ECLI:NL:RBNNE:2018:814

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
9 maart 2018
Zaaknummer
18/830041-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving met geweld

Op 8 maart 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte is beschuldigd van poging tot afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de aangever in februari 2015 hebben opgezocht in Almere, waarna zij hem hebben meegenomen naar een flat in Groningen. Daar is de aangever gedurende bijna twaalf uur vastgehouden en mishandeld. De aangever heeft verklaard dat hij is geslagen, met een staaf op zijn knieën is geslagen, en dat er sigarettenpeuken op hem zijn uitgedrukt. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever als betrouwbaar beoordeeld, ondanks het feit dat hij is overleden voordat hij als getuige kon worden gehoord. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaringen van de aangever voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen, zoals camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdediging heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard vanwege schending van het recht op een eerlijk proces, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure meegewogen, maar dit heeft niet geleid tot een lagere straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18/830041-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 maart 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende [straatnaam] te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 februari 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 8 tot en met 10 februari 2015, te Groningen, Almere en/of Nijmegen, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van (een of meer) geld(bedragen), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- die [slachtoffer] in Almere heeft opgezocht en/of in een auto laten plaatsnemen en/of (vervolgens) meegenomen, althans vervoerd, naar een flat/woning in Groningen en/of
- die [slachtoffer] (in die flat/woning) heeft (vast)gehouden en/of op/aan een stoel (met handboeien) heeft geboeid en/of een of meer tie-rip(s) om arm(en) en/of be(e)n(en) heeft gedaan en/of de mond (met plakband) heeft afgeplakt, en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] (meermalen) in/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of sigarettenpeuk(en) op de buik en/of achter een oor van die [slachtoffer] heeft uitgedrukt en/of - op dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij/zij geld van hem wilde(n) hebben, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) met een ijzeren staaf, althans een hard voorwerp, in/op/tegen de knieën heeft geslagen en/of
- met een nietapparaat het shirt van die [slachtoffer] in/op/aan zijn lichaam heeft (vast)geniet en/of (althans) een of meer nietjes op die [slachtoffer] heeft afgeschoten, en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gezet en/of
- ( daarbij) op dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij/zij hem invalide wilde(n) maken en/of zijn benen wilde(n) breken en/of de nagel(s) uit zijn vinger(s) wilde(n) trekken, en/of kokend water over hem heen zouden gooien, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een (soort) doek om de keel van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of (vervolgens) aangetrokken (gehouden), tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan die [slachtoffer] geen/onvoldoende adem kreeg en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met een auto heeft meegenomen/vervoerd naar een kantoor/pand in Nijmegen, en/of
- ( aldus) een voor die [slachtoffer] zodanig dreigende situatie heeft geschapen dat die [slachtoffer] niet in staat was, althans niet durfde, weg te gaan en/of zich er aan te onttrekken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
in of omstreeks de periode van 8 tot en met 10 februari 2015 te Groningen,
Almere en/of Nijmegen, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn/hun mededader(s)
- die [slachtoffer] in Almere opgezocht en/of in een auto laten plaatsnemen en/of (vervolgens) meegenomen, althans vervoerd, naar een flat/woning in Groningen en/of
- die [slachtoffer] (in die flat/woning) (vast)gehouden en/of op/aan een stoel (met handboeien) geboeid en/of een of meer tie-rip(s) om arm(en) en/of be(e)n(en) gedaan en/of de mond (met plakband) afgeplakt, en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] (meermalen) in/tegen het gezicht/hoofd geslagen en/of sigarettenpeuk(en) op de buik en/of achter een oor van die [slachtoffer] uitgedrukt en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) met een ijzeren staaf, althans een hard voorwerp, in/op/tegen de knieën geslagen en/of
- met een nietapparaat het shirt van die [slachtoffer] in/op/aan zijn lichaam (vast)geniet en/of (althans) een of meer nietjes op die [slachtoffer] afgeschoten, en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer] gezet en/of
- ( daarbij) op dreigende toon tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij/zij hem invalide wilde(n) maken en/of zijn benen wilde(n) breken en/of de nagel(s) uit zijn vinger(s) wilde(n) trekken, en/of kokend water over hem heen zouden gooien, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een (soort) doek om de keel van die [slachtoffer] gedaan en/of (vervolgens) aangetrokken (gehouden), tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan die [slachtoffer] geen/onvoldoende adem kreeg en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met een auto meegenomen/vervoerd naar een kantoor/pand in Nijmegen, en/of
- ( aldus) een voor die [slachtoffer] zodanig dreigende situatie geschapen dat die [slachtoffer] niet in staat was, althans niet durfde, weg te gaan en/of zich er aan te onttrekken.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de schending van het recht op een eerlijk proces. Het late dagvaarden heeft immers tot gevolg gehad dat [slachtoffer] (verder: aangever) in deze zaak niet meer als getuige kan worden gehoord, nu hij is overleden. Het horen van aangever is, in het licht van de jurisprudentie van het EHRM, cruciaal voor de verdediging, aangezien zijn verklaring geen ondersteuning vindt in andere bewijsmiddelen. Het tijdsverloop, te weten de overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 van het EVRM, is onverklaarbaar nu het einddossier halverwege 2015 al gereed was. Daarnaast zijn camerabeelden zoek geraakt en is er slecht onderzoek verricht door de politie, hetgeen eveneens meegewogen dient te worden in de beoordeling van een schending van het recht op een eerlijk proces.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. Er is geen verband tussen het overlijden van aangever en het handelen van het openbaar ministerie in de strafzaak tegen verdachte. Gelet op het Zwolsman-criterium is er door de enkele overschrijding van de redelijke termijn geen sprake van een ernstige inbeuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte tekort is gedaan aan het recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat volgens vaste rechtspraak van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie slechts sprake kan zijn in uitzonderlijke gevallen, namelijk als het verzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte tekort is gedaan aan het recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak (het zogenaamde Zwolsman-criterium).
In uitzonderlijke situaties is niet-ontvankelijkheid als rechtsgevolg op overheidsoptreden ook mogelijk wanneer het gaat om handelen in strijd met de grondslagen van het strafproces, waardoor het wettelijk stelsel in de kern wordt geraakt.
De rechtbank stelt vast dat volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad de overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, maar bij de strafoplegging in aanmerking dient te worden genomen. De sanctie van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie is primair gelegen in het waarborgen van een eerlijk proces. Niet is gebleken dat de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren de mogelijkheid van de verdediging om getuigen te (doen) ondervragen hebben gefrustreerd. Er is voorafgaand aan het overlijden van aangever door de verdediging niet verzocht om aangever te horen en niet gebleken is dat voor de met opsporing of vervolging belaste ambtenaren op enigerlei wijze voorzienbaar was dat aangever zou komen te overlijden. Van enige uitzonderlijke situatie, waardoor er sprake zou zijn van schending van het recht van verdachte op een eerlijk proces, is evenmin gebleken.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de verdediging en verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen is.
De verklaring van aangever is volgens haar niet het enige of beslissende bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde. Steunbewijs voor de verklaring van aangever blijkt uit de processen-verbaal met betrekking tot hetgeen is te zien op de diverse camerabeelden, de verklaringen van getuigen [getuige 1] (verder: [getuige 1] ) en [getuige 2] (verder: [getuige 2] ), de aanhouding van verdachte en de medeverdachten in twee auto’s in Nijmegen en het bij aangever geconstateerde letsel.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bevestigd dat aangever bij hem een schuld had en dat zowel aangever, hijzelf, verdachte en de medeverdachten in Nijmegen waren om deze schuld te incasseren. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij aangever niet alleen wilde laten en niet uit het oog wilde verliezen. Uit zowel de verklaring van [medeverdachte 1] als van verdachte blijkt dat in Almere tegen aangever is gezegd dat hij niet bang hoefde te zijn en dat zij aangever niets zouden doen. In de flat in Groningen en in de auto waarin [medeverdachte 1] en verdachte zaten op het moment van hun aanhouding zijn goederen aangetroffen waarvan aangever stelt dat deze zijn gebruikt tijdens het op hem in de flat gepleegde geweld, te weten een ijzeren stang waarmee is geslagen, een nietapparaat waarmee nietjes op zijn lichaam zijn gedrukt en sigaretten die op hem zijn uitgedrukt. [medeverdachte 1] en verdachte hebben in alles samen opgetrokken, waardoor telkens sprake is van een voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
Primair is bepleit dat de verklaring van aangever niet voor het bewijs kan worden gebezigd, gelet op de jurisprudentie van het EHRM en de Hoge Raad. De verklaring van aangever omtrent de betrokkenheid van verdachte is het enige of doorslaggevende bewijs voor het ten laste gelegde. Er is geen steunbewijs. Daarnaast kan ook op geen enkele wijze compensatie worden geboden voor het niet meer kunnen horen van aangever. Dat alles dient tot een vrijspraak te leiden.
Subsidiair is er geen sprake van wettig en overtuigend bewijs. De verklaring van aangever vindt geen ondersteuning in ander bewijs. De camerabeelden bevestigen enkel wie wanneer op een bepaalde plaats aanwezig was, hetgeen de verdachte en medeverdachte ook niet ontkennen. Uit de beelden blijkt echter niet van feiten en omstandigheden waaruit afgeleid kan worden dat er sprake was van een inbreuk op de lichamelijke integriteit of bewegingsvrijheid van aangever. Daarbij is de verklaring van aangever onbetrouwbaar, omdat hij geen openheid van zaken heeft gegeven over de gebeurtenissen in onder meer het café in Almere, de aanwezigheid van anderen in de auto en in de flat en over de betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte 3] (verder: [medeverdachte 3] ). Ook heeft aangever op enkele punten tegenstrijdig verklaard.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De verklaringen van aangever.
Op 10 februari 2015 geeft aangever de politie een mobiele telefoon, merk Nokia, kleur blauw. Aangever verklaart dat hij deze telefoon mee moest nemen naar binnen in een pand in Nijmegen. De verbinding moest open blijven staan, zodat de afpersers die hem naar Nijmegen hadden gebracht mee konden luisteren. In het pand was de oom van aangever werkzaam. In het pand zou aangever geld, te weten 50.000 euro, ophalen om aan zijn afpersers te geven. [2]
Op 11 februari 2015 verklaart aangever onder meer dat hij in de nacht van 8 op 9 februari 2015 in een café in Almere was. Aangever verneemt van een derde dat er buiten twee mannen staan die met hem willen praten, maar dat ze hebben toegezegd dat ze hem niks zullen doen. [3] Op 9 februari 2015 omstreeks 6.00 uur gaat aangever naar buiten. [medeverdachte 1] en verdachte zeggen dat zij met aangever willen praten, dat aangever met hen mee kan gaan en zij hem niets zullen doen.
Aangever verklaart dat hij desondanks later in een flat in Groningen door [medeverdachte 1] is geslagen in het gezicht op het moment dat hij vastgebonden was. Verder heeft [medeverdachte 1] met een ijzeren staaf op aangevers knieën geslagen, nietjes in zijn lichaam geniet en sigarettenpeuken op zijn lichaam uitgedrukt.
Vanaf Almere gaat aangever met [medeverdachte 1] en verdachte naar Groningen. Via een tussenstop bij de McDonald’s in Vinkhuizen komen zij bij een flat [4] , naar later blijkt de [straatnaam] te Groningen [5] .
Er is nog een tussenstop gemaakt waarbij [medeverdachte 1] een flat in gaat en met een tas terug komt. [6]
[medeverdachte 1] heeft een sleutel van de flat aan de [straatnaam] en zij gaan gezamenlijk de flat binnen. Aangever gaat, op vraag van [medeverdachte 1] en verdachte, zitten op een stoel. [medeverdachte 1] doet vervolgens tie-rips om aangevers armen en slaat aangever een paar keer in het gezicht. Ook drukt [medeverdachte 1] een sigarettenpeuk uit op aangevers buik. [medeverdachte 1] en verdachte zeggen dat zij geld van aangever willen; verdachte vraagt om 70.000 euro en [medeverdachte 1] vraagt om 16.000 euro. Verdachte slaat aangever vervolgens ook een paar keer in het gezicht. [medeverdachte 1] slaat aangever meermalen met een ijzeren staaf op zijn knieën. Daarna pakt [medeverdachte 1] een nietapparaat en niet aangevers T-shirt met nietjes aan zijn lichaam. [7] Aangever schat dat de mishandeling een uur duurde. Zijn handen hebben lang vastgebonden gezeten en zijn daardoor dik. Omstreeks 17.00-17.30 uur komt een derde man in de flat, naar later blijkt medeverdachte [medeverdachte 2] (verder: [medeverdachte 2] ) [8] , om op hem te passen en verlaten [medeverdachte 1] en verdachte de flat. [medeverdachte 1] en verdachte komen omstreeks 22.30 uur terug met eten.
Aangever zegt dat hij een oplossing heeft en dat hij in Nijmegen 50.000 euro kan ophalen bij een advocaat. Vervolgens belt aangever met [getuige 1] en zegt dat hij hem dringend nodig heeft en dat het belangrijk is. [getuige 1] stelt dat aangever naar zijn kantoor in Nijmegen kan komen. Vervolgens is besloten om naar Nijmegen te gaan. [9] Aangever gaat met [medeverdachte 1] naar het tankstation BP in Vinkhuizen. Verdachte zegt bij het tankstation tegen [medeverdachte 2] dat aangever in Nijmegen alleen het kantoor in mag. Bij het tankstation stapt aangever in de auto bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] (verder: [medeverdachte 4] ) en rijden zij gezamenlijk naar Nijmegen. [medeverdachte 1] en verdachte rijden in een andere auto naar Nijmegen. Aangever heeft van [medeverdachte 1] een telefoon gekregen die in verbinding staat met de telefoon van [medeverdachte 1] zodat alles in het kantoor meegeluisterd kon worden. In het kantoor schrijft aangever op een papiertje dat zij worden afgeluisterd. In het kantoor zijn [getuige 1] en [getuige 2] aanwezig en laatstgenoemde belt de politie. [10]
Op 17 februari 2015 persisteert aangever bij zijn verklaring dat verdachte hem om 70.000 euro vroeg. Aangever is [medeverdachte 1] wel geld schuldig. [11] Aangever verklaart dat zij vanaf Almere bij nog een flat zijn gestopt en dat [medeverdachte 3] daar is opgehaald. [medeverdachte 3] is eveneens gedurende de eerste twee uur in de flat aanwezig. [12] Daarna is [medeverdachte 3] ongeveer twee uur later teruggekomen met eten en drinken en vertrekt omstreeks 13.00 uur uit de flat. [13] Aangever verklaart dat hij van [medeverdachte 1] in de flat, voordat zij naar Nijmegen vertrokken, een blauwe Nokia mobiele telefoon kreeg. Aangever krijgt de telefoon om contact te houden. [14]
Aangever omschrijft de nietmachine als een vrij groot nietpistool van ongeveer 30 centimeter. Een model waarin moet worden geknepen om de (gewone) nietjes er uit te schieten. [medeverdachte 1] schoot een paar keer nietjes op hem af. Aangever omschrijft de ijzeren staaf als een grijze staaf met een lengte van ongeveer 30 centimeter lang en ongeveer 5 centimeter breed. [15]
Aangever verklaart wederom dat de mannen in de flat eerst gingen eten. Daarna is hij aan een stoel geboeid. Toen [medeverdachte 1] en verdachte de flat verlieten kwam een ander, te weten [medeverdachte 2] , op hem passen. [16]
De deuren van de flat gingen op slot. Aangever heeft bij tankstation BP niet geprobeerd te vluchten, want dan was hij ingehaald. [17]
De overige bewijsmiddelen.
Uit het proces-verbaal blijkt dat op de camerabeelden van de McDonald’s te zien is dat op 9 februari 2015 omstreeks 9.20 uur een blauwe BMW stopt bij de McDrive praatpaal. De bijrijder blijkt aangever te zijn en de bestuurder lijkt op verdachte. Omstreeks 9.33 uur rijdt de auto weg. [18]
Geverbaliseerd is dat op de camerabeelden bij de flat aan de [straatnaam] te zien is dat op 9 februari 2015 om 9.40 uur een blauwe auto aan komt rijden met daarin aangever, [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 3] . Niet blijkt wanneer [medeverdachte 3] de flat verlaat, maar omstreeks 12.49 uur komt hij weer terug bij de flat, waarna hij met verdachte om 13.14 uur de flat verlaat. Om 15.49 uur komt verdachte weer bij te flat om tien minuten later wederom te vertrekken. Om 16.26 uur komen verdachte en [medeverdachte 2] aan bij de flat. Om 16.39 uur komen [medeverdachte 1] en verdachte bij de flat aan. Wederom blijkt niet wanneer [medeverdachte 1] en verdachte de flat verlaten, maar zij komen om 22.32 uur wederom bij de flat terug. [19]
Op de camerabeelden van tankstation BP is te zien dat op 9 februari 2015 [medeverdachte 1] de winkel binnen komt en eten en drinken bij de kassa afrekent. Verdachte betreedt ook de winkel. [20] Omstreeks 23.51 uur komt aangever bij het tankstation BP te Groningen. Aanwezig zijn dan aangever, [medeverdachte 1] , verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . Omstreeks 23.58 uur vertrekken deze vijf personen in twee auto’s naar Nijmegen. [21] Op 10 februari 2015 te Nijmegen zijn om 2.45 uur [medeverdachte 2] [22] en [medeverdachte 4] [23] aangehouden en om 3.30 uur [medeverdachte 1] [24] en verdachte [25] .
Geverbaliseerd is dat op de camerabeelden van tankstation BP te zien is dat op 9 februari 2015 omstreeks 23.53 uur aangever de winkel van het tankstation binnenkomt. Hij draagt zijn jas open en er is een donkerrode vlek vlak boven de letter E op de rechterkant op zijn shirt zichtbaar. De vlek is ongeveer dezelfde kleur, op dezelfde plaats en is ongeveer even groot als de vlek te zien op de foto’s gemaakt door de forensische opsporing in de nacht van 9 op 10 februari 2015. [26]
Op 10 februari 2015 om 2.36 uur komt er een 112 melding binnen. [getuige 1] verklaart dat een verre neef van hem, aangever, gegijzeld was en hem heeft gebeld. Aangever is onder dwang naar het kantoor aan de [straatnaam] te Nijmegen gebracht. Er zijn vier mannen buiten het kantoor [27] met twee auto’s [28] . [getuige 1] stelt dat aangever in Groningen een smoesje heeft bedacht om naar het kantoor in Nijmegen te komen. Aangever verklaart dat ze geld van hem willen zien en stelt de hele dag te zijn vastgebonden en dat zijn gezicht kapot is. Aangever verklaart ook dat zijn T-shirt onder het bloed zit en dat hij is gefolterd. [29] Vervolgens komt [getuige 2] aan de telefoon en deze verklaart dat [getuige 1] de huurder van zijn pand is en dat diens neefje, aangever, een smoes heeft bedacht om in het pand onder een gijzeling uit te komen. [30]
Op 10 februari 2015 omstreeks 2.36 uur is door verbalisanten geconstateerd dat aangever gewond is. Zij zien diverse krassen in zijn gezicht, hals en nek en een bloedvlek op het shirt ter hoogte van de rechterkant van de borst. [31]
Op 12 februari 2015 is aangever door een forensisch arts onderzocht, die het volgende letsel heeft beschreven.
Aan het hoofd:
Letsel 1: Op de linker gezichtshelft tussen het linker oog en het oor en vanaf de hoofdhuid tot aan de linker wang is een deels scherp, deels onscherp begrensde licht tot donkerrode bloeduitstorting van 11 bij 5 cm zichtbaar.
Letsel 2: Op het linker voorhoofd op de haargrens is een rode, onscherp begrensde bloeduitstorting van 2,5 bij 2 cm zichtbaar.
Letsel 3: Aan de rechterkant van de nek, schuin onder het rechter oor is een oppervlakkige snijwond met scherpe en rode randen met een lengte van 13 mm zichtbaar.
Letsel 4: Rechtsonder de rechter oorlel zijn twee puntvormige oppervlakkige rode huidbeschadigingen zichtbaar.
Letsel 5: In het midden van de onderlip is een langwerpige, oppervlakkige, witte slijmvliesbeschadiging met een lengte van 17 mm zichtbaar.
Aan de handen:
Letsel 6: Er is een globale zwelling van de strekzijde van de rechterhand te zien. De knokkels van de rechterhand zijn hierdoor minder goed zichtbaar vergeleken met de linkerhand.
Op de buik is het volgende letsel beschreven.
Letsel 7: Op de rechterzijde van de bovenbuik, schuin boven de navel is een onregelmatig begrensde bruin/rode huidbeschadiging met 1x1 cm zichtbaar. Er is bij deze huidbeschadiging sprake van ontvelling.
Schuin onder deze wond is een onregelmatig begrensde rood/blauwe oppervlakkige huidbeschadiging van 3x4 cm zichtbaar.
Op de borst:
Letsel 8: Op de rechterborst, 9 cm schuin boven de rechter tepel, zijn twee puntvormige rode huidbeschadigingen met een onderlinge afstand van 1cm, zichtbaar. Rondom de rechter puntvormige huidbeschadiging is een rode bloeduitstorting zichtbaar.
Rechts, op 7 cm, van deze twee puntvormige huidbeschadigingen zijn twee puntvormige rode huidbeschadigingen met onderlinge afstand van 1cm, zichtbaar. En op 13 cm schuin onder de puntvormige huidbeschadigingen zijn nog 4 soortgelijke puntvormige huidbeschadigingen zichtbaar.
Letsel 9: Op de linkerborst, 9 cm boven de linker tepel, zijn twee puntvormige rode huidbeschadigingen met een onderlinge afstand van 1cm, zichtbaar.
Naast de linker tepel zijn twee puntvormige rode huidbeschadigingen met een onderlinge afstand van 2cm, zichtbaar. Tussen deze twee puntvormige huidbeschadigingen is een rode streepvormige bloeduitstorting zichtbaar.
Op de rug:
Letsel 10: Bovenaan de rug, rechts van het midden, zijn twee puntvormige rode huidbeschadigingen met een onderlinge afstand van 3cm, zichtbaar.
Op de benen:
Letsel 11: Op het linker bovenbeen, boven de knie, zijn vier maal twee puntvormige rode huidbeschadigingen met een onderlinge afstand van 1cm, zichtbaar.
Letsel 12: Aan de binnenkant van de linker knie is een oppervlakkige rode streepvormige huidbeschadiging met een lengte van 12 mm zichtbaar. Onder deze huidbeschadiging is een onregelmatig begrensde bloeduitstorting van 12x 6 mm zichtbaar.
Letsel 13: Op het rechter bovenbeen, boven de knie, zijn drie maal twee puntvormige rode huidbeschadigingen met een onderlinge afstand van 1 cm, zichtbaar.
Letsel 14: Aan de binnenkant van de rechter knie is een oppervlakkige, rood/blauw/zwarte huidbeschadiging met korstvorming zichtbaar. De huidbeschadiging heeft een omvang van 1x1 cm.
Door de forensisch arts is geconcludeerd dat de bloeduitstortingen in het gezicht en op de borst passen bij het toepassen van stomp geweld, zoals het slaan met een vuist. De brandwond op de borst zou kunnen passen bij het uitdrukken van een brandende sigaret. Het patroon van twee puntvormige bloedingen verspreid over meerdere delen van het lichaam kan passen bij het schieten van nietjes met behulp van een nietpistool. De oppervlakkige kras/snijwond en huidbeschadiging aan beide binnenkanten van de knieën kunnen passen bij het beschadigen van de huid met een (scherp) voorwerp. [32]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat aangever nietjes in het shirt had bij binnenkomst in het pand in Nijmegen. [33]
[getuige 2] heeft ook verklaard dat [getuige 1] hem op 9 februari 2015 omstreeks 23.30 uur belde en hem om hulp vroeg. [getuige 2] ziet op 10 februari 2015 tussen 1.00-1.30 uur dat aangever naar het pand komt en dat aangever mank loopt. Aangever komt binnen en [getuige 2] ziet dat aangevers gezicht beschadigd is en dat hij diverse bloedvlekken op zijn bovenkleding heeft. Aangever gebaart dat hij niet mag praten en hij schrijft dingen op een papier. [34]
Nadien bevestigt [getuige 2] in grote lijnen deze eerder afgelegde verklaring. [getuige 2] stelt dat aangever bij binnenkomst naar zijn jaszak wijst en direct gebaart van ‘stil, stil’. Aangever heeft letsel aan de rechterzijde van zijn gezicht, een bloedvlek op de borst van zijn shirt en hij loopt mank. [35] Aangever laat aan [getuige 2] allemaal plekken op zijn lijf zien en [getuige 2] ziet een nietje in aangevers shirt. Aangever vertelt dat hij 24 uur heeft vastgezeten. [36]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 9 februari 2015 omstreeks 23.00 uur is gebeld door aangever. Aangever zegt dat hij naar Nijmegen wil komen om iets belangrijks met spoed te bespreken. Op 10 februari 2015 omstreeks 01.30 uur belt aangever dat hij bijna bij het pand in Nijmegen is. Bij binnenkomst zegt aangever dat hij problemen heeft en geld nodig heeft. Vervolgens vraagt hij om 50.000 euro te lenen. Aangever wijst daarbij naar zijn jaszak en zegt met zachte stem: “We worden afgeluisterd”. Aangever gebaart dat hij en [getuige 2] met hem mee moeten praten. [37] Aangever hangt zijn jas buiten het kantoor en vertelt daarna dat hij is bedreigd en de hele dag is gegijzeld. Bij binnenkomst heeft [getuige 1] een blauwe plek in het gezicht van aangever gezien. [38]
Nadien verklaart [getuige 1] dat aangever tijdens het telefoongesprek gejaagd klinkt. Aangever spreekt snel en klinkt gespannen. Hij bevestigt in grote lijnen zijn eerdere verklaring. [getuige 1] verklaart dat aangever op papier schrijft dat zij moeten meewerken en dat zij worden afgeluisterd. Aangever wijst daarbij op zijn jaszak. [getuige 1] heeft de indruk dat aangever onder spanning staat, omdat hij met grotere ogen kijkt en houterig oogt. Aangever loopt een beetje mank en zijn shirt is bebloed ter hoogte van de borst. [getuige 1] ziet dat de polsen en knieën van aangever dik zijn. Aangever vertelt hem daarbij dat hij is vastgebonden en geslagen is op zijn knieën. Aangever stelt dat hij onder valse voorwendselen ergens naar toe is gebracht en daarna is gegijzeld. [39]
Getuige [getuige 1] overhandigt aan de politie twee vellen papier waarop met de hand is geschreven. [40] Op papier staat onder meer:
ze luisteren mee
ik
praat gewoon
mee met mij
Wat wil je dat we zeggen?
50K zeg dat
het geen probleem
is! zogenaamd [41]
ok jij rijd nu
met mij mee
zogenaamd om geld
op te halen [42]
als jullie niet
mee werken
vermoorden ze mij
nu!!! [43]
Op 25 februari 2015 constateren verbalisanten dat in de flat aan de [straatnaam] te Groningen in de woonkamer twee banken staan. Op de vloerbedekking liggen peuken, restanten van McDonald’s voedsel, nietjes en een aantal nieuwe ongebruikte tie-rips. [44] De huurder van flat, [getuige 3] (verder: [getuige 3] ), stelt dat er in de woonkamer een stoel had moeten staan, maar die is niet aangetroffen. [getuige 3] verklaart dat de nietjes niet zijn eigendom zijn. [45]
[getuige 3] verklaart diezelfde dag dat hij de sleutels van de flat ongeveer twee weken eerder heeft uitgeleend aan [medeverdachte 1] . [46]
De onder aangever in beslag genomen blauwe Nokia is onderzocht. Hieruit blijkt dat de blauwe Nokia op 9 februari 2015 om 22.52 uur voor het eerst is gebruikt, waarbij een mast in Groningen is aangestraald. De telefoon verplaatst zich via diverse masten naar Nijmegen. Op 10 februari 2015 om 1.39 uur is er 20 seconden gebeld met [mobielnummer] , in gebruik bij [getuige 1] [47] . Vanaf 01.51 uur is er ruim 53 minuten gebeld met [mobielnummer] , in gebruik bij [medeverdachte 1] [48] , hetgeen overeenkomt met het tijdstip waarop aangever het pand in Nijmegen betreedt. [49]
[medeverdachte 1] [50] en verdachte [51] zijn op 10 februari 2015 omstreeks 3.30 uur te Nijmegen aangehouden in een auto (Toyota Yaris). In deze auto is onder meer een metalen pijp met een lengte van ongeveer 35 centimeter aangetroffen, alsmede een tas met daarin een nietapparaat, twee doosjes nietjes en een losse strip nietjes. [52]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in Nijmegen was, omdat aangever voor hem geld zou regelen. [53] Hij wil aangever niet alleen laten. Hij krijgt geld van aangever en wil hem niet uit het oog verliezen. [54] [medeverdachte 1] belt met aangever voor een open telefoonverbinding met aangever op het moment dat deze het pand in Nijmegen binnen gaat. [55] Hij wil bij aangever in de buurt blijven, want aangever was al eens eerder verdwenen. [56]
Bij zijn aanhouding zegt [medeverdachte 1] : “Ik heb die jongens met hem meegestuurd om het geld op te halen. Ik ben zelf niet meegegaan en ben hier gaan wachten op hun”. [57]
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris het volgende verklaard: “Ik was in Groningen. Mijn vriend wilde [slachtoffer] aanspreken, omdat mijn vriend nog geld van hem zou krijgen. Ik ben toen naar Almere gegaan. Die vriend van mij vroeg of ik mee wilde gaan. Toen waren we daar. Mijn vriend zei tegen [slachtoffer] : ‘Ik wil mijn geld hebben’. Toen zei [slachtoffer] : ‘Ik wil het oplossen’. We zeiden tegen hem: ‘We beloven dat er niets gaat gebeuren met je, als je het maar oplost’.” [58]
De betrouwbaarheid van aangever.
De rechtbank acht de verklaringen van aangever afgelegd tegenover de politie betrouwbaar, nu deze in essentie consistent zijn en steun vinden in de overige bewijsmiddelen.
Het door aangever omschreven en op hem toegepaste geweld vindt ondersteuning in het bij hem geconstateerde letsel. Aangever heeft consistent verklaard omtrent de wijze waarop dit letsel is ontstaan.
Uit de beschrijving van de camerabeelden van tankstation BP en de beschrijvingen van aangevers letsel door [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat verdachte dit letsel reeds had op het tijdstip dat hij vanuit Groningen naar Nijmegen vertrok.
In de auto waarin [medeverdachte 1] en verdachte zijn aangehouden zijn goederen aangetroffen waarvan aangever beschrijft dat deze zijn gebruikt om hem te mishandelen. Daarbij past het letsel van aangever bij voornoemde goederen, te weten de nietmachine en de ijzeren staaf.
Ook zijn in de flat nietjes en tie-rips aangetroffen, hetgeen past bij de verklaringen van aangever omtrent de wijze waarop hij letsel heeft bekomen en het bij hem geconstateerde letsel.
De verklaring van aangever vindt ook ondersteuning in het telefoongesprek tussen hem en [medeverdachte 1] , te weten de open telefoonverbinding in Nijmegen. De papieren vellen en de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] ondersteunen dit eveneens. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat op zijn initiatief deze telefoonverbinding tot stand is gekomen en hij aangever niet uit het oog wilde verliezen.
Ook op de punten van aangevers verklaring die niet door de verdediging zijn betwist, heeft aangever betrouwbaar verklaard. Aangever verklaart onder meer dat [medeverdachte 1] de sleutel had van de flat, hetgeen ondersteuning vindt in de verklaring van [getuige 3] , de huurder van de flat. Aangevers verklaring over de locaties waar hij op tijdstippen is geweest met bepaalde personen vindt ondersteuning in de processen-verbaal van het bekijken van de camerabeelden bij de McDonald’s, de flat aan de [straatnaam] en het tankstation BP.
De bruikbaarheid van de verklaringen van aangever.
De rechtbank stelt vast dat de verdediging geen gelegenheid heeft gehad om aangever te horen, nu hij in 2016 is overleden. Op grond van artikel 6 van het EVRM heeft de verdediging recht op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om aangever, die een voor verdachte belastende verklaring heeft afgelegd, te (doen) ondervragen. Ook zonder dat de verdachte van dit recht gebruik heeft kunnen maken, kunnen de verklaringen van aangever voor het bewijs worden gebruikt als is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces en de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaringen wordt gebaseerd.
Voor de beantwoording van de vraag of de bewezenverklaring in beslissende mate steunt op de verklaringen van een niet door de verdediging ondervraagde getuige, in casu aangever, is van belang in hoeverre die verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen. Het benodigde steunbewijs moet betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van de verklaring van deze getuige, in casu aangever, in het licht van de bewijsvoering als geheel. In het algemeen geldt dat voor de beoordeling van de vraag of het benodigde steunbewijs aanwezig is, niet kan worden volstaan met een op de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever toegesneden overweging.
De rechtbank overweegt dat de betrokkenheid van [medeverdachte 1] en verdachte bij het ten laste gelegde niet in beslissende mate volgt uit de verklaringen van aangever, nu deze ook blijkt uit andere wettige bewijsmiddelen. De rechtbank verwijst naar hetgeen hierboven is aangevoerd in het kader van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever. Nu de rechtbank van oordeel is dat de verklaringen van aangever in voldoende mate worden ondersteund door de andere bewijsmiddelen, verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging en zullen de verklaringen van aangever voor het bewijs gebezigd worden.
De conclusie.
Gelet op de genoemde bewijsmiddelen en de overwegingen ter zake, is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen is op de wijze zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. De verklaringen van aangever vinden op deze punten ondersteuning in het overige bewijsmateriaal.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde eerste gedachtestreepje, omdat niet is gebleken dat er sprake was van geweld dan wel bedreiging met geweld voordat aangever in de flat in Groningen aanwezig was. Bij het onder 2 ten laste gelegde eerste gedachtestreepje volgt vrijspraak, omdat er geen objectieve feiten en omstandigheden aanwezig zijn die het oordeel rechtvaardigen dat er vanaf Almere reeds sprake was van een opzettelijke vrijheidsberoving.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde zevende, achtste en negende gedachtestreepje en het onder 2 ten laste gelegde zesde, zevende en achtste gedachtestreepje, volgt eveneens vrijspraak, omdat er voor deze handelingen geen steunbewijs voorhanden is.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde elfde gedachtestreepje volgt vrijspraak, omdat dit deel van de bewezenverklaring niet de kwalificatie van het feit draagt nu dit onderdeel ziet op het onder 2 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 9 tot en met 10 februari 2015, te Groningen en Nijmegen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer] ,
met een mededader,
- die [slachtoffer] (in die flat/woning) heeft gehouden en een of meer tie-rips om armen heeft gedaan en
- die [slachtoffer] meermalen in/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en sigarettenpeuk op de buik van die [slachtoffer] heeft uitgedrukt en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij geld van hem wilden hebben en
- die [slachtoffer] meermalen met een ijzeren staaf tegen de knieën heeft geslagen en
- met een nietapparaat het shirt van die [slachtoffer] aan zijn lichaam heeft (vast)geniet en nietjes op die [slachtoffer] heeft afgeschoten en
- vervolgens die [slachtoffer] met een auto heeft meegenomen/vervoerd naar een kantoor/pand in Nijmegen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
in de periode van 9 tot en met 10 februari 2015 te Groningen en Nijmegen,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, en zijn mededader
- die [slachtoffer] (in die flat/woning) gehouden en een of meer tie-rips om armen gedaan en
- die [slachtoffer] meermalen in/tegen het gezicht/hoofd geslagen en sigarettenpeuk op de buik van die [slachtoffer] uitgedrukt en
- die [slachtoffer] meermalen met een ijzeren staaf tegen de knieën geslagen en
- met een nietapparaat het shirt van die [slachtoffer] aan zijn lichaam (vast)geniet en nietjes op die [slachtoffer] afgeschoten en
- vervolgens die [slachtoffer] met een auto meegenomen/vervoerd naar een kantoor/pand in Nijmegen en
- aldus een voor die [slachtoffer] zodanig dreigende situatie geschapen dat die [slachtoffer] niet in staat was zich er aan te onttrekken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2. Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, te volstaan met de oplegging van een taakstraf met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Een gevangenisstraf die de duur van het reeds ondergane voorarrest te boven acht hij niet passend. Bij dit alles komt dat veroordeelde niet eerder wegens soortgelijke feiten is veroordeeld.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De verdachte heeft met een ander aangever vanwege een financieel geschil, getracht af te persen en van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Aangever is hierbij geslagen in het gezicht, geslagen met een staaf tegen zijn knieën, er is een sigarettenpeuk op hem uitgedrukt, er zijn nietjes in zijn lichaam geniet en er zijn tie-rips om zijn armen gedaan. Aangever is bijna twaalf uur in een flat gehouden en daarna vervoerd naar Nijmegen waar hij aan verdachten wist te ontkomen.
Hiermee hebben verdachten een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van aangever. Bovendien hadden zij enkel oog voor hun eigen financieel gewin, terwijl de ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten veelal een langdurige en ernstige psychische nasleep van het gebeurde ondervinden.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 januari 2018, recentelijk niet is veroordeeld wegens enig strafbaar feit.
Uit de reclasseringsrapporten van 1 juni 2015 en 1 november 2016 blijkt niet dat er aanwijzingen zijn voor psychische/psychiatrische problematiek bij verdachte. Verdachte heeft een eigen onderneming en er zijn geen schulden. Niet blijkt van enige problemen in het leven van verdachte.
De rechtbank acht een vrijheidsstraf noodzakelijk, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zou worden. Op het handelen van verdachte kan slechts worden gereageerd met oplegging van een vrijheidsbenemende straf en kan niet worden volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht.
Dat een gevangenisstraf voor verdachte problematisch is, wordt door de rechtbank niet in strafmatigende zin meegewogen omdat deze omstandigheid de verdachte er van had moeten weerhouden de bewezenverklaarde feiten te plegen.
De rechtbank zal aan verdachte en zijn medeverdachte dezelfde straf opleggen gelet op de inwisselbaarheid van hun rollen. Beiden waren immers van begin tot eind betrokken bij de bewezenverklaarde feiten en beiden hebben tegen aangever geweld gebruikt.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 van het EVRM. De termijn heeft een aanvang genomen vanaf de ‘criminal charge’, te weten de inverzekeringstelling op 10 februari 2015, en eindigt op de datum van uitspraak op 8 maart 2018.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 282 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. C.H. Beuker en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 maart 2018.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2015040268, doorgenummerd 1 tot en met 739, gesloten op 30 april 2015.
2.Pagina 324.
3.Pagina 326.
4.Pagina 327.
5.Pagina 419.
6.Pagina 327.
7.Pagina 328.
8.Pagina 660.
9.Pagina 329.
10.Pagina 330.
11.Pagina 335.
12.Pagina 336.
13.Pagina 340.
14.Pagina’s 338 en 340.
15.Pagina 338.
16.Pagina 339.
17.Pagina 340.
18.Pagina 644.
19.Pagina 660.
20.Pagina 650.
21.Pagina 660.
22.Pagina 193.
23.Pagina 158.
24.Pagina’s 33 en 34.
25.Pagina’s 108 en 109.
26.Pagina’s 453 en 546.
27.Pagina 441.
28.Pagina 442.
29.Pagina 442.
30.Pagina 443.
31.Pagina 412.
32.Pagina’s 393 tot en met 395.
33.Pagina 459.
34.Pagina’s 507 en 508.
35.Pagina 503.
36.Pagina 504.
37.Pagina 514.
38.Pagina 515.
39.Pagina 512.
40.Pagina 459.
41.Pagina 714 voorzijde.
42.Pagina 714 achterzijde.
43.Pagina 715.
44.Pagina 419.
45.Pagina 420.
46.Pagina 497.
47.Pagina 511.
48.Pagina 77.
49.Pagina’s 679, 680 en 681.
50.Pagina’s 33 en 34.
51.Pagina’s 108 en 109.
52.Pagina 586.
53.Pagina 45.
54.Pagina’s 47 en 48.
55.Pagina 71.
56.Pagina 49.
57.Pagina 105.
58.Proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris op 13 februari 2015.