ECLI:NL:RBNNE:2018:805

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2018
Publicatiedatum
9 maart 2018
Zaaknummer
C/17/159197 / KG RK 18/22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechter mr. J.E. Biesma in een civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 19 februari 2018 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van [verzoeker] tegen mr. J.E. Biesma, die betrokken was bij een eerdere procedure. Het wrakingsverzoek volgde op een beslissing van mr. Biesma waarin hij het verzet van [verzoeker] tegen de betaling van griffierecht ongegrond verklaarde. [verzoeker] stelde dat mr. Biesma haar al jarenlang benadeelt en dat hij de hoedanigheid van de procespartijen onjuist heeft weergegeven. De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat de hoofdzaak, waartegen het verzoek was ingediend, reeds was geëindigd. Bovendien werd vastgesteld dat [verzoeker] niet had aangetoond dat mr. Biesma vooringenomen was of dat zijn handelen de onpartijdigheid van de rechterlijke macht in gevaar had gebracht. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, waarbij de rechtbank benadrukte dat het wrakingsmiddel niet bedoeld is als een verkapt rechtsmiddel tegen eerdere uitspraken van de rechter.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Meervoudige kamer
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rekestnummer: C/17/159197 / KG RK 18/22
beslissing van de wrakingskamer van 19 februari 2018
op het verzoek ex artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van
[naam] ,
verzoekster tot wraking,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
procederende in persoon,
dat strekt tot wraking van
mr. J.E. Biesma(hierna te noemen mr. Biesma), rechter van deze rechtbank.

1.Het procesverloop, de feiten en de standpunten van partijen

1.1.
In verband met een verzoekschriftprocedure bij de rechtbank Noord-Nederland met zaaknummer 5921445 \ EZ VERZ 17-70 is door [verzoeker] € 78,00 griffierecht betaald. Deze verzoekschriftprocedure is behandeld door deze rechtbank, en op 31 oktober 2017 is een beschikking gegeven.
1.2.
Bij brief van 3 november 2017, ingekomen ter griffie op 6 november 2017, heeft [verzoeker] verzet aangetekend tegen "betaling griffierecht" op grond van artikel 29 van de Wet griffierecht burgerlijke zaken (Wgbz). Het verzet komt er kort gezegd op neer dat [verzoeker] van mening is dat zij geen griffierecht hoeft te betalen in voornoemde procedure, omdat de rechtbank in de beschikking van 31 oktober 2017 de hoedanigheid van de procespartijen [verzoeker] en [naam] niet juist heeft weergegeven.
1.3.
Naar aanleiding van het ingediende verzet heeft mr. Biesma bij brief van 18 januari 2018 aan [verzoeker] medegedeeld dat het griffierecht gelet op de bepalingen uit de Wgbz terecht is geheven en dat haar verzet ongegrond wordt verklaard.
1.4.
Bij brief van 19 januari 2018 heeft [verzoeker] vervolgens een verzoek tot wraking van
mr. Biesma gedaan. Als wrakingsgronden heeft zij - kort gezegd - naar voren gebracht dat mr. Biesma haar al 9 jaren belazert/ grote geldbedragen (griffierechten) afhandig maakt en dat de rechter eigenhandig de hoedanigheid van de procespartijen wijzigt, alsmede de aard van het verzochte, teneinde de vorderingen te kunnen afwijzen. [verzoeker] stelt voorts dat Biesma uitspraak heeft gedaan in een art. 29 Wgbz zaak, op gronden die niet zijn opgenomen in het verzetschrift en dat hij de gronden die wel door haar zijn opgevoerd onbehandeld heeft gelaten, teneinde het verzet ongegrond te kunnen verklaren. [verzoeker] stelt dat er thans een verzoekschriftprocedure ex artikel 32 Rv aanhangig is op grond waarvan de behandeling van de verzetprocedure ex art. 29 Wgbz heropend is. [verzoeker] verzoekt de wrakingskamer te bepalen dat er voor de afdoening van de artikel 32 Rv-procedure in plaats van mr. Biesma een andere rechter wordt aangewezen.
1.5.
Mr. Biesma heeft niet in de wraking berust. Hij heeft op 1 februari 2018 een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aan de leden van de wrakingskamer gezonden, waarin hij heeft aangevoerd dat het hem niet duidelijk is waarom [verzoeker] hem wraakt, omdat hij geen openstaande zaken van [verzoeker] onder zijn bemoeienis heeft staan.
1.6.
[verzoeker] heeft bij brief van 2 februari 2018 nadere stukken overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat mr. Biesma wél betrokken is in een openstaande zaak van [verzoeker] , gelet op het verzoek ex artikel 32 Rv dat is ingediend tot aanvulling van de beslissing van 18 januari 2018. [verzoeker] heeft de door mr. Biesma ondertekende beslissing van 18 januari 2018 en een verzoekschrift ex artikel 32 Rv d.d. 19 januari 2018 tot aanvulling van de beslissing van 18 januari 2018 meegestuurd.
1.7.
Het wrakingsverzoek is aan de orde gesteld ter zitting van de meervoudige wrakingskamer van 5 februari 2018. [verzoeker] en mr. Biesma zijn - zoals tevoren door hen was aangekondigd - niet ter zitting verschenen.

2.De beoordeling

2.1.
Een wrakingsverzoek ex artikel 36 Rv kan worden ingediend hangende een lopende procedure (de hoofdzaak) tegen de rechter(s) die met de behandeling van die procedure is (zijn) belast. Een wrakingsverzoek kan worden ingediend in elke stand van het geding - mits vóór de einduitspraak - zodra de wrakingsgronden bekend zijn. Een later ingediend wrakingsverzoek kan niet-ontvankelijk verklaard worden (artikel 4.4. van het wrakingsprotocol van de rechtbank Noord-Nederland). De wrakingskamer stelt vast dat [verzoeker] voor wat betreft de hoofdzaak kennelijk doelt op de verzetprocedure ex artikel
29 Wgbz. Die procedure is geëindigd met de beslissing van mr. Biesma van 18 januari 2018, waarmee hij het verzet ongegrond heeft verklaard. Dat betekent dat het wrakingsverzoek in beginsel niet-ontvankelijk is.
2.2.
Beoordeeld moet worden of het wrakingsverzoek in dit geval toch ontvankelijk is nu [verzoeker] (nota bene op dezelfde dag als de dag van indiening van het wrakingsverzoek) een verzoek ex artikel 32 Rv tot aanvulling van de beslissing van 18 januari 2018 heeft ingediend (waardoor volgens [verzoeker] de hoofdzaak is heropend) en er op dat verzoek nog niet is beslist. De wrakingskamer beantwoordt deze vraag ontkennend. De wet biedt met de artikelen 31 en 32 Rv de mogelijkheid tot verbetering van kennelijke fouten in een vonnis, arrest of beschikking en tot aanvulling van een vonnis, arrest of beschikking indien is verzuimd om op onderdelen van het verzochte te beslissen. Een redelijke uitleg van voornoemde artikelen brengt mee dat alleen de rechter die de desbetreffende uitspraak heeft gedaan bevoegd is om tot verbetering/aanvulling over te gaan. Naar het oordeel van de wrakingskamer is het niet de bedoeling dat met het middel van wraking deze wijze van toetsing wordt doorbroken. Indien een andere rechter zou gaan oordelen over het verzoek van [verzoeker] ex artikel 32 Rv, zou deze beoordeling neerkomen op een verkapt rechtsmiddel tegen de beslissing van 18 januari 2018. Daarvoor is het middel van wraking niet bedoeld.
2.3.
Afgezien van het vorenstaande is de wrakingskamer overigens van oordeel dat [verzoeker] niet heeft onderbouwd dat mr. Biesma jegens [verzoeker] een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij [verzoeker] dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Dat het optreden van mr. Biesma anderszins in enig opzicht niet voldeed aan de vereisten die aan een eerlijk proces dienen te worden gesteld of dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden door zijn optreden, is voorts niet gebleken. De rechtbank zal het wrakingsverzoek tegen mr. Biesma dan ook afwijzen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze uitspraak is gewezen door mrs. M.J Dijkstra, M. Jansen en M.S. van der Kuijl en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2018, in tegenwoordigheid van mr. P.R.M. Poiesz als griffier.