ECLI:NL:RBNNE:2018:806

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2018
Publicatiedatum
9 maart 2018
Zaaknummer
C/17/159198 / KG RK 18/23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechter mr. N.A. Baarsma in een civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 19 februari 2018 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van [verzoeker] tegen rechter mr. N.A. Baarsma. Het wrakingsverzoek volgde op een beschikking die mr. Baarsma op 31 oktober 2017 had gewezen, waarin zij het verzoek van [verzoeker] om schorsing van de executeur niet-ontvankelijk verklaarde. [Verzoeker] stelde dat mr. Baarsma de hoedanigheid van de procespartijen onjuist had weergegeven, wat volgens haar een bevoordeling van de wederpartij inhield. Ze verzocht de wrakingskamer om een andere rechter aan te wijzen voor de behandeling van haar verzoek ex artikel 32 Rv, dat nog aanhangig was.

De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek in beginsel niet-ontvankelijk was, omdat de hoofdzaak al was afgesloten met een eindbeschikking. De rechtbank concludeerde dat de wet niet toestaat dat een andere rechter de beoordeling van een verzoek tot aanvulling of verbetering van een beschikking doet, omdat dit zou neerkomen op een verkapt rechtsmiddel tegen de eerdere beslissing. Bovendien was er onvoldoende onderbouwing van de stelling dat mr. Baarsma vooringenomen was of dat haar handelen de onpartijdigheid in gevaar had gebracht. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, waarmee de rechtbank bevestigde dat mr. Baarsma niet partijdig had gehandeld en dat het verzoek niet op de juiste gronden was ingediend.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Meervoudige kamer
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rekestnummer: C/17/159198 / KG RK 18/23
beslissing van de wrakingskamer van 19 februari 2018
op het verzoek ex artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van
[naam] ,
verzoekster tot wraking,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
procederende in persoon,
dat strekt tot wraking van
mr. N.A. Baarsma(hierna te noemen mr. Baarsma), rechter van deze rechtbank.

1.Het procesverloop, de feiten en de standpunten van partijen

1.1.
Op 31 oktober 2017 heeft mr. Baarsma een beschikking gewezen in een door [verzoeker] aanhangig gemaakte verzoekschriftprocedure met zaaknummer 5921445 \ EZ VERZ 17-70. In die procedure heeft zij verzocht - kort gezegd - om schorsing/ontslag van de executeur en benoeming van een waarnemend executeur. Het verzoek is door
mr. Baarsma niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Bij brief van 3 november 2017 heeft [verzoeker] aan de rechtbank Noord-Nederland verzocht de beschikking van 31 oktober 2017 te herstellen c.q. aan te vullen ex artikel
31 j° 32 Rv. Zij schrijft:
"In bovengenoemde beschikking is een beslissing genomen
In de nalatenschap van [A] ,in het verzoek van
[verzoeker]tegen
[B] , executeurtot
ontslag van de executeur in de nalatenschap van erflater.,maar dit zijn niet de verzoekende en verwerende partij noch het verzochte. In het verzoekschrift is door
[verzoeker] , in hoedanigheid van legitimaris en legitimaris in privétegen
[B] ,handelende in hoedanigheid van
executeur namens zichzelf als erfgenaam en/of erfgenaam in privé,verzocht tot
ontslag van de executeur namens de erfgenaam."
1.3.
Mr. Baarsma heeft bij brief van 18 januari 2018 op dit verzoek als volgt gereageerd:
"Naar mijn oordeel behelst de beschikking van 31 oktober 2017 (met zaaknummer 5921445 \ EZ VERZ 17-70) geen kennelijke fout die zich leent voor eenvoudig herstel, nu, voor zover daarin is afgeweken van de in het verzoekschrift gebezigde aanduiding van partijen en de aard van het verzochte, dit bewust is gedaan en wel om de beschikking begrijpelijk te doen zijn. Daarbij is aansluiting gezocht bij de (juridische) realiteit en hiermee is voor een ieder duidelijk wie verzoeker en verweerder zijn."
1.4.
Bij brief van 19 januari 2018 heeft [verzoeker] een verzoek tot wraking van
mr. Baarsma gedaan. Als wrakingsgrond heeft zij naar voren gebracht dat het eigenhandig wijzigen van de hoedanigheid van de procespartijen en de aard van het verzochte door de rechter, niet anders beoordeeld kan worden dan het willens en wetens bevoordelen van de wederpartij. [verzoeker] stelt dat de verzoekschriftprocedure ex artikel 32 Rv nog aanhangig is (en dat dus de behandeling van het verzoekschrift ontslag executeur is heropend) en zij verzoekt de wrakingskamer te bepalen dat er voor de afdoening van die artikel 32 Rv-procedure in de plaats van mr. Baarsma een andere rechter wordt aangewezen.
1.5.
Mr. Baarsma heeft niet in de wraking berust. Zij heeft op 2 februari 2018 een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aan de leden van de wrakingskamer gezonden, waarin zij haar standpunt heeft toegelicht. Mr. Baarsma heeft - met verwijzing naar de in de brief van 18 januari 2018 gegeven toelichting - aangevoerd dat haar bedoeling bij de wijzigingen is geweest om de beschikking begrijpelijker te maken en dat zij hiermee niet partijdig is geweest. Zij schrijft voorts:
"Helaas heb ik verzuimd te reageren op het subsidiaire verzoek ex artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de betrokkene (wrakingskamer: bedoeld wordt [verzoeker] ) in haar brief van 3 november 2017 om de beschikking aan te vullen. De betrokkene merkt dan ook terecht op dat dit verzoek nog aanhangig is. Het verzoek een andere rechter aan te wijzen voor de afdoening van dit verzoek dient naar mijn mening te worden afgewezen. Nog daargelaten dat er mijns inziens niet is verzuimd te beslissen over een onderdeel van het (oorspronkelijk) verzochte, lijkt artikel 32 Rv geen ruimte te bieden voor behandeling van een verzoek tot aanvulling door een andere rechter dan de rechter die de beschikking heeft gegeven."
1.6.
[verzoeker] heeft vervolgens bij brief van 2 februari 2018 gereageerd op de reactie van mr. Baarsma en aangevoerd dat mr. Baarsma bewust de hoedanigheid van partijen onjuist heeft aangegeven om het verzoekschrift ten gunste van de wederpartij te kunnen afwijzen. De omstandigheid dat mr. Baarsma in haar brief van 2 februari 2018 al vooruitloopt op een te geven beslissing op het artikel 32 Rv-verzoek draagt eraan bij dat niet anders kan worden geoordeeld dan dat zij vooringenomen is, aldus [verzoeker] .
1.7.
Het wrakingsverzoek is aan de orde gesteld ter zitting van de meervoudige wrakingskamer van 5 februari 2018. [verzoeker] en mr. Baarsma zijn - zoals tevoren door hen was aangekondigd - niet ter zitting verschenen.

2.De beoordeling

2.1.
Een wrakingsverzoek ex artikel 36 Rv kan worden ingediend hangende een lopende procedure (de hoofdzaak) tegen de rechter(s) die met de behandeling van die procedure is (zijn) belast. Een wrakingsverzoek kan worden ingediend in elke stand van het geding - mits vóór de einduitspraak - zodra de wrakingsgronden bekend zijn. Een later ingediend wrakingsverzoek kan niet-ontvankelijk verklaard worden (artikel 4.4. van het wrakingsprotocol van de rechtbank Noord-Nederland). De wrakingskamer stelt vast dat in de hoofdzaak in verband waarmee het onderhavige wrakingsverzoek is ingediend op
31 oktober 2017 een eindbeschikking is gewezen. Dat betekent dat het wrakingsverzoek in beginsel niet-ontvankelijk is.
2.2.
De wrakingskamer dient te beoordelen of het wrakingsverzoek in dit geval toch ontvankelijk is nu [verzoeker] een verzoek ex artikel 32 Rv tot aanvulling van de beschikking van 31 oktober 2017 heeft ingediend (waardoor volgens [verzoeker] de hoofdzaak is heropend) en er op dat verzoek nog niet is beslist. De wrakingskamer beantwoordt deze vraag ontkennend. De wet biedt met de artikelen 31 en 32 Rv de mogelijkheid tot verbetering van kennelijke fouten in een vonnis, arrest of beschikking en tot aanvulling van een vonnis, arrest of beschikking indien is verzuimd om op onderdelen van het verzochte te beslissen. Een redelijke uitleg van voornoemde artikelen brengt mee dat alleen de rechter die de desbetreffende uitspraak heeft gedaan bevoegd is om tot verbetering/aanvulling over te gaan. Naar het oordeel van de wrakingskamer is het niet de bedoeling dat met het middel van wraking deze wijze van toetsing wordt doorbroken. Indien een andere rechter zou oordelen over het verzoek van [verzoeker] ex artikel 32 Rv, zou deze beoordeling naar het oordeel van de wrakingskamer neerkomen op een verkapt rechtsmiddel tegen de beslissing van 31 oktober 2017. Daarvoor is het middel van wraking niet bedoeld.
2.3.
Afgezien van het vorenstaande is de wrakingskamer ook overigens van oordeel dat [verzoeker] niet heeft onderbouwd waarom zij van mening is dat mr. Baarsma vooringenomen is en waarom er sprake is of zou (kunnen) zijn van bevoordeling door mr. Baarsma van de wederpartij door de wijze waarop mr. Baarsma partijen in haar beschikking heeft aangeduid. Dat het optreden van mr. Baarsma anderszins in enig opzicht niet voldeed aan de vereisten die aan een eerlijk proces dienen te worden gesteld of dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden door haar optreden, is voorts niet gebleken. De rechtbank zal het wrakingsverzoek tegen mr. Baarsma afwijzen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze uitspraak is gewezen door mrs. M.J Dijkstra, M. Jansen en M.S. van der Kuijl en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2018, in tegenwoordigheid van mr. P.R.M. Poiesz als griffier.