In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 20 februari 2018 te Groningen, waar de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een vechtpartij met een groep jongens van een andere school, waartoe het slachtoffer ook behoorde. Het slachtoffer werd meermalen geslagen en geschopt, zelfs terwijl hij op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk geweld hebben gepleegd, waarbij de verdachte erkende dat hij het slachtoffer tegen het hoofd heeft geschopt en meermalen heeft geslagen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, en dat zij de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer willens en wetens hebben aanvaard.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank heeft ook het advies van de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen, dat pleitte voor een deels voorwaardelijke taakstraf. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straf passend en geboden is, gezien de omstandigheden van de zaak en de achtergrond van de verdachte.