ECLI:NL:RBNNE:2018:753

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
18/830150-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte tot jeugddetentie voor het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van een grote hoeveelheid verdovende middelen (MDMA)

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft op 5 maart 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van een grote hoeveelheid verdovende middelen, specifiek ongeveer 4000 xtc-pillen. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 238 dagen, waarbij de duur van de jeugddetentie gelijk is aan de periode die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De zaak is behandeld onder toepassing van het jeugdstrafrecht, gezien de leeftijd van de verdachte.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 14 april 2017 heeft de verdachte samen met medeverdachten in Groningen een drugsdeal voorbereid en uitgevoerd. De verdachte heeft contact gelegd met een leverancier in Amsterdam en was aanwezig bij de overdracht van de pillen. Tijdens de deal ontstond er een schietincident, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de pillen MDMA bevatten, wat blijkt uit forensisch onderzoek en verklaringen van de betrokkenen.

De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte als medepleger bewezen verklaard, omdat hij actief deelnam aan de voorbereiding en uitvoering van de drugsdeal. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten en de noodzaak om de volksgezondheid te beschermen tegen de gevaren van harddrugs. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om een gevangenisstraf op te leggen, afgewezen en in plaats daarvan een jeugddetentie opgelegd, passend bij de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830150-17
vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/001956-16 en 18/83025-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 maart 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd te Juvaid locatie Veenhuizen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
13 oktober 2017 en 20 februari 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2017 te Groningen, gemeente Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 4000 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van het ten laste gelegde gevorderd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de kern van de verklaringen van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt dat ze allen op 14 april 2017 in de woning van [medeverdachte 1] aanwezig waren en dat daar 4.000 xtc-pillen lagen. Dat de pillen MDMA bevatten blijkt uit de verklaring van de verdachten dat het ging om een handel in xtc-pillen, uit het positieve resultaat van de indicatieve test en uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) waaruit blijkt dat de onderzochte pillen de stof MDMA bevatten.
De verdachten hebben de pillen in handen gehad en hebben deze geteld. Daarnaast hadden de verdachten de pillen tezamen en in vereniging aanwezig, nu deze zich in hun machtssfeer bevonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft hierbij allereerst gesteld dat geen sprake is van medeplegen, omdat de gedraging van verdachte onvoldoende is om vast te stellen dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Verdachte heeft enkel een faciliterende rol gehad bij het verkrijgen van de pillen en heeft met medeverdachten de pillen in de woning geteld. Het enkele tellen van de pillen is onvoldoende om vast te stellen dat de pillen in verdachtes beschikkingsmacht zijn geweest. Hetgeen verdachte heeft gedaan valt onder medeplichtigheid omdat hij geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geheel.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de pillen waar het hier om gaat MDMA bevatten. Door verdachte werd op de pillen geen logo gezien, hetgeen gebruikelijk is bij xtc-pillen. Ook over de werking van de pillen is niets bekend, nu de pillen niet door de verdachten zijn gebruikt. Daarnaast vormt het resultaat van slechts een indicatieve test van het materiaal dat in de tas - waarin de pillen zaten – aangetroffen is, onvoldoende bewijs. Daarbij komt dat dit materiaal zich in een boterhamzakje in de tas bevond. Het staat dus niet vast dat bedoeld materiaal afkomstig is van de partij van de roze pillen. Daarenboven levert het nader onderzoek door het NFI van de pillen geen nieuwe relevante informatie op. Die pillen zijn in en voor de woning in beslag genomen, maar er kan niet worden aangetoond dat deze pillen bij de bedoelde partij pillen behoren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor het ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 oktober 2017, inhoudende de verklaring van verdachte:
[medeverdachte 1] heeft mij benaderd vlak nadat ik weer vrij kwam. Volgens mij was dat twee weken voor het gebeuren. Hij vroeg mij of ik xtc-pillen voor hem kon regelen. Hij was zo'n twee weken aan het zeuren of ik iemand wist. Ik werd gewoon gek van die jongen. Op de dag van het gebeuren heb ik hem gezegd dat ik iemand kende die misschien iets kon regelen. Ik had een app gestuurd naar een aantal mensen en [medeverdachte 2] heeft erop gereageerd. [medeverdachte 2] zei tegen mij dat hij iemand kende in Amsterdam die misschien iets kon regelen. Ik heb deze informatie aan [medeverdachte 1] doorgespeeld. [medeverdachte 1] heeft me op een gegeven moment een foto gestuurd van geldbiljetten op een tafel. [medeverdachte 2] vroeg mij om na te gaan of het om een echte deal ging en of het geld echt aanwezig was. Ik ben hierna naar [medeverdachte 1] gegaan om dat te controleren. De latere schutter kwam toen langs en liet me het geld zien. Ik heb daarna contact gehad met [medeverdachte 2] en heb daarbij bevestigd dat het om echt geld ging. [medeverdachte 2] heeft een jongen uit Amsterdam laten komen. [medeverdachte 2] kwam later naar de woning van [medeverdachte 1]. Ik was daar aanwezig. Daarna kwam ook de koper. Het klopt dus wel dat er die dag een deal zou plaatsvinden in de woning van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] kwam met een tas binnen. De pillen zaten in die tas.
U houdt mij mijn verklaring van 20 april 2017 op pagina 68 voor. De 1.000 pillen die zijn geteld waren niet voor mij bestemd. Ik denk dat die voor [medeverdachte 1] waren. Ik zou
€ 200,- van [medeverdachte 1] ontvangen voor mijn inzet.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 8 mei 2017, opgenomen op pagina 64 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R017050, onderzoeknaam NAVIST d.d. 28 augustus 2017, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: [medeverdachte 2] belde jou om 19.14 uur? Kan dat kloppen?
A: Ja, toen zei hij dat hij onderweg was vanaf huis, vanaf Helpman. [medeverdachte 2] werd opgepikt door de jongen die wat had gehaald. Iemand uit Amsterdam of zo. Dit duurt 15 à 20 minuten. [medeverdachte 1] vroeg hoe lang het duurde, ik zag toen dat [medeverdachte 2] er net aankwam. [medeverdachte 1] belde naar de schutter, net nadat [medeverdachte 2] belde. Ik zei tegen [medeverdachte 1] dat het ongeveer 15 à 20 minuten zou duren dat [medeverdachte 2] kwam.
V: Hoe kwam [medeverdachte 2] binnen?.
A: Ik liep naar beneden, maar hem was de sleutel ook toegeworpen. Ik deed de deur voor hem open. We zijn samen naar boven gelopen.
V: En dan?
A: We gingen pillen tellen. De schutter kwam tijdens het tellen binnen. Ik zat met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan tafel. [medeverdachte 2] vroeg voor wie het was en ik zei voor hem, hiermee bedoelde ik [medeverdachte 1].
V: Hoe tellen jullie?
A: Met de hand. Er moesten 1000 pillen af van het totaal van ongeveer 4000 pillen. We hebben 1000 pillen geteld, de rest was voor de andere jongen. De rest van de zak was voor de jongen, die hebben we ook niet geteld.
V: Voor wie waren de 1000 pillen?
A: Voor [medeverdachte 1], dat was winst voor hem. Die wilde hij kopen van de winst van de pillen.
V: Waar blijven de 1000 pillen?
A: Op tafel, er zat niets omheen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 15 april 2017, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb de pillen goedkoop geregeld voor [medeverdachte 1].
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 15 april 2017, opgenomen op pagina 262 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2]:
A: Gistermiddag appte een jongen mij en vroeg of ik wat kan regelen.
V: Wie appte jou?
A: [verdachte]. Zo staat hij bij mijn contacten in mijn telefoon.
V: Wat moest jij regelen?
A: XTC pillen.
V: Voor wie waren die pillen?
A: Niet voor [verdachte] maar voor iemand op dat adres, [straatnaam].
V: Hoe kom jij aan pillen?
A: Ik wist wel iemand in Amsterdam die XTC pillen kan regelen. Ik heb deze kennis gebeld met mijn telefoon.
V: Om hoeveel pillen ging het?
A: Een paar duizend.
V: Roze pillen?
A: Ja uiteindelijk zag ik dat het om roze pillen ging.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 april 2017, opgenomen op pagina 265 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2]:
De man uit Amsterdam heeft mij met de auto opgepikt. We zijn naar de [straatnaam] gereden. We stopten in de straat vlakbij de woning. De man had een boodschappentas bij zich met daarin boodschappen en een zak XTC pillen. De zak was doorzichtig. Ik kon zien dat er pillen in zaten. Hij gaf mij die zak en die deed ik in mijn tas die ik bij mij had. Ik ben uitgestapt en liep naar de woning. Ik zag dat [verdachte] en de bewoner op een stoel aan de tafel in de keuken zaten. Ik zette mijn tas op tafel en ging ook op een stoel zitten. De bewoner belde degene die de pillen moest hebben. Vlak nadat ik binnenkwam, belde de bewoner. Hij zei zoiets van dat 'het er was' en hing weer op.
V: Wat heeft de schutter allemaal gezegd?
A: Niet veel. Hij sprak kort met de bewoner maar ik weet niet meer wat er allemaal is gezegd. Ineens pakte hij een pistool uit zijn jas. Ik ging staan. Hij richtte zijn pistool in onze richting en in de richting van de tas. Hij riep nog: 'Geef hier'. Ik sloeg zijn arm weg. De arm en hand waarin hij het pistool vasthield. Daarna kwam ik achter hem. Ik pakte hem vast en ben bewust met hem de trap afgerold. Tijdens de val van de trap en onder aan de trap vielen er schoten. Toen ik op de grond lag, rende de schutter de woning uit. Ik ben zelf de trap afgelopen naar de uitgang en naar buiten gegaan. Vlak voor de deur ging ik zitten.
V: Wat voor tas had jij bij je. Ik bedoel de tas met de pillen.
A: Een oude zwarte schooltas.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 25 april 2017, opgenomen op pagina 168 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2]:
V: Wat is er afgesproken over prijzen?
A: Ik zou een bedrag krijgen. Ik zou 3.000,00 euro moeten afrekenen; ik kreeg 300 euro
V: Hoe laat zijn de pillen in Groningen?
A: Dit zou rond 18.30 uur zijn.
V: Hoe wist je dat het een goede deal was?
A: Ik had [verdachte] gevraagd of het okay was, of hij het geld gezien had. [verdachte] zei dat het okay was.
V: [verdachte] had geld gezien?
A: Dat zei hij, het ging om 3.000,- euro.
V: Je stapt uit, de man blijft wachten?
A: Ja, even in en uit, dan was het klaar. Ik deed de pillen in mijn rugtas, deze is zwart van kleur.
V: Je gaat naar boven, en dan?
A; De rotzooi moest uitgeteld worden. Eerst zaten er alleen [verdachte] en [medeverdachte 1]. Ik ben ook eerst gaan zitten. Het was voor [medeverdachte 1] en de vriend van [medeverdachte 1]. Ik en [verdachte] zijn gaan tellen, [medeverdachte 1] stond er bij te kijken. Het was kloppend.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 april 2017, opgenomen op pagina 305 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1]:
Ik was gisteren in mijn woning aan de [straatnaam] te Groningen. Ik woon op de
bovenste verdieping. Ik had hier een man, genaamd [verdachte] (de rechtbank begrijpt dat hiermee verdachte [verdachte] wordt bedoeld) uitgenodigd. Ik woon op de tweede verdieping. Het slachtoffer belde bij mijn woning aan. Ik heb de sleutels naar beneden gegooid. Het slachtoffer kwam zelf de trap op. Ongeveer 10 minuten na dit slachtoffer kwam de lange man binnen. Nadat de man uit het toilet kwam zag ik dat hij een vuurwapen in zijn handen had. Ik zag dat hij dit op ons alle drie richtte. Ik zag dat het slachtoffer op de lange man afdook/sprong. Ze verdwenen hierbij buiten mijn zicht. [verdachte] was achter die andere twee aan de trap afgerend. Toen het stil was ben ik weer uit mijn slaapkamer gekomen. Ik zag [verdachte] onder aan mijn trap. Ik zag hem bij
het slachtoffer op de eerste verdieping, net onder aan de trap. Ik zag hier ook allemaal
roze pillen.
V: Jij hebt wel roze spullen op de grond gezien toch?
A: Ja, dat was binnen.
Ik heb ook een zwarte tas meegenomen. Ik heb de tas in het park weggegooid. Ik kan en wil de plek wel aanwijzen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 14 juni 2017, opgenomen op pagina 150 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1]:
[naam] kent de schutter. Hij zei dat is echt een hele goede vriend van mij, een toffe jongen. Hij zei dat zijn "plug" ( verdachte legt uit dat zo de pillenhandelaar wordt genoemd) gevangen zit, dat hij een Duitse klant had en een nieuwe "plug" moest hebben. Ik zei dat ik misschien wel iemand kende. Ik heb toen bij [verdachte] aangeklopt.
O: Jij hebt gezegd dat jij [verdachte] hebt geregeld en dat [verdachte] heeft gezorgd dat de pillen kwamen.
A: Ja
Eenmaal na het tellen van de pillen is de schutter naar het toilet gelopen. Hierna heeft het schietincident plaatsgevonden. Hij kwam terug van het toilet en trok een pistool. Hij ging niet voor de volledige 4000 pillen maar alleen voor de 3000 pillen.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2017, opgenomen op pagina 404 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant(en):
Op 15 april 2017 zijn wij verbalisanten samen met [medeverdachte 1] naar zijn woning aan de [straatnaam] te Groningen gereden. Tijdens de rit verklaarde [medeverdachte 1] waar hij na het schietincident naartoe was gerend en waar hij de tas had weggegooid.
De tas die hij bij zich had, heeft [medeverdachte 1] hier in de sloot gegooid. De tas is door ons, verbalisanten, op deze locatie aangetroffen, uit het water gehaald en in beslag genomen.
Wij verbalisanten hebben de tas, welke door [medeverdachte 1] in het water is gegooid, uit het
water gehaald. Bij het openen van de tas zagen wij fluorescerend roze water.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d.
21 april 2017, opgenomen op pagina 417 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant(en):
In het kader van het onderzoek 'NAVIST', een schietincident welke op 14 april
2017 in een woning, gelegen aan de [straatnaam] te Groningen, had plaatsgevonden,
stelde ik een onderzoek in naar de in beslag genomen goederen afkomstig uit een tas,
aangetroffen in de sloot.
In de tas zaten de navolgende goederen:
- volgnummer 2, boterhamzakje met daarin vermoedelijk restanten van XTC (voor
onderzoek naar forensische opsporing)
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d.
2 mei 2017, opgenomen op pagina 534 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant(en):
Op dinsdag 2 mei 2017 ontvingen wij uit handen van het sporenbeheer te Assen een
hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen.
Omschrijving : Roze stukje keukenpapier en opengescheurd roze plastic zakje met daarin roze fijn poeder met groene schilfertjes
Bruto : 6,63 gram
Netto : 0,26 gram
Het bovenstaande goed werd getest met de Marquis test positief/negatief: positief op MDMA.
De kleur-reactietest is een indicatie dat het testmateriaal waarschijnlijk de werkzame stof MDMA (XTC) bevat. MDMA (3,4-methyleendioxymethylamphetamine) staat vermeld op lijst I van de Opiumwet.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 11 mei 2017, opgenomen op pagina 619 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant(en):
Op 14 april 2017 vanaf omstreeks 20.30 uur, hebben wij, verbalisanten een onderzoek verricht, in en rond de woning, [straatnaam] te Groningen.
In de woning had men geen personen meer aangetroffen. Wel had men in de woning meerdere pillen of delen hiervan aangetroffen en drie lege, vermoedelijk verschoten, hulzen.
Het onderzoek is verricht in en rond een woning op het adres: [straatnaam]
Groningen.
Tussen de rijbaan, voor perceel 32 en het trottoir, voor perceel 34, werden meerdere
roze pillen of fragmenten hiervan (SIN AAKC8407NL) aangetroffen en veilig gesteld.
De woning bestond uit drie lagen, een begane grond, een eerste verdieping en een
tweede verdieping. De woning bleek door meerdere personen bewoond/gebruikt te worden. Achter de, openstaande, voordeur was een gang, langs de linkerzijde van de woning. Rechtsachter in de gang - was een trap naar de eerste verdieping. Op enkele treden, van deze trap, lagen fragmenten van een roze pil.
Op de vloer, van de overloop (van de eerste verdieping), achter de laatst genoemde deur lagen de roze resten van ogenschijnlijk vertrapte pillen. De trap van de eerste naar de tweede verdieping, was van hout en de treden waren beplakt met een half ovaal stukje tapijt. Op de derde trede, van onderen, lag een roze pilletje. De tweede trap kwam uit op de tweede verdieping. Deze tweede verdieping was verdeeld in: een slaapkamer, een "L"-vormige woonkamer/keuken en een badkamer, met toilet.
De inrichting van de woonkamer/keuken wordt beschreven vanaf de laatste trap, gezien
in de richting van de voorzijde van de woning. Voor de trap was een ruimte met een oppervlakte van ongeveer 1 vierkante meter. Hier lagen ook weer fragmenten van roze pilletjes. Tussen de trap en de keukenvloer was een traphekje. Ongeveer in het midden van de woonkamer, tegen een wand van de badkamer, stond een eetkamertafel, met vier stoelen. Op diverse plaatsen, in de keuken en woonkamer, werden roze pilletjes of fragmenten daarvan aangetroffen.
13. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv), opgenomen op p. 680 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Inbeslagneming
Plaats : [straatnaam]
Datum : 14 april 2017
Object : Pillen
Kleur : Roze
Spoor identificatienr : AAJG3893NL
Bijzonderheden : lag bovenaan de trap 2e verd.
Object : Pillen
Kleur : Roze
Spoor identificatienr : AAJG3892NL
Bijzonderheden : lag op 2e verd. nabij traphekje
Object : Pillen
Kleur : Roze
Spoor identificatienr : AAJG3891NL
Bijzonderheden : lag op 2e verd. nabij koelkast
Object : Pillen
Kleur : Roze
Spoor identificatienr : AAJG3890NL
Bijzonderheden : lag op 2e verd. nabij aanrecht op vloer
Object : Pillen
Kleur : Roze
Spoor identificatienr : AAJG3888NL
Bijzonderheden : lag op 2e verd. op stoel bij keukentafel
Object : Pillen
Kleur : Roze
Spoor identificatienr : AAJG3889NL
Bijzonderheden : roze pil onder stoel bij nabij keuken
Object : Pillen
Aantal/eenheid : 6 stuks
Kleur : Roze
Spoor identificatienr : AAJG3870NL
Bijzonderheden : roze pillen uit de woning
14. Deskundigenrapporten afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2017.12.06.067 opgemaakte op de hierna genoemde data, door de genoemde personen op de door hen afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijke deskundigen:
- rapporten van 6 december 2017, opgemaakt door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin inhoudende:
- rapporten van 7 december 2017 opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong inhoudende:
- rapporten van 8 december 2017, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong inhoudende:
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
Op 14 april 2017 heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verdachte benaderd met de vraag of verdachte xtc-pillen voor [medeverdachte 1] en een kennis van hem kon regelen. [medeverdachte 1] had verdachte enkele weken daarvoor ook al in dit verband benaderd.
Naar aanleiding van het verzoek van [medeverdachte 1] heeft verdachte uiteindelijk contact gehad met medeverdachte [medeverdachte 2]. Nadat [medeverdachte 2] afspraken heeft gemaakt met iemand uit Amsterdam, heeft hij met verdachte gebeld met de mededeling dat de pillen vanuit Amsterdam konden worden geleverd. Verdachte heeft [medeverdachte 1] hiervan op de hoogte gebracht, waarna de prijs van en de hoeveelheid pillen werden afgesproken. Het ging in totaal om 4.000 pillen. Dat verdachte ook hierbij betrokken was, blijkt onder meer uit zijn verklaring waarin staat dat hij ervoor heeft gezorgd dat [medeverdachte 1] de pillen goedkoop heeft gekregen. [medeverdachte 1] heeft de informatie die hij van verdachte heeft gekregen doorgespeeld naar de koper, waarna de koper naar [medeverdachte 1] kwam en hem het geld heeft laten zien. [medeverdachte 1] heeft toen foto's gemaakt van het geld en deze naar verdachte verstuurd.
Op het verzoek van [medeverdachte 2] om na te gaan of het om een echte deal ging, is verdachte naar [medeverdachte 1] gegaan. Aldaar kwam wederom de koper die het geld aan verdachte heeft getoond.
In de avonduren is [medeverdachte 2] samen met de man die uit Amsterdam is gekomen naar de woning van [medeverdachte 1] aan de [straatnaam] te Groningen gegaan. Daar heeft de man uit Amsterdam [medeverdachte 2] een doorzichtige zak met roze pillen meegegeven, welke zak [medeverdachte 2] in zijn zwarte tas heeft gedaan. Eenmaal in de woning hebben verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] 1.000 pillen geteld en apart gezet van de partij die bedoeld was voor de koper. Tijdens het tellen van de pillen is de koper in de woning gekomen. De koper was daarvoor door [medeverdachte 1] gebeld. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat na het tellen 1.000 pillen op de (eet)tafel in de woonkamer waar de telling heeft plaatsgevonden zijn blijven liggen en dat de pillen niet waren verpakt. De pillen lagen los op de tafel. De 3.000 pillen zijn terug in de zak gegaan.
Op een zeker moment heeft de koper een wapen tevoorschijn gehaald, waarna een worsteling is ontstaan tussen de koper en [medeverdachte 2]. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat de koper de 3.000 pillen wilde hebben. Door de worsteling die is ontstaan, zijn [medeverdachte 2] en de koper van de tweede verdieping via de trap op de eerste verdieping terechtgekomen waarbij enkele schoten zijn gelost. De woning van [medeverdachte 1] bevond zich op de tweede verdieping. De schutter is hierna weggerend. Op een gegeven moment is [medeverdachte 2] naar de begane grond gegaan en is hij voor het pand op de grond gaan liggen. Gebleken is dat nadat is geschoten er een panieksituatie is ontstaan. Door [medeverdachte 1] is verklaard dat er daarna binnen pillen op de grond lagen. Door de politie werd voor het pand, op de trap naar de eerste verdieping en van de eerste naar de tweede verdieping en in de woonkamer van de woning van [medeverdachte 1] op verschillende plekken (fragmenten van) roze pillen aangetroffen. Uit nader onderzoek van het NFI is gebleken dat de roze pillen MDMA bevatten.
De zwarte tas van [medeverdachte 2] is door [medeverdachte 1] meegenomen en uiteindelijk in een sloot gegooid. Op aanwijzing van [medeverdachte 1] heeft de politie de zwarte tas uit de sloot gehaald. In de tas werd roze fluorescerende vloeistof aangetroffen. Ook werd daarin een opengescheurde boterhamzakje bevattende een rozekleurig materiaal aangetroffen. Dit materiaal is onderworpen aan een indicatieve test.
Op basis van de door de test aangegeven kleuromslag is de door de politie geconcludeerd dat deze substantie waarschijnlijk MDMA bevat.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat de betrokken pillen MDMA bevatten. Gebleken is dat de pillen die [medeverdachte 2] naar de woning heeft meegebracht rozekleurig waren. Na het tellen van deze pillen in de woonkamer zijn 1.000 pillen onverpakt op de tafel blijven liggen. Tijdens en na het schietincident zijn alle betrokken partijen naar beneden gegaan en hebben het pand verlaten. Vanaf de woonkamer via de trappen naar beneden en in de woonkamer zelf, is door de politie een spoor van fragmenten van roze pillen en hele roze pillen aangetroffen. Uit het NFI-onderzoek is gebleken dat de aangetroffen (hele) pillen MDMA bevatten. Ook in de zwarte tas waar de pillen hebben gezeten is een rozekleurig materiaal aangetroffen dat indicatief positief is getest op MDMA. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de onderzochte pillen en voornoemd materiaal deel hebben gevormd van de partij van 4.000 pillen. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om ervan uit te gaan dat de onderzochte pillen een andere afkomst hadden. De rechtbank stelt daarmee vast dat de 4.000 pillen MDMA bevatten.
Met betrekking tot de vraag of in het onderhavige geval van medeplegen kan worden gesproken, overweegt de rechtbank het volgende.
Vooropgesteld moet worden dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op grond van de reeds genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Het is verdachte die de middellijke leverancier - [medeverdachte 2] - kende, het is verdachte die het contact heeft gelegd tussen de betrokken partijen, het is verdachte die heeft gecontroleerd of het om een echte deal ging en betrokken was bij de prijsvaststelling, het is verdachte die steeds contactpersoon was tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] die de koper kende. Verdachte was van tevoren volledig op de hoogte van de voorgenomen drugsdeal. Ook was verdachte tijdens de deal aanwezig en heeft hij geholpen bij het tellen van de pillen. Verdachte heeft zich derhalve op geen enkel moment gedistantieerd, integendeel. De bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
Voorts overweegt de rechtbank dat het volgens vaste jurisprudentie voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'aanwezig hebben' in de zin van artikel 2 van de Opiumwet niet noodzakelijk is dat de verdovende middelen de verdachte toebehoren, noch dat hij enige beschikkings- en/of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen heeft. Voldoende is dat de onder de Opiumwet vallende middelen zich in de machtssfeer van de (mede)dader bevinden. Verdachte en zijn medeverdachten waren op de hoogte van de drugsdeal en hebben de onder hen daadwerkelijk aanwezige pillen geteld, waarna de transactie zou moeten plaatsvinden. Tijdens het tellen bevonden deze pillen zich derhalve (ook) in de machtssfeer van verdachte.
Gelet op het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering ten aanzien van de opzettelijke aanwezigheid van de 4000 pillen. Het ten laste gelegde, voor zover het betreft het opzettelijk aanwezig hebben van 4000 pillen bevattende MDMA, kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 14 april 2017 te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 4000 XTC-pillen, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden. De officier van justitie heeft hierbij aangevoerd dat verdachte in korte tijd zich drie keer schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de Opiumwet. Daarnaast is tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis gebleken dat verdachte zich niet laat begeleiden en dat om die reden de schorsing eerder is opgeheven. Het opleggen van een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden is daarom niet meer aan de orde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - onder toepassing van het adolescentenstrafrecht - gepleit voor oplegging van een jeugddetentie niet langer dan de duur van het voorarrest, met daarbij een taakstraf ingeval de rechtbank de duur van de gestelde jeugddetentie niet een afdoende straf acht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van het rapport van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) d.d. 11 juli 2017 van oordeel dat ten aanzien van de meerderjarige verdachte, gelet op diens persoonlijkheid zoals deze naar voren komt in voormeld rapport, recht moet worden gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh Sr (art. 77c Sr). In het bijzonder overweegt de rechtbank hiertoe dat uit voormeld rapport volgt dat verdachte impulsief is en kinderlijker gedrag vertoont dan men gezien diens kalenderleeftijd zou mogen verwachten. Voortzetting van de schoolgang van verdachte wordt noodzakelijk geacht en verdachte kan volgens de steller van het rapport profijt hebben van een groepsgericht leefklimaat.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 september 2017, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van een grote hoeveelheid verdovende middelen, bestaande uit een hoeveelheid van ongeveer 4000 xtc-pillen, bevattende MDMA. Het is algemeen bekend dat dergelijke harddrugs een bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Bovendien vindt een groot deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong in het gebruik van dergelijke harddrugs, zodat het bezit van die harddrugs met kracht dient te worden tegengegaan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Met betrekking tot de op te leggen straf overweegt de rechtbank in het bijzonder als volgt.
De rechtbank overweegt dat volgens de LOVS-oriëntatiepunten (minderjarigen) bij een bewezenverklaring als de onderhavige een werkstraf vanaf 120 uren dan wel een dienovereenkomstige jeugddetentie (3 maanden) geïndiceerd is. In het feit dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie in 2016 en in 2017 is veroordeeld voor soortgelijke feiten en ter zake daarvan nog in twee proeftijden loopt, in samenhang beschouwd met de aard en de ernst van de onderhavige bewezenverklaring en het aantal genoemde pillen, acht de rechtbank de oplegging van een jeugddetentie gelijk aan de periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Parketnummer 18/001956-16
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 25 maart 2016, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 14 dagen, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 9 april 2016.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 15 september 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de omzetting van de jeugddetentie in gevangenisstraf gevorderd.
Parketnummer 18/830325-16
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 13 februari 2017, gewezen door de meervoudige strafkamer van in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang - een jeugddetentie voor de duur van 226 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 28 februari 2017.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 15 september 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de omzetting van de jeugddetentie in gevangenisstraf gevorderd.
Oordeel van de rechtbank
Het hiervoor bewezen verklaarde is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormelde vonnissen gestelde proeftijden.
Nu veroordeelde de in voormelde vonnissen gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemde vonnissen voorwaardelijk opgelegde jeugddetenties. De rechtbank overweegt hierbij dat hetgeen in eerder genoemde reclasseringsrapport van de VNN van 11 juli 2017 over verdachte is overwogen zoals hiervoor onder de strafmotivering is weergegeven, voor de rechtbank aanleiding is het bepaalde in art. 77dd lid 3 Sr niet toe te passen en derhalve niet de tenuitvoerlegging van de genoemde aantallen dagen in een inrichting voor volwassenen te gelasten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 77c, 77i van het Wetboek van Strafrecht
en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 238 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Beslissing op de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummers 18/001956-16 en 18/830325-16:
18/001956-16
Gelast de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen d.d. 25 maart 2016 in de zaak met parketnummer 18/001956-16, te weten: een jeugddetentie van 14 dagen.
18/830325-16
Gelast de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen d.d. 13 februari 2017 in de zaak met parketnummer 18/830325-16, te weten: een jeugddetentie van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens, voorzitter tevens kinderrechter, mr. M.J. Oostveen rechter tevens kinderrechter en mr. M.W. van der Veen, rechter, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2018.
Mr. M.W. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.