:
"er zijn 3 stuks van 45 aanwezig, 1 van 38, 4 stuks van 5 Haze .. daarna 16 stuks ... ntv .. "
Om 16:41:49 uur wordt er uitgebeld door [naam 5] , naar [medeverdachte 1] . In het gesprek wordt het volgende letterlijk gezegd:
" [medeverdachte 1] : Akkoord, akkoord.
[naam 5] : Is goed, akkoord dan
[medeverdachte 1] : Oke dan."
Vervolgens wordt er waargenomen dat [naam 5] vertrekt in zijn BMW vanaf de [naam bedrijf]
. Dit is kort nadat [naam 6] met de VW Golf arriveert bij [naam bedrijf] . Opvallend is dat [medeverdachte 1] op dat moment ook aanwezig is bij [naam bedrijf] , maar dat [medeverdachte 1] en [naam 5] telefonisch contact hebben.
17.04
Ik zag dat de Volkswagen Golf voorzien van kenteken [kenteken] het terrein van [naam bedrijf] op reed. Ik zag dat de vrouwelijke bestuurder dezelfde was als de vrouw in de waarneming van 16:41 uur. Ik zag dat deze vrouw uit de kofferbak van de Golf een grote zwarte tas met hengsels pakte en hiermee de loods van [naam bedrijf] binnen ging.
17.06
Ik zag dat de Opel Astra uit de loods van [naam bedrijf] werd gereden en dat deze vertrok vanaf het terrein.
Ik zag dat de Mercedes Benz E-klasse voorzien van kenteken [kenteken] het vakantiepark ' [vakantiepark] ' aan het [straatnaam] te [pleegplaats] op reed.
17
Ik zag dat de Mercedes Benz E-klasse bij huisje nummer 70 op het vakantiepark [vakantiepark] geparkeerd stond. Ik zag dat bij het huisje nummer 70 tevens een Volkswagen Passat stond geparkeerd. Deze Volkswagen was voorzien van kenteken [kenteken] .
Om 17:18 wordt waargenomen dat de BMW van [naam 5] arriveert op het vakantiepark.
2 minuten laten gaat er een man het erf op bij perceel 70.
Bevindingen perceel 70 vakantiepark “ [vakantiepark] ”.
17.4
Ik zag dat de Opel Astra achteruit het terrein van perceel 70 op reed . Ik zag dat [naam 4] uitstapte en richting de woning liep.
Ik zag dat [naam 4] terug liep naar de Opel Astra. Ik zag dat hij in het voertuig stapte
en dat het voertuig verder achteruit het erf op reed.
Ik zag dat de kofferbak van de Opel Astra werd geopend. Ik zag dat een persoon vanaf de Opel Astra richting de aldaar geparkeerd staande Volkswagen Passat liep. Ik zag dat een persoon naar de Astra liep en de kofferbak van het voertuig sloot.
17.53
Ik zag dat de Mercedes Benz E-klasse voorzien van het kenteken [kenteken] vanaf het erf van perceel 70 van vakantiepark ' [vakantiepark] ' te [pleegplaats] weg reed.
Ik zag dat de Volkswagen Passat voorzien van kenteken [kenteken] vanaf het erf van perceel 70 van vakantiepark ' [vakantiepark] ' te [pleegplaats] weg reed.
18.07
Ik zag dat de BMW voorzien van kenteken [kenteken] vanaf het vakantiepark te [pleegplaats] vertrok.
Door het observatieteam wordt vervolgens waargenomen dat de Duitse VW Passaten Duitse
Mercedes E-klasse afzonderlijk van elkaar naar de Nederlands Duitse grens rijden bij de A37.
Vlak voor de grens komen de voertuigen weer samen om vervolgens de grens te passeren. De Duitse voertuigen worden dan overgedragen aan de Duitse politie welke de observatie overneemt.
In de Volkswagen Passat wordt door de Duitse politie ca 27 kilo hennep aangetroffen.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 mei 2014, opgenomen op pagina 8393 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de verklaring van [naam 4] .
U geeft aan dat op 3 februari 2014 is gezien dat er drie mannen vanuit Duitsland in een Mercedes met kenteken [kenteken] naar mijn huis zijn gereden.
[verdachte] had ze naar mij gestuurd om daar met hen te praten. Ik wist dat ze kwamen, dat had [verdachte] verteld. Ik liet ze binnen, Ik heb thee gezet en toen later kwam [verdachte] .
Dat gesprek duurde ongeveer een uur. En vervolgens gingen ze allemaal weg.
Op 3 februari 2014 tijdstip 17.06 en 17.40 was ik op [vakantiepark] in [pleegplaats] . Ik ging in de auto en [naam 5] was daar al. Ik heb de tassen afgegeven en dat was het.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 mei 2014, opgenomen op pagina 8421 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de verklaring van [naam 6] .
Over 3-4 maart 2014
De laatste keer dat ik meerdere kilo’s voor [verdachte] heb bewaard was de dag voordat hij is aangehouden. Toen heb ik het ‘s avonds naar [naam bedrijf] gebracht. Dat waren twee tassen.
Ik heb het teruggegeven aan [verdachte] of [medeverdachte 1] . En ook gekregen van beiden. Als [verdachte] te lui was dan stuurde hij [medeverdachte 1] .
Over 3 februari 2014
U geeft aan dat waargenomen is dat ik om 17.03 uur weer terug ben en dat ik een grote zwarte tas bij me heb. Het zou kunnen dat er weed in zat, ik weet het niet zeker. Ik zou de weed thuis hebben kunnen ophalen. Mijn rol is halen en brengen.
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van d.d. 11 februari 2014, opgenomen op pagina 6051 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de bevindingen van Stelselmatige Informatie Inwinner [nummer] .
Ik vroeg hem daarop, terwijl ik refereerde aan zijn aanbod over een koerier, of we zo mogelijk op de koerier konden teruggrijpen. We waren weliswaar heel tevreden geweest over het verloop van het laatste transport, maar we waren nog altijd op zoek naar een “gunstiger” transportoplossing.
[verdachte] antwoordde hierop, met een gekweld lachje, dat deze koerier in Duitsland met 25 kilo was aangehouden.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 21 mei 2014, opgenomen op pagina 1914 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de verklaring van [getuige 1] , afgelegde bij de Politie in Hamburg en voor zover hier relevant.
Op 3 februari 2014 is die vriend, [naam 7] en zijn neef gekomen.
R2: Wat was de auto van die vriend? Was het een speciale auto?
[getuige 1] : Het was een Mercedes. Ze zeiden dat het een consulauto was en dat ze daarom niet meer aangehouden konden worden.
OvJ: Ging het altijd op dezelfde manier? Werd de tas altijd door de Nederlanders aan u
overhandigd en waren de daders uit Hamburg altijd aanwezig bij de overhandiging?
[getuige 1] : Ik werd van tevoren per telefoon geïnformeerd dat ik een koeriersrit moest maken. Ze
noemden de dag dat ze zouden komen. Ik werd dan op die dag opgebeld en kreeg te horen
dat ik over een half uur naar Norg of [pleegplaats] moest komen. [naam 7] en zijn neef wilden het
altijd alleen maar in dat huis in [pleegplaats] doen
Ik kreeg de marihuana meestal door een Turk gebracht. Die Turk bracht de tassen in zijn auto naar Norg of ook naar [pleegplaats] en haalde de tas uit zijn auto en overhandigde me die.
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juli 2014, opgenomen op pagina 1934 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] .
In aanvulling op het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , werd op 10 juni 2014, door het Landeskriminalamt Hamburg twee bijlagen nagezonden, welke zijn getoond/gebruikt tijdens het verhoor van [getuige 1] en ook in dit proces-verbaal zijn genoemd.
Bijlage 1 betreft fotoselectie 248962. Hiervan herkende [getuige 1] een persoon, waarvan hij verklaarde:
"Hier herken ik degene die mij de marihuana altijd overhandigde. Het gaatom
hier degene die mij in Norg altijd de marihuana overhandigde."
.... .. . en .... .. ... .
"De zich aan de rechterkant bevindende persoon overhandigde mij eerst op het BP-tankstation de eerste tas. Die persoon is daarna ook altijd in [pleegplaats] geweest".
De persoon die op fotoselectie 248962 werd herkend is genaamd: [naam 4] , geboren [geboortedatum] 1974.
Bijlage 2 betreft een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] van 26 maart 2014, omstreeks 10:55 uur. Van de fotobijlage bij dit proces-verbaal van verhoor herkende [getuige 1] een persoon, waarvan hij verklaarde:
"Bovendien heb ik in de aparte map Nederlandse verhoren iemand herkend. Dat is bijlage 1 bij het nader verhoor van [medeverdachte 2] van 26 maart 2014."
... .. ..... en ...... .. .
"De man op de zwart-witfoto was op 3 februari 2014 ook in [pleegplaats] en heeft mij de tas met die 24 kilo marihuana overhandigd.
De persoon die in de 'aparte map Nederlandse verhoren' is herkend, in bijlage 1 bij het nader verhoor van [medeverdachte 2] van 26 maart 2014, is genaamd [naam 5] , geboren [geboortedatum] 1967.
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 1 april 2014, opgenomen op pagina 6800 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de verklaring van [verdachte] .
Op een gegeven moment wilden ze wiet. Ik zei toen eerst dat doe ik niet. Ze bleven vragen.
En toen heb ik twee keer wat bemiddeld. De eerste keer 10 kilo en de tweede keer 9 kilo.
En op die van vier maart heb ik via [naam 8] geregeld dat ze een grotere hoeveel konden kopen.
De hennep heeft [naam 8] een dag daarvoor gebracht naar Assen. De hennep is naar de ruimte van [medeverdachte 1] gegaan in de andere loods. Dat is die afgetimmerde ruimte. Die ruimte heeft [medeverdachte 1] van [medeverdachte 2] gehuurd. In die ruimte verpakt hij spullen voor de coffeeshop. [medeverdachte 1] koopt de hennep in en zorgt dat het daar verpakt wordt voor de coffeeshops.
U laat mij de opnamen zien die gemaakt zijn vanuit de wagen die in de loods stond.
Ik weet niet meer precies waar ik naar gewezen of gezegd heb. Ik denk dat ik heb gezegd die 10 kilo haze staat daar nog. Ik heb toen denk ik gezegd zet die er ook maar in. De haze kwam ergens anders vandaan. Het stond bij de gokautomaten in de loods.
[medeverdachte 2] zei dat er nog 10 kilo Haze daar stond. Toen heb ik denk ik gezegd dat die er ook maar bij in moest.
[medeverdachte 1] koopt wel in voor de coffeeshops. Daar doe ik niks aan. Ja, als [medeverdachte 1] er niet is dan doe ik het wel eens. Dan betaal ik de mensen die hennep brengen. De hennep gaat naar die afgetimmerde ruimte.
Ik heb de eerste keer 5 kilo Haze en 5 kilo PP geleverd. Maar de tweede keer heb ik 9 kilo Haze geleverd omdat ze te weinig geld hadden is er een kilo af gegaan. Die hennep lag al klaar voor de coffeeshop. [medeverdachte 1] heeft pakketten klaar liggen van 5 of tien kilo. Daar is de hennep van gekomen.
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 10 april 2014, opgenomen op pagina 7429 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de verklaring van [naam 5] .
Ik moest van growshops naar [naam bedrijf] of andersom rijden, en soms naar Duitsland, bestelling opnemen. En soms vooruit rijden. Kijken of er wat is. De laatste keer, vier, drie februari, met die 24 kilo... ik heb die dag vooruit gereden. Ik zag al dat er iets niet klopte bij het park, de donkere polo. Ik wilde jongens waarschuwen, maar dat kon niet meer. Ik bleef daar nog een tijdje, bij de bungalow, en later hoorde ik dat ze gepakt zijn, en overgebracht naar de Duitse politie.
Alles wordt van te voren geregeld door hun, de [achternaam familie verdachte] . Ik hoef alleen maar vooruit te rijden. Als het een grote partij was ging ik vooruit rijden.
[verdachte] is de baas.
V: Maar was het huisje in [pleegplaats] voor je broer, of voor een plek om te handelen?
A: In eerste instantie voor mijn broer, ook voor een postadres. Maar toen kwam van het een kwam het ander.
V: Wie bepaalt dat dan?
A: De [achternaam familie verdachte] . Een van de jongens kwam op het idee toen ik op vakantie was.
V: Wie is nou de hiërarchie binnen de [achternaam familie verdachte] ?
A: : Ik denk toch de oudste, [verdachte] , hij is altijd de baas. Ik denk het, omdat in onze cultuur wij naar de ouderen luisteren. Naar de oudste.
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 26 maart 2014, opgenomen op pagina 7530 e.v. van voornoemd dossier Palmlori, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] .
Over 3 en 4 maart 2014 kan ik het volgende verklaren.
[verdachte] heeft mij 3 weken voor de deal gevraagd of ik een tas wilde bewaren. In die tas zat weed denk ik. Die heb ik bewaard, in de loods. Die heb ik 4 maart aan [medeverdachte 3] gegeven en die heeft ze in de bakken in de bus gedaan.
Ik heb wel geholpen. Ik heb meegeholpen om de bakken te vullen met hennep. Ik heb een tas gegeven de volgende ochtend aan [medeverdachte 3] , en die heb ik ook de volgende dag ingeladen.
Op 3 maart hadden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de hennep.
Er moest 50 kilo zijn. De tas die ik had was 10 kilo, ik had dat gewogen. Dat andere moest 40 kilo zijn.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hadden de hennep op de avond van de 3de maart uit de achterste ruimte gehaald, die verhuur ik aan iemand. Er zit een tussen deur in, normaal is die op slot. Die avond toen was die los. Dan kwamen ze achter uit de ruimte in mijn loods. Die jongen heet [naam 9] , die die loods ruimte huurt. Die verhuurt het weer aan [verdachte] . [verdachte] betaalt mij.
Die [naam 10] vroeg of alles klaar stond. Ik ben naar de loods toegegaan. Ik heb gevraagd aan [medeverdachte 3] of alles klaar was. Toen ben ik weer terug gegaan. Toen is [verdachte] in die tijd bij mij thuis naar binnen gelopen.
Ik ben s’ morgens bij [verdachte] geweest op kantoor, en [verdachte] vroeg of ik de telmachine wilde meenemen naar mijn huis. Die heb ik toen meegenomen.
Opmerking verbalisant:
U heeft de beelden gezien net. [naam 11] vroeg wie is dat, dat ben ik zei u. [naam 11] liet 4 maart 2014 zien. Toen kwam er iemand in beeld die herkende u als [verdachte] , u wist dat niet meer. Dat was omdat het spul uit de tas, de tas waar [verdachte] van zei dat er speciale weed in zat in de bus te doen in de bakken. Die tas had u al enkele weken in bezit. De inhoud heeft u ook enkele weken onder vloer gehad. De reden dat u de tas had was omdat de broer van [verdachte] , zijnde [medeverdachte 1] er niets van mocht weten. U heeft ook gezegd nadat [naam 11] zei wat u pakte van de stelling dat dat handschoenen waren. U deed dat om te voorkomen dat er vingerafdrukken op de zakken komen, zei u. U zei ook dat [verdachte] zei dat u het er even in moest doen. Dat waren de zakken speciale weed, uit de tas die u al enkele weken eerder had gehad. U zei ook dat er een teken op de bakken moest van de speciale weed. U deed in elke bak een zak. U moest dat kruisje erop zetten van [verdachte] , omdat er speciale weed in de zakken met een kruis zat. U zei dat [medeverdachte 3] er ook bij was, maar die is niet te zien als u de zakken in de bakken doet. U zei dat hij [medeverdachte 3] kwam toen de Duitsers er waren.
V: klopt dit?
A: Ja, dat klopt.
In de afgetimmerde ruimte in mijn loods heb ik wel gezien dat ze daar de weed voorbereiden.
Ik heb gezien dat er van die zakken lagen en een strijkijzer en zakken. Ze waren dan niet bezig, maar ik moest er dan even zijn. Er stond ook een weegschaal.
22. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal verhoor getuige d.d. 30 juni 2015, inhoudende de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [getuige 2] .
Verder wil ik nog het een en ander uitleggen over die 53 kg. wiet, 43 kg daarvan behoorde toe aan [verdachte] en 10 kg aan [medeverdachte 2] . Het was de bedoeling dat er een bedrag van 55.000 euro zou worden betaald aan [medeverdachte 2] , samenhangende met die 10 kg.
[verdachte] had mij verteld dat hij al eens eerder een paar keer handel had gedreven met die Duitsers en dan bedoel ik hennephandel. De laatste keer vroegen ze [verdachte] om een grote hoeveelheid, 100 kg. Ik was wel op de hoogte van die handel.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 A en B ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 oktober 2013 in de gemeente Assen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van ongeveer 10 kilogram hennep, zijnde hennep een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II;
2.
hij op 30 januari 2014 in de gemeente Assen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van ongeveer 9 kilogram hennep, zijnde hennep een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 3 maart 2014 tot en met 4 maart 2014 in de gemeente Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk te verkopen een hoeveelheid van ongeveer 53 kilogram hennep, zijnde hennep een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II,
met een of meer van zijn medeverdachten,
- bezig is geweest 53 kilogram hennep te verzamelen/bij elkaar te krijgen en
- een voertuig waarmee die hennep vervoerd zou kunnen worden naar de ontvanger, heeft
geregeld/klaargezet en
- een of meer koeriers die die hennep zouden kunnen vervoeren naar de ontvanger heeft
geregeld en
- dat voertuig heeft beladen met een hoeveelheid hennep,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 4 maart 2014 in de gemeente Assen, aan de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van 15.991 kilogram hennep en
- een hoeveelheid van 441 gram hasjiesj,
zijnde hennep en hasjiesj middelen in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II;
5.
A.
hij op 3 februari 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht in de zin van artikel 1 van de Opiumwet, namelijk naar de Bondsrepubliek Duitsland heeft gebracht, een grote hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II,
en
B.
hij op 3 februari 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en vervoerd een grote hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod.
2. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod.
3. Medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B
van de Opiumwet gegeven verbod.
4. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
5. De voortgezette handeling van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 A en B ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 44 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft in zijn vordering laten meewegen dat hij verdachte als leider van het CSV ziet. Verdachte nam de besluiten en zonder zijn toestemming gebeurde er niets. Met de feiten die de officier van justitie bewezen acht is meer dan 130 kilo hennep gemoeid, waarbij deze feiten ook nog eens als momentopnames moeten worden gezien.
De omvang en de professionaliteit van het CSV rekent de officier van justitie verdachte zwaar aan. De officier van justitie heeft in zijn eis meegewogen dat sprake is van schending van de redelijke termijn en wel met een overschrijding van ongeveer 7 maanden welke door toedoen van het Openbaar Ministerie is ontstaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat sprake is van schending van de redelijke termijn waar-binnen een strafzaak dient te worden afgedaan. Normaliter dient een strafzaak binnen 2 jaren te worden afgedaan. In deze zaak zijn sinds de aanhouding van verdachte op 4 maart 2014,
5 jaren verstreken. De redelijke termijn is daarmee met 3 jaren overschreden.
Anderzijds is er sprake van tijdsverloop nu de verweten feiten meer dan 5 jaar geleden hebben plaatsgevonden.
Al met al heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat moet worden afgezien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte met anderen op twee momenten een grote hoeveelheid hennep heeft verkocht aan zogenoemde undercover agenten, het betrof een hoeveelheid van 10 kilo en een hoeveelheid van 9 kilo. Voorts heeft verdachte met medeverdachten bewerkstelligd dat aan de undercover agenten ongeveer 53 kilo hennep zou worden verkocht. Deze verkoop ging niet door omdat verdachte en zijn medeverdachten werden aangehouden.
Voorts heeft verdachte met medeverdachten in februari 2014 rond de 25 kilo hennep uitgevoerd naar Duitsland. Daarnaast is bijna 16 kilo hennep aangetroffen en ruim 400 gram hasjiesj in het bedrijfspand waartoe verdachte en de medeverdachten toegang hadden.
Het betreffen vijf feiten die betrekking hebben op het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet waarbij in totaal 113 kilo hennep is gemoeid.
Uit het dossier blijkt genoegzaam dat verdachte als leider van het CSV is aan te merken.
Verdachte onderhandelde met de undercoveragenten over de prijs van de hennep, de hoeveelheid die kon worden geleverd en wijze van afleveren. Verdachte had een sturende rol in het CSV.
Als uitgangspunt bij de betrokkenheid bij dergelijke hoeveelheden hennep dient een gevangenisstraf, die de rechtbank geboden acht, van 4 jaren te worden opgelegd.
Over een eventuele schending van de redelijke termijn waarbinnen strafzaken zouden moeten worden afgedaan overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de stukken kan voldoende blijken dat het een omvangrijke zaak betreft waar aanvankelijk veel personen als verdachte zijn aangemerkt. Gelet op de samenhang tussen de zaken van de verdachten lag het niet voor de hand om zaken van verdachten los te koppelen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot de periode tot de zitting van 26 september 2016 geen sprake is van schending van de redelijke termijn.
Naar aanleiding van de zitting van 26 september 2016 heeft de rechtbank op 27 september 2016 in zaken van medeverdachten de gedeeltelijke nietigheid van de dagvaarding uitgesproken en is de zaak van verdachte aangehouden omdat geen tolk aanwezig was.
Na deze zitting heeft de officier van justitie bedenktijd genomen en zijn er schikkings-voorstellen geweest. Dat proces heeft lang geduurd. Eerst in januari 2018 kon een regiezitting plaatsvinden. Dee rechtbank heeft toen beslist dat de rechter-commissaris een aantal getuigen moest gaan horen. Deze getuigen zijn in de maanden juni en juli 2018 door de rechter-commissaris gehoord.
Door de agenda’s van de officier van justitie en de raadslieden van de verdachten en het zittingsrooster van de rechtbank kon de inhoudelijke behandeling niet eerder een aanvang nemen dan op 17 januari 2019.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van schending van de redelijke termijn en wel voor een periode van 12 maanden. Dat brengt met zich mee dat op de op te leggen gevangenisstraf zes maanden in mindering dient te worden gebracht.
De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van voorarrest.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 47, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 A en B ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 maart 2019.
Mrs. Bosker en Läkamp zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.