In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een man die om een omgangsregeling met zijn kinderen vroeg. De man had eerder, in 2015, een verzoek tot omgang en informatie afgewezen gekregen, omdat de rechtbank oordeelde dat omgang niet veilig was voor de kinderen en de vrouw. De man heeft sindsdien geen contact meer gehad met zijn kinderen en verzoekt nu om een omgangsregeling van een dagdeel per zes weken en om informatie over de kinderen van de vrouw. De vrouw verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat de omstandigheden niet zijn veranderd en dat de man nog steeds een gevaar vormt voor haar en de kinderen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld, inclusief de eerdere beschikking van 2015 en de psychiatrische problemen van de man. De rechtbank concludeert dat er geen nieuwe feiten zijn die een herbeoordeling van de eerdere beslissing rechtvaardigen. De rechtbank wijst de verzoeken van de man af, omdat het gevaar voor de veiligheid van de vrouw en de kinderen nog steeds aanwezig is. De rechtbank wijst ook het zelfstandige verzoek van de vrouw af, omdat de man het recht heeft om wijziging te verzoeken van rechterlijke beslissingen.