In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. De verzoeker heeft op 23 februari 2018 een verzoek ingediend tot wraking van mr. B. van den Bosch, de behandelend kantonrechter in een andere procedure. De verzoeker was betrokken in de procedure met nummer 6568636 AR VERZ 18-3. Mr. B. van den Bosch heeft op 26 februari 2018 aangegeven niet in de wraking te berusten. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank overweegt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor vooringenomenheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangedragen die wijzen op vooringenomenheid van de rechter(s). Daarnaast biedt de wet geen mogelijkheid om de griffier te wraken. Daarom heeft de rechtbank het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De procedure met zaaknummer 6568636 AR VERZ 18-3 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken.