2.9.Wat betreft de onder 1. gestelde vraag, stelt de deskundige dat [meerderjarige zoon] zijn moeder al jaren niet meer gezien. Het is volgens de deskundige zeer waarschijnlijk dat [meerderjarige zoon] ook daadwerkelijk geen herinneringen meer aan haar zal hebben, gezien zijn verstandelijke vermogens. Het contact met de moeder zal voor hem dus niet anders zijn dan met een andere, voor hem onbekend persoon. Op basis van [meerderjarige zoon] zijn reactie op het thuisbezoek, komt de deskundige tot het oordeel dat [meerderjarige zoon] , op dit ogenblik, voldoende belastbaar en weerbaar is tot contact met een voor hem onbekend persoon, dus ook met zijn moeder, zij het onder de navolgende voorwaarden:
het contact moet plaatsvinden in de eigen, vertrouwde omgeving van [meerderjarige zoon] , dat wil zeggen in zijn kamer aan de [straatnaam] , en op een moment van de dag dat past in zijn vaste dagschema,
het contact moet plaatsvinden in het bijzijn van tenminste één voor [meerderjarige zoon] vertrouwd persoon, dat wil zeggen de vader of de stiefvader,
het aantal in de kamer aanwezige personen moet gemaximaliseerd worden tot vijf, inclusief [meerderjarige zoon] zelf, waarbij de communicatie met [meerderjarige zoon] voornamelijk bij twee personen ligt, waarvan één de moeder is,
tijdens het contact moet er sprake zijn van een losse, spelenderwijze, rustige en intermitterende manier van communicatie met [meerderjarige zoon] , waarbij de intentie tot - en wijze van communicatie steeds bij [meerderjarige zoon] moet liggen en hij zich makkelijk uit het moment moet kunnen terugtrekken, en
de contactduur moet worden beperkt tot 60 minuten.