Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde onder 1. primair, 2., 3., 4., 5., onder parketnummer 18/137895-18 feit 1. primair, 2., en 3. en onder parketnummer 18/830161-18 feit 1.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 1., parketnummer 18/137895-18 feit 1. en 2. en parketnummer 18/830161-18 feit 1. Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte aangever [slachtoffer 1] telefonisch heeft bedreigd. De tekst van de door verdachte gestuurde appjes kan ook anders worden opgevat; verdachte heeft ter zitting uitgelegd dat hij heeft bedoeld het gedrag van [slachtoffer 1] in diens functie aan de kaak te stellen.
Ten aanzien van feit 1. onder parketnummer 18/137895-18 en feit 1 onder parketnummer 18/830161-18 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte en aangeefster een conflict hebben gehad. Er zijn echter onvoldoende aanwijzingen dat verdachte op 4 mei 2018 is begonnen met slaan. Verdachte had zelf ook letsel en hij doet een beroep op noodweer, omdat aangeefster was begonnen met slaan. Dit volgt ook uit haar handgeschreven concept-aangifte (pagina 36 van het proces-verbaal), waarin de volgorde van de handelingen later is gewijzigd om te maskeren dat aangeefster als eerste sloeg.
Ten aanzien van het feit van 9 augustus 2018 merkt de raadsman op dat aangeefster verwondingen heeft, maar het is onduidelijk waar deze zijn ontstaan. Er is geen mes met bloedsporen aangetroffen. De getuigen op de camping hoorden met name tijdens de ruzie aangeefster schreeuwen.
Ten aanzien van feit 2. onder parketnummer 18/137895-18 heeft de raadsman aangevoerd dat het bevel tot ademanalyse niet gegeven had mogen worden, nu uit het proces-verbaal onvoldoende blijkt waaruit het vermoeden bestond dat verdachte een geweldsmisdrijf onder invloed van alcohol zou hebben gepleegd. Verdachte is pas 2½ uur na de melding aangehouden en hij heeft aangegeven na het feit alcohol te hebben gedronken. Subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf (art. 9a Wetboek van Strafrecht).
Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsman aangegeven dat deze feiten door verdachte zijn erkend en bewezen kunnen worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak 18/137895-18 feit 1. primair
Ten aanzien van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens aangeefster is zij door verdachte geslagen met een houten tafelpoot. Uit het dossier blijkt echter dat er geen tafelpoot of soortgelijk voorwerp is aangetroffen. Evenmin blijkt uit het dossier dat aangeefster verwondingen had die kunnen zijn veroorzaakt door een slag tegen haar hoofd met een dergelijk zwaar voorwerp. Daarnaast heeft aangeefster verklaard dat verdachte haar keel heeft dichtgeknepen. Hoewel verbalisanten opmerken dat de stem van aangeefster tijdens het verhoor wegviel en het volume van haar stem wisselde, zien verbalisanten geen verwondingen in de hals van aangeefster.
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs voor een poging tot zware mishandeling. De rechtbank zal verdachte om die reden vrij spreken van het primair ten laste gelegde.
Noodweer
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte een beroep op noodweer toekomt, nu aangeefster zou zijn begonnen met slaan.
De rechtbank ziet echter niet waarom verdachte, indien hij zou zijn aangevallen door aangeefster, niet de woning had kunnen verlaten. De rechtbank acht voorts de verklaring van aangeefster dat zij de woning moest uitvluchten, geloofwaardig. Aangeefster verklaart naar de buren te zijn gevlucht, nadat verdachte haar belette de politie te bellen en haar telefoon in het gevecht met verdachte op de grond was gevallen. Uit het dossier blijkt inderdaad dat de politie die telefoon op de grond in de slaapkamer heeft aangetroffen.
Voorts blijkt uit de handgeschreven concept-aangifte dat aangeefster, nog vóór het doorgehaalde stuk waarop de raadsman heeft gewezen, al had verklaard dat verdachte was begonnen met slaan. Daarnaast geeft aangeefster wel een verklaring voor het ontstaan van het letsel bij verdachte, terwijl verdachte geen verklaring kan geven voor het letsel dat aangeefster had. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van aangeefster grotendeels betrouwbaar en verwerpt zij dus het beroep op noodweer.
parketnummer 18/730204-18 feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 september 2018, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018236570 d.d. 19 oktober 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 6 september 2018 werd ik in mijn woning telefonisch bedreigd door [verdachte] . Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei: "Vuile vieze klootzak, vuile flikker. Ik maak je dood. Je gaat eraan". Ik kreeg ook appberichten. Hierin stond: "Ik vind je, je bent historie. Neem alvast maar afscheid. Ik weet waar ze zijn en jij krijgt de rekening. Geniet er maar van kankerhond dat je bent". Voor het bedreigende telefoontje maakte [verdachte] gebruik van telefoonnummer [mobielnummer] .
2. Een schriftelijk stuk, zijnde een bijlage bij het naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende afdrukken van de Whats-app gesprekken in de telefoon van [slachtoffer 1] afkomstig van telefoonnummer [mobielnummer] :
06-09-2018 20:56:19: Ik vind je;
06-09-2018 20:56:37: jij bent history;
06-09-2018 20:56:51: Neem alvast maar afscheit;
06-09-2018 20:57:52: Ik weet waar ze zijn;
06-09-2018 20:58:10: En jij krijgt de rekening;
06-09-2018 20:58:37: Geniet er maar van kk hond die je bent.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 september 2018, opgenomen op pagina 26 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 6 september 2018 werd ik gebeld door [slachtoffer 1] . Hij gaf aan dat hij bedreigd was met de dood door [verdachte] middels SMS en telefoon.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte ontkent [slachtoffer 1] telefonisch en via WhatsApp te hebben bedreigd. Gelet op de gemoedstoestand van verdachte, de inhoud van de WhatsApp-berichten die zijn gestuurd aan aangever [slachtoffer 1] , en de latere telefonische bedreigingen die dag aan het adres van zijn (ex-)partner, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook telefonisch bedreigingen heeft geuit tegen aangever [slachtoffer 1] .
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling en/of bedreiging tegen het leven gericht, is onder meer vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen dan wel het leven zou kunnen laten.
In dit verband overweegt de rechtbank dat aangever [slachtoffer 1] zich na het telefoongesprek met verdachte en de ontvangen WhatsApp berichten zodanig bedreigd voelde dat hij contact heeft opgenomen met de politie voor het opmaken van een risicoanalyse. Nadat de politie de melding had ontvangen dat verdachte die avond betrokken was geweest bij een schietincident, heeft [slachtoffer 1] samen met zijn vrouw zelfs enige tijd hun woning moeten verlaten. Door de bedreigingen heeft bij [slachtoffer 1] dus de redelijke vrees kunnen ontstaan dat verdachte bij hem langs zou komen om zijn bedreigingen uit te voeren.
In de aangifte is als plaats van het delict het adres opgenomen van het politiebureau in Harlingen. De rechtbank acht bewezen dat de bedreigingen hebben plaats gevonden in de provincie Fryslân.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling.
parketnummer 18/730204-18 feit 2., 3., 4., en 5
De rechtbank acht de feiten 2., 3., 4., en 5. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 05 maart 2019;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 september 2018, opgenomen op pagina 73 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018236570 d.d. 19 oktober 2018, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor getuige d.d. 6 september 2018, opgenomen op pagina 76 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 september 2018, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 september 2018, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor getuige d.d. 11 september 2018, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor getuige d.d. 7 september 2018, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] .
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) d.d. 17 september 2018, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] .
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 september 2018, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] .
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2018, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 6] .
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2018, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 7] .
parketnummer 18/137895-18 feit 1. subsidiair en feit 2.:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 5 maart 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 4 mei 2018 in Oosterbierum had ik ruzie met mijn vrouw [slachtoffer 5] . Ik heb een maaiende beweging gemaakt en haar geraakt in haar gezicht.
Het klopt dat ik op 5 mei 2018 te Leeuwarden heb geweigerd om mee te werken aan een ademonderzoek.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met fotobijlage) d.d. 5 mei 2018, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018110085 d.d. 5 mei 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] :
Op 4 mei 2018 in Oosterbierum begon mijn man [verdachte] mij te slaan. Hij sloeg mij met volle kracht met zijn vuist in mijn gezicht. De klappen deden mij pijn. Hij heeft met beide handen mijn keel dicht proberen te drukken. Mijn keel doet pijn. [verdachte] had 7 of 8 flesjes bier gedronken.
Opmerking verbalisant: In het gesprek wat volgde was duidelijk hoorbaar dat aangeefster last had van haar keel. Op de linkerzijde van haar voorhoofd was een buil zichtbaar. Verder zagen wij dat aangeefster een klein snijwondje onder haar linkeroog had en dat onder het linkeroog een kleine zwelling zichtbaar was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor getuige d.d. 5 mei 2018, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Op 4 mei 2018 te Oosterbierum rond 21.15 uur kwam mijn buurvrouw [slachtoffer 5] helemaal in paniek bij mij aan de deur. Ze was totaal in paniek en schudde als een blad aan de boom. Ze huilde en ik zag dat ze een bult had op haar linkervoorhoofd had.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakte letselverklaring d.d. 8 mei 2018, opgemaakt en ondertekend door T.H. Tan, forensisch arts, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als zijn verklaring:
Rond en onder het linkeroog is een gebied, dat donkerpaars is gekleurd. Het oogwit van het linkeroog is rood gekleurd ten gevolge van een kleine bloeding. Boven de linker wenkbrauw en onder de haargrens is een gebied te zien met vage grenzen, dat wat donkerblauw is gekleurd. Ter plaatse was het drukpijnlijk. Het beeld past bij een onderhuidse bloeduitstorting. Op de kin is een paarsrood gekleurd huidgebied te zien, wat past bij een onderhuidse bloeduitstorting. Boven de rechterzijde bovenlip is een rood gekleurd huidgebied te zien boven de bovenlip, hetgeen past bij een oppervlakkige onderhuidse bloeduitstorting. De geconstateerde letsels kunnen zijn ontstaan op het moment zoals betrokkene heeft verklaard.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2018, opgenomen op pagina 10 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [slachtoffer 6] :
Tijdens de voorgeleiding van verdachte [verdachte] op 5 mei 2018 te 00:45 uur rook ik dat de adem van verdachte naar alcohol riekte. Tevens was voorafgaand aan de aanhouding aangegeven dat verdachte onder invloed van alcohol zou zijn. Op 5 mei 2018 te Leeuwarden heb ik verdachte het bevel gegeven mee te werken aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht ter vaststelling van het gebruik van alcohol. Ik hoorde dat de verdachte antwoordde dat hij niet mee wilde werken. Daarop is de verdachte uitgelegd dat dit bevel wordt gegeven om te onderzoeken in hoeverre hij onder invloed is tijdens het vermoedelijk plegen van een geweldsmisdrijf. Verdachte gaf aan niet mee te willen werken.
Met betrekking tot de mishandeling van aangeefster [slachtoffer 5] overweegt de rechtbank dat het bij aangeefster geconstateerde letsel grotendeels past bij haar verklaring over het ontstaan daarvan. Dit in tegenstelling tot de verklaring van verdachte: hij geeft geen geloofwaardige verklaring voor het ontstaan van letsel bij aangeefster. Wel kan hij verklaren hoe hij zelf letsel heeft opgelopen. Nu verdachte aldus kennelijk zaken verzwijgt, gaat de rechtbank er vanuit dat het verdachte is geweest die de eerste stompen heeft uitgedeeld en vervolgens aangeefster bij de keel heeft vastgepakt. Daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn levensgezel heeft mishandeld, waarbij zij pijn en letsel heeft opgelopen.
Ten aanzien van feit 2. onder parketnummer 18/137895-18 heeft de raadsman aangevoerd dat het bevel niet gegeven had mogen worden. De rechtbank is van oordeel dat in het proces-verbaal van bevindingen duidelijk de aanleiding voor het geven van het bevel is gerelateerd, namelijk dat de adem van verdachte naar alcohol riekte en dat er, voorafgaand aan de aanhouding van verdachte, was aangegeven dat verdachte onder invloed van alcohol zou zijn. Verdachte heeft geweigerd gehoor te geven aan dit bevel. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan een rechtmatig gegeven bevel.
parketnummer 18/137895-18 feit 3
De rechtbank acht feit 3 onder parketnummer 18/137895-18 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 05 maart 2019.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 april 2018, opgenomen op pagina 37 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018035658 d.d. 26 juli 2018, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 8] .
parketnummer 18/830161-18 1. primair:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met fotobijlage) d.d. 10 augustus 2018, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018210539 d.d. 3 december 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik doe aangifte van poging doodslag tegen mijn man [verdachte] . Op 9 augustus 2018 te Opende zag ik dat mijn man met een mes een stekende beweging richting mijn borst maakte. Ik kon de steek afweren met mijn handen en pakte het scherpe gedeelte met mijn rechterhand. Ik voelde de punt van het mes vlak onder mijn linkeroog steken. Ik voelde dat mijn man mij meerdere keren met zijn gebalde rechtervuist in mijn gezicht raakte.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d..d 10 augustus 2018, opgenomen op pagina 14 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] :
Ik ben die bewuste avond gestoken met een mes. Het is een metalen mes met één snijkant, welke gekarteld is.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d.
13 augustus 2018, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verbalisant 11] :
Op 9 augustus 2018 in Opende hoorde ik dat de buren ruzie hadden. Ineens stond de buurvrouw in paniek in onze voortent. Ze zei: "hij zit mij achterna met een mes". Wij zagen dat zij was gestoken in haar gezicht en dat zij bloed had bij haar hand.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d.
13 augustus 2018, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] .
Op 9 augustus 2018 te Opende hoorden wij een ruzie bij de buren. We hoorden plotseling een gil van de buurvrouw. Meteen daarna stond de buurvrouw voor onze tent. Ze zei dat ze met een mes was gestoken door haar man. Ik zag een kleine steekwond bij de neus en zag bloed bij haar duim.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d.
14 augustus 2018, opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 5] :
Op 9 augustus 2018 rond 21.35 uur werd ik gebeld door [slachtoffer 5] . Ik hoorde [verdachte] toen op de achtergrond schreeuwen. Onderweg naar Opende belde [slachtoffer 5] mij weer. Ik hoorde [verdachte] onder andere schreeuwen: "ik zal je leren. Je zult zien wat er gebeurd als je dit soort dingen doet". Ik hoorde dat er een gevecht gaande was. Ik hoorde een hoop gerommel en lawaai. Ik hoorde [slachtoffer 5] zeggen: "hij heeft een mes". Toen klonk er geschreeuw en een heleboel paniek. Ik hoorde [slachtoffer 5] om hulp roepen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2018, opgenomen op pagina 52 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 12] :
Ik hoorde de stem welke zich had voorgesteld als [naam] antwoorden: "mijn vader heeft mijn moeder in het gezicht gestoken met een mes. Mijn moeder had allemaal bloed".
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2018, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 13] :
Op 14 augustus 2018 sprak ik telefonisch met aangeefster [slachtoffer 5] . Zij vertelde mij dat in haar hand drie hechtingen zijn geplaatst. De wond in haar wang is klein en ondiep en moet geplakt of vanzelf sluiten.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank dat zij de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht. De verklaring van aangeefster vindt namelijk steun in het bij haar geconstateerde letsel. De hechtingen in de hand van aangeefster zijn een aanwijzing dat haar hand in aanraking is geweest met het lemmet van een mes, dat zij heeft afgeweerd met haar handen en waarbij zij dit lemmet heeft vastgepakt.
Verdachte heeft, door aangeefster met een mes in de richting van haar borst te steken, de aanmerkelijke kans aanvaard op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd zijn levensgezel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.