In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 19 februari 2018 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van [verzoeker] tegen rechter mr. N.A. Baarsma. Het wrakingsverzoek volgde op een beschikking die mr. Baarsma op 31 oktober 2017 had gewezen, waarin zij het verzoek van [verzoeker] om schorsing van de executeur niet-ontvankelijk verklaarde. [Verzoeker] stelde dat mr. Baarsma de hoedanigheid van de procespartijen onjuist had weergegeven, wat volgens haar een bevoordeling van de wederpartij inhield. Ze verzocht de wrakingskamer om een andere rechter aan te wijzen voor de behandeling van haar verzoek ex artikel 32 Rv, dat nog aanhangig was.
De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek in beginsel niet-ontvankelijk was, omdat de hoofdzaak al was afgesloten met een eindbeschikking. De rechtbank concludeerde dat de wet niet toestaat dat een andere rechter de beoordeling van een verzoek tot aanvulling of verbetering van een beschikking doet, omdat dit zou neerkomen op een verkapt rechtsmiddel tegen de eerdere beslissing. Bovendien was er onvoldoende onderbouwing van de stelling dat mr. Baarsma vooringenomen was of dat haar handelen de onpartijdigheid in gevaar had gebracht. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, waarmee de rechtbank bevestigde dat mr. Baarsma niet partijdig had gehandeld en dat het verzoek niet op de juiste gronden was ingediend.