ECLI:NL:RBNNE:2018:750

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
18/830154-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van een grote hoeveelheid verdovende middelen

Op 5 maart 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van ongeveer 4000 xtc-pillen, die MDMA bevatten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte was betrokken bij een drugsdeal die op 14 april 2017 plaatsvond, waarbij de pillen in zijn woning aanwezig waren. Tijdens de deal ontstond er een schietincident, maar de verdachte was niet verantwoordelijk voor het geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende betrokkenheid had bij de drugsdeal, aangezien hij de pillen had geteld en de koper had geïnformeerd. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf op van 240 uren, met vervangende hechtenis van 120 dagen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn kwetsbaarheid en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor een dergelijk feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830154-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 maart 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 februari 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.A.S. Jansen, advocaat te Veenendaal.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2017 te Groningen, gemeente Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 4000 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 2 ahf/ond C Opiumwet art 10 lid 3 Opiumwet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van het ten laste gelegde gevorderd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de kern van de verklaringen van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt dat ze op 14 april 2017 allen in de woning van [verdachte] aanwezig waren en dat er 4.000 xtc-pillen in de woning lagen. Dat de pillen MDMA bevatten blijkt uit de verklaring van de verdachten dat het ging om een handel in xtc-pillen, het positieve resultaat van de indicatieve test en het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) waaruit blijkt dat de onderzochte pillen de stof MDMA bevatten.
De verdachten hebben de pillen in handen gehad en hebben deze geteld. De verdachten hadden de pillen tezamen en in vereniging aanwezig, nu deze zich in hun machtssfeer bevonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Hij heeft daarbij allereerst tijdens de eerste terechtzitting gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de 4.000 pillen MDMA bevatten. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de bedoelde pillen niet zijn aangetroffen en niet zijn onderzocht, terwijl er aanwijzing is dat medeverdachte [medeverdachte 2] mogelijk neppillen zou gaan leveren. Ook over een mogelijke werking van de pillen behelst de inhoud van het procesdossier geen informatie.
Daarnaast heeft de raadsman gesteld dat het resultaat van de indicatieve test niet kan worden gebruikt voor de vaststelling van de in de pillen werkzame stof. Het gaat ten eerste om een resultaat waarbij is geconcludeerd dat het onderzochte materiaal waarschijnlijk MDMA bevat. Het staat dus niet vast dat het om MDMA gaat.
Bovendien kan niet worden vastgesteld dat het materiaal dat is onderzocht gerelateerd is aan de pillen. Het onderzochte materiaal betreft immers een roze stukje keukenpapier en een opengescheurde roze plastic zakje met daarin roze fijn poeder. Het is niet aannemelijk dat in dat plastic boterhamzakje 4.000 pillen hebben gezeten.
Ook kan niet worden uitgesloten dat sprake is geweest van contaminatie, nu het roze stukje keukenpapier en het opengescheurde plasticzakje uit de sloot zijn gehaald. Uit de resultaten van het Europese Agentschap voor Drugs en Drugsverslaving blijkt dat in het rioolwater in Nederland al jaren een bepaalde concentratie van MDMA wordt gemeten, dit door het hoog gebruik van die stof hier. Het rioolwater loopt uit in een sloot.
Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet vaststaat dat de in de woning aangetroffen pillen deel hebben uitgemaakt van de bedoelde 4.000 pillen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de aangetroffen pillen afkomstig kunnen zijn van medeverdachte [medeverdachte 2] in wiens broekzak 12 roze pillen zijn aangetroffen alsmede van de pillen die verdachte voor eigen gebruik in huis aanwezig had.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat onduidelijk is of de door het NFI onderzochte pillen ook in de woning van verdachte zijn aangetroffen. In het proces-verbaal over de sporen in de woning wordt telkens gerelateerd dat fragmenten van pillen en/of ogenschijnlijk vertrapte pillen zijn aangetroffen. In het rapport van het NFI wordt vermeld dat het gaat om (volledige) pillen. Ook wordt gerapporteerd over zes pillen waarvan de afkomst onduidelijk is.
Naast voornoemde verweren heeft de raadsman gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte pleger dan wel medepleger is van het ten laste gelegde. Verdachte heeft enkel mensen bij elkaar gebracht en zijn woning beschikbaar gesteld. Deze gedragingen zijn eerder als een medeplichtigheid te beschouwen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor het ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 14 juni 2017, opgenomen op pagina 150 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R017050, onderzoeknaam NAVIST d.d. 28 augustus 2017, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ben uiteindelijk verhuisd naar de [straatnaam] . [naam] heeft mij toen ook geholpen met verhuizen. De schutter heb ik misschien maar één of twee keer gezien. Ik ken de schutter niet van naam. Ik ken hem als 'de lange'. [naam] heeft mij aan hem voorgesteld. Toen ik eenmaal aan het verhuizen was heeft hij gezegd: "Ken jij niet iemand die pillen kan regelen, of kan je die twee samen brengen”.
Die twee weken daarvoor heb ik contact opgenomen met [medeverdachte 1] en heb ik hem gevraagd: "Kan je dat misschien regelen.". Dat ik die twee mensen samen kan brengen. Ik heb toen bij [medeverdachte 1] aangeklopt. Ik heb met de schutter gebeld en geappt.
O: Jij hebt gezegd dat jij [medeverdachte 1] hebt geregeld en dat [medeverdachte 1] heeft gezorgd dat de pillen kwamen.
A: Ja
V: Wil je nog eens in het kort vertellen wat jou beleving is geweest van die dag.
A: Eerst kwam de schutter langs. Toen kwam [medeverdachte 1] langs. Toen heeft de schutter het geld laten zien. Hierna is de schutter weer weggegaan. De schutter is dus twee keer bij mij geweest.
V: Hoe is het gegaan met het geld laten zien?
A: De schutter gooide het geld gewoon op tafel. Er werd heel nonchalant over gedaan door [medeverdachte 1] . Hij heeft het geld niet geteld.
O: Het kon zijn dat je weet om hoeveel geld het ging.
A: Het ging om 85 cent per stuk of zo.
V: Hoe is de schutter de 1ste keer bij jou in de woning gekomen.
A: Ik had hem mijn adres gegeven. Ik heb hem binnen gelaten want [medeverdachte 1] was er toen nog niet. Toen later kwam [medeverdachte 1] en toen is hij weer weg gegaan. [medeverdachte 1] kwam in de woning toen de schutter al aanwezig was.
V: Hoe is hij de 2de keer binnengekomen?
A: Toen waren we met z'n drieën. Toen was [medeverdachte 2] er ook bij. [medeverdachte 2] .
V: Hoe is het precies gegaan met de pillen?
A: Ik zat eerst op de bank en later op een stoel aan de tafel waar de pillen werden geteld. Eenmaal na het tellen van de pillen is de schutter naar het toilet gelopen. Hierna heeft het schietincident plaats gevonden. Hij kwam terug van het toilet en trok een pistool. Hij ging niet voor de volledige 4000 pillen maar alleen voor de 3000 pillen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 april 2017, opgenomen op pagina 305 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik was gisteren in mijn woning aan de [straatnaam] te Groningen. Ik woon op de
bovenste verdieping. Ik had hier een man, genaamd [medeverdachte 1] (rechtbank begrijpt dat hiermee mede-verdachte [medeverdachte 1] wordt bedoeld) uitgenodigd. Ik woon op de tweede verdieping. Het slachtoffer belde bij mijn woning aan. Ik heb de sleutels naar beneden gegooid. Het slachtoffer kwam zelf de trap op. Ongeveer 10 minuten na dit slachtoffer kwam de lange man binnen. Nadat de man uit het toilet kwam, zag ik dat hij een vuurwapen in zijn handen had. Ik zag dat hij dit op ons alle drie richtte. Ik zag dat het slachtoffer op de lange man afdook/sprong. Ze verdwenen hierbij buiten mijn zicht. [medeverdachte 1] was achter die andere twee aan de trap afgerend. Toen het stil was ben ik weer uit mijn slaapkamer gekomen. Ik zag [medeverdachte 1] onder aan mijn trap. Ik zag hem bij het slachtoffer op de eerste verdieping, net onder aan de trap. Ik zag hier ook allemaal roze pillen.
V: Jij hebt wel roze spullen op de grond gezien toch?
A: Ja, dat was binnen.
Ik heb ook een zwarte tas meegenomen. Ik heb de tas in het park weggegooid. Ik kan en wil de plek wel aanwijzen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 20 april 2017, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ongeveer 2 weken geleden was ik net vrij gekomen van mijn vorige detentie. [verdachte] had mij nodig en hij sprak mij aan. Hij zou met mij afspreken. [verdachte] vroeg mij of ik pillen kon regelen. [verdachte] wist een koper, dit zou om 1.000 en later 3.000 pillen gaan. Hij zat al 2 weken te drammen. Tot de dag dat alles is gebeurd.
O: tijdens voorlezen is hier over gesproken. Verdachte bedoelt vrijdag 14 april 2017.
Ik zei dat ik het wel kon fixen maar dat ik er niet zoveel mee te maken wilde hebben
V: [verdachte] heeft dus iemand gebeld met zijn eigen telefoon?
A: Ik heb het nummer van een man doorgegeven aan [verdachte] .
O: [medeverdachte 1] wordt een foto getoond van [medeverdachte 2] .
A: Dat is [medeverdachte 2] .
Ik heb toen met een telefoon deze man gebeld. Ik heb [medeverdachte 2] gebeld, eerst kreeg [verdachte] hem aan de telefoon, toen kreeg hij mij aan de telefoon, hij vroeg hoe de situatie was, dat er geen gekke Antillianen bij waren en zo. We zouden hem later terugbellen als het goed was, hij zou in de buurt zijn als de jongen met het geld er zou zijn. De jongen met het geld is toen gekomen.
V: Hoe lang duurde het dat de jongen kwam?
A: 10 minuten. Ik heb het geld gezien. De jongen met het geld is toen gekomen, ik heb [medeverdachte 2] toen gebeld dat het geld aanwezig was.
V: Wanneer maak jij een foto van het geld?
A: Die foto is mij opgestuurd. Daarom vroeg [medeverdachte 2] om te kijken of het klopte, of het pluis was. Ik zag dat hij het geld op zak had.
V: Jij hebt het geld gezien van de jongen?
A: Ja, dat heb ik gezien.
V: De foto stond op jouw telefoon?
A: Ja, via de Whattsapp van [verdachte] .
V: Dus eigenlijk is de koper eerst bij [verdachte] geweest, weggegaan en later weer teruggekomen?
A: Ja, hij is later weer teruggekomen. Ik heb de jongen gebeld dat het goed was.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 8 mei 2017, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: Als je bij [verdachte] bent dan is de jongen er niet meer?
A: De jongen was er wel of niet, dat weet ik niet zeker meer. Hij was er wel of hij was er binnen 5 minuten. Dat was tussen 16.15 uur en 16.45 uur. [verdachte] dacht eerst dat ik de pillen had, [verdachte] vond dit niet leuk dat ik ze niet had. [verdachte] vroeg mij dit toen de jongen met het geld er ook was. De jongen met het geld werd wat paranoia op [verdachte] .
Hij is weggegaan en zou zo terugkomen. Ik zei dat is goed, ik heb toen [medeverdachte 2] gebeld en ik heb hem gezegd dat ik het geld had gezien. Ik had tegen de jongen gezegd dat het wel 2 uur kon duren dat de pillen er waren.
V: De jongen is weggegaan en toen hebben jullie, jij en [verdachte] , nog
wat gezeten?
A: Ja. In de tussentijd kreeg ik nog een telefoontje van [medeverdachte 2] .
V: [medeverdachte 2] belde jou om 19.14 uur? Kan dat kloppen?
A: Ja, toen zei hij dat hij onderweg was vanaf huis, vanaf Helpman. [medeverdachte 2] werd opgepikt door de jongen die wat had gehaald. Iemand uit Amsterdam of zo. Dit duurt 15 à 20 minuten. [verdachte] vroeg hoe lang het duurde, ik zag toen dat [medeverdachte 2] er net aankwam. [verdachte] belde naar de schutter, net nadat [medeverdachte 2] belde. Ik zei tegen [verdachte] dat het ongeveer 15 à 20 minuten zou duren dat [medeverdachte 2] kwam.
V: Hoe kwam [medeverdachte 2] binnen?.
A: Ik deed de deur voor hem open. We zijn samen naar boven gelopen.
V: En dan?
A: We gingen pillen tellen. De schutter kwam tijdens het tellen binnen. Ik zat met [verdachte] en [medeverdachte 2] aan tafel. [medeverdachte 2] vroeg voor wie het was en ik zei voor hem, hiermee bedoelde ik [verdachte] .
V: Hoe tellen jullie?
A: Met de hand. Er moesten 1000 pillen af van het totaal van ongeveer 4000 pillen. We hebben 1000 pillen geteld, de rest was voor de andere jongen. De rest van de zak was voor de jongen, die hebben we ook niet geteld.
V: Voor wie waren de 1000 pillen?
A: Voor [verdachte] , dat was winst voor hem. Die wilde hij kopen van de winst van de pillen.
V: Waar blijven de 1000 pillen?
A: Op tafel, er zat niets omheen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 15 april 2017, opgenomen op pagina 262 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
A: Gistermiddag appte een jongen mij en vroeg of ik wat kan regelen.
V: Wie appte jou?
A: [medeverdachte 1] . Zo staat hij bij mijn contacten in mijn telefoon.
V: Wat moest jij regelen?
A: XTC pillen.
V: Voor wie waren die pillen?
A: Niet voor [medeverdachte 1] maar voor iemand op dat adres, [straatnaam] .
V: Hoe kom jij aan pillen?
A: Ik wist wel iemand in Amsterdam die XTC pillen kan regelen. Ik heb deze kennis gebeld met mijn telefoon.
V: Om hoeveel pillen ging het?
A: Een paar duizend.
V: Roze pillen?
A: Ja uiteindelijk zag ik dat het om roze pillen ging.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 april 2017, opgenomen op pagina 265 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
De man uit Amsterdam heeft mij met de auto opgepikt. We zijn naar de [straatnaam] gereden. We stopten in de straat vlakbij de woning. De man had een boodschappentas bij zich met daarin boodschappen en een zak XTC pillen. De zak was doorzichtig. Ik kon zien dat er pillen in zaten. Hij gaf mij die zak en die deed ik in mijn tas die ik bij mij had. Ik ben uitgestapt en liep naar de woning. Ik zag dat [medeverdachte 1] en de bewoner op een stoel aan de tafel in de keuken zaten. Ik zette mijn tas op tafel en ging ook op een stoel zitten. De bewoner belde degene die de pillen moest hebben. Vlak nadat ik binnenkwam, belde de bewoner. Hij zei zoiets van dat 'het er was' en hing weer op.
V: Wat heeft de schutter allemaal gezegd?
A: Niet veel. Hij sprak kort met de bewoner maar ik weet niet meer wat er allemaal is gezegd. Ineens pakte hij een pistool uit zijn jas. Ik ging staan. Hij richtte zijn pistool in onze richting en in de richting van de tas. Hij riep nog: 'Geef hier'. Ik sloeg zijn arm weg. De arm en hand waarin hij het pistool vasthield. Daarna kwam ik achter hem. Ik pakte hem vast en ben bewust met hem de trap afgerold. Tijdens de val van de trap en onderaan de trap vielen meerdere schoten. Toen ik op de grond lag, rende de schutter de woning uit. Ik ben zelf de trap afgelopen naar de uitgang en naar buiten gegaan. Vlak voor de deur ging ik zitten.
V: Wat voor tas had jij bij je. Ik bedoel de tas met de pillen.
A: Een oude zwarte schooltas.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 25 april 2017, opgenomen op pagina 168 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
V: Wat is er afgesproken over prijzen?
A: Ik zou een bedrag krijgen. Ik zou 3.000,00 euro moeten afrekenen, ik kreeg zelf 300,- euro.
V: Hoe laat zijn de pillen in Groningen?
A: Dit zou rond 18.30 uur zijn.
V: Hoe wist je dat het een goede deal was?
A: Ik had [medeverdachte 1] gevraagd of het okay was, of hij het geld gezien had. [medeverdachte 1] zei dat het okay was.
V: [medeverdachte 1] had geld gezien?
A: Dat zei hij, het ging om 3.000,- euro.
V: Je stapt uit, de man blijft wachten?
A: Ja, even in en uit, dan was het klaar. Ik deed de pillen in mijn rugtas, deze is zwart van kleur.
V: Je gaat naar boven, en dan?
A; De rotzooi moest uitgeteld worden. Eerst zaten er alleen [medeverdachte 1] en [verdachte] . Ik ben ook eerst gaan zitten. Het was voor [verdachte] en de vriend van [verdachte] . Ik en [medeverdachte 1] zijn gaan tellen, [verdachte] stond er bij te kijken. Het was kloppend.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2017, opgenomen op pagina 404 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant(en):
Op 15 april 2017 zijn wij verbalisanten samen met [verdachte] naar zijn woning aan de [straatnaam] te Groningen gereden. Tijdens de rit verklaarde [verdachte] waar hij na het schietincident naartoe was gerend en waar hij de tas had weggegooid.
De tas die hij bij zich had, heeft [verdachte] hier in de sloot gegooid. De tas is door ons, verbalisanten, op deze locatie aangetroffen, uit het water gehaald en in beslag genomen.
Wij verbalisanten hebben de tas, welke door [verdachte] in het water is gegooid, uit het
water gehaald. Bij het openen van de tas zagen wij fluorescerend roze water.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d.
21 april 2017, opgenomen op pagina 417 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant(en):
In het kader van het onderzoek 'NAVIST', een schietincident welke op 14 april
2017 in een woning, gelegen aan de [straatnaam] te Groningen, had plaatsgevonden,
stelde ik een onderzoek in naar de in beslag genomen goederen afkomstig uit een tas,
aangetroffen in de sloot.
In de tas zaten de navolgende goederen:
- volgnummer 2, boterhamzakje met daarin vermoedelijk restanten van XTC (voor
onderzoek naar forensische opsporing)
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d.
2 mei 2017, opgenomen op pagina 534 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant(en):
Op dinsdag 2 mei 2017 ontvingen wij uit handen van het sporenbeheer te Assen een
hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen.
Omschrijving : Roze stukje keukenpapier en opengescheurd roze plastic zakje met daarin roze fijn poeder met groene schilfertjes
Bruto : 6,63 gram
Netto : 0,26 gram
Het bovenstaande goed werd getest met de Marquis test positief/negatief: positief op MDMA.
De kleur-reactietest is een indicatie dat het testmateriaal waarschijnlijk de werkzame stof MDMA (XTC) bevat. MDMA (3,4-methyleendioxymethylamphetamine) staat vermeld op lijst I van de Opiumwet.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 11 mei 2017, opgenomen op pagina 619 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant(en):
Op 14 april 2017 vanaf omstreeks 20.30 uur, hebben wij, verbalisanten een onderzoek verricht, in en rond de woning, [straatnaam] te Groningen.
In de woning had men geen personen meer aangetroffen. Wel had men in de woning meerdere pillen of delen hiervan aangetroffen en drie lege, vermoedelijk verschoten, hulzen.
Het onderzoek is verricht in en rond een woning op het adres: [straatnaam]
Groningen .
Tussen de rijbaan, voor perceel 32 en het trottoir, voor perceel 34, werden meerdere
roze pillen of fragmenten hiervan (SIN AAKC8407NL) aangetroffen en veilig gesteld.
De woning bestond uit drie lagen, een begane grond, een eerste verdieping en een
tweede verdieping. De woning bleek door meerdere personen bewoond/gebruikt te worden. Achter de, openstaande, voordeur was een gang, langs de linkerzijde van de woning. Rechtsachter in de gang - was een trap naar de eerste verdieping. Op enkele treden, van deze trap, lagen fragmenten van een roze pil.
Op de vloer, van de overloop (van de eerste verdieping), achter de laatst genoemde deur lagen de roze resten van ogenschijnlijk vertrapte pillen. De trap van de eerste naar de tweede verdieping, was van hout en de treden waren beplakt met een half ovaal stukje tapijt. Op de derde trede, van onderen, lag een roze pilletje. De tweede trap kwam uit op de tweede verdieping. Deze tweede verdieping was verdeeld in: een slaapkamer, een "L"-vormige woonkamer/keuken en een badkamer, met toilet.
De inrichting van de woonkamer/keuken wordt beschreven vanaf de laatste trap, gezien
in de richting van de voorzijde van de woning. Voor de trap was een ruimte met een oppervlakte van ongeveer 1 vierkante meter. Hier lagen ook weer fragmenten van roze pilletjes. Tussen de trap en de keukenvloer was een traphekje. Ongeveer in het midden van de woonkamer, tegen een wand van de badkamer, stond een eetkamertafel, met vier stoelen. Op diverse plaatsen, in de keuken en woonkamer, werden roze pilletjes of fragmenten daarvan aangetroffen.
12. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv), opgenomen op p. 680 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Inbeslagneming
Plaats : [straatnaam]
Datum : 14 april 2017
Object : Pillen
Kleur : Roze
Spoor identificatienr : AAJG3893NL
Bijzonderheden : lag bovenaan de trap 2e verd.
Object : Pillen
Kleur : Roze
Spoor identificatienr : AAJG3892NL
Bijzonderheden : lag op 2e verd. nabij traphekje
Object : Pillen
Kleur : Roze
Spoor identificatienr : AAJG3891NL
Bijzonderheden : lag op 2e verd. nabij koelkast
Object : Pillen
Kleur : Roze
Spoor identificatienr : AAJG3890NL
Bijzonderheden : lag op 2e verd. nabij aanrecht op vloer
Object : Pillen
Kleur : Roze
Spoor identificatienr : AAJG3888NL
Bijzonderheden : lag op 2e verd. op stoel bij keukentafel
Object : Pillen
Kleur : Roze
Spoor identificatienr : AAJG3889NL
Bijzonderheden : roze pil onder stoel bij nabij keuken
Object : Pillen
Aantal/eenheid : 6 stuks
Kleur : Roze
Spoor identificatienr : AAJG3870NL
Bijzonderheden : roze pillen uit de woning
13. Deskundigenrapporten afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2017.12.06.067 opgemaakte op de hierna genoemde data, door de genoemde personen op de door hen afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijke deskundigen:
- rapporten van 6 december 2017, opgemaakt door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin inhoudende:
- rapporten van 7 december 2017 opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong inhoudende:
- rapporten van 8 december 2017, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong inhoudende:
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
Op 14 april 2017 heeft verdachte medeverdachte [medeverdachte 1] benaderd met de vraag of [medeverdachte 1] xtc-pillen voor verdachte en/of een kennis van verdachte kon regelen. Verdachte had [medeverdachte 1] enkele weken daarvoor ook al in dit verband benaderd.
Naar aanleiding van het verzoek van verdachte heeft [medeverdachte 1] uiteindelijk contact gehad met medeverdachte [medeverdachte 2] . Nadat [medeverdachte 2] contact heeft gehad met iemand uit Amsterdam, heeft hij met [medeverdachte 1] gebeld met de mededeling dat de pillen vanuit Amsterdam konden worden geleverd. [medeverdachte 1] heeft verdachte hiervan op de hoogte gebracht, waarna de prijs van en de hoeveelheid pillen werden afgesproken. Het ging in totaal om 4.000 pillen. Verdachte heeft de informatie die hij van [medeverdachte 1] heeft gekregen, doorgespeeld naar de koper, waarna de koper naar verdachtes woning kwam en hem het geld heeft laten zien. Verdachte heeft toen foto's gemaakt van het geld en deze naar [medeverdachte 1] verstuurd. Na het ontvangen van de foto is [medeverdachte 1] naar verdachte gegaan om te controleren of het om een echte deal ging. Aldaar kwam wederom de koper die het geld aan [medeverdachte 1] heeft getoond.
In de avonduren is [medeverdachte 2] samen met de man die uit Amsterdam is gekomen naar de woning van verdachte aan de [straatnaam] te Groningen gegaan. Eenmaal daar heeft de man uit Amsterdam [medeverdachte 2] een doorzichtige zak met roze pillen meegegeven, welke zak [medeverdachte 2] in zijn zwarte tas heeft gedaan. Eenmaal in de woning hebben verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] 1.000 pillen geteld en apart gezet van de partij die bedoeld was voor de koper. Tijdens het tellen van de pillen is de koper in de woning gekomen. De koper was daarvoor door verdachte gebeld. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat na het tellen de 1.000 pillen op de (eet)tafel in de woonkamer waar de telling heeft plaatsgevonden zijn blijven liggen en dat de pillen niet waren verpakt. De pillen lagen aldus los op de tafel. De 3.000 pillen zijn terug in de zak gegaan.
Op een zeker moment heeft de koper een wapen tevoorschijn gehaald, waarna een worsteling is ontstaan tussen de koper en [medeverdachte 2] . Uit de verklaring van verdachte blijkt dat de koper de 3.000 pillen wilde hebben. Door de worsteling die is ontstaan, zijn [medeverdachte 2] en de koper van de tweede verdieping via de trap op de eerste verdieping terechtgekomen waarbij er meerdere schoten zijn gelost. De woning van verdachte bevond zich op de tweede verdieping. De schutter is hierna weggerend. Op een gegeven moment is [medeverdachte 2] naar de begane grond gegaan en is hij voor het pand op de grond gaan liggen. Gebleken is dat nadat is geschoten er een panieksituatie is ontstaan. Door verdachte is verklaard dat er daarna binnen pillen lagen op de grond. Door de politie werd voor het pand, op de trap van de eerste naar de tweede verdieping en in de woonkamer van verdachtes woning op verschillende plekken (fragmenten van) roze pillen aangetroffen. Uit nader onderzoek van het NFI is gebleken dat de roze pillen MDMA bevatten.
De zwarte tas van [medeverdachte 2] is uiteindelijk door verdachte meegenomen en uiteindelijk in een sloot gegooid. Op aanwijzing van verdachte heeft de politie de zwarte tas uit de sloot gehaald. In de tas werd roze fluorescerende vloeistof aangetroffen. Ook werd daarin een opengescheurde boterhamzakje bevattende een rozekleurig materiaal aangetroffen. Dit materiaal is onderworpen aan een indicatieve test. Op basis van de door de test aangegeven kleuromslag is de door de politie geconcludeerd dat deze substantie waarschijnlijk MDMA bevat.
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat de betrokken pillen MDMA bevatten. Gebleken is dat de pillen die [medeverdachte 2] naar de woning heeft meegebracht rozekleurig waren. Na het tellen van deze pillen in de woonkamer zijn 1.000 pillen onverpakt op de tafel gebleven. Tijdens en na het schietincident zijn alle betrokken partijen naar beneden gegaan en hebben het pand verlaten. Vanaf de woonkamer via de trap naar beneden en in de woonkamer zelf, is door de politie een spoor van fragmenten van roze pillen en hele roze pillen aangetroffen. Op basis van het proces-verbaal sporenonderzoek, de kennisgeving inbeslagneming en het rapport van het NFI, concludeert de rechtbank dat enkel de aangetroffen hele pillen door het NFI nader zijn onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat de aangetroffen (hele) pillen MDMA bevatten. Ook in de zwarte tas waar de pillen hebben gezeten is een rozekleurig materiaal aangetroffen dat indicatief positief is getest op MDMA. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat vast staat dat de onderzochte pillen en voornoemd materiaal deel hebben uitgemaakt van de partij van 4.000 pillen. De rechtbank ziet geen aanleiding om ervan uit te gaan dat de onderzochte pillen een andere afkomst hadden. De rechtbank stelt vast dat de 4.000 pillen MDMA bevatten.
Met betrekking tot de vraag of in het onderhavige geval van medeplegen kan worden gesproken, overweegt de rechtbank het volgende.
Vooropgesteld moet worden dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking
Op grond van de reeds genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Het is verdachte die [medeverdachte 1] meerdere malen heeft benaderd voor het regelen van de pillen, het is verdachte die het contact heeft gelegd tussen [medeverdachte 1] en de koper en de koper continu van de nodige informatie voorzag om de deal te kunnen afsluiten. Verdachte was van tevoren volledig op de hoogte van de voorgenomen drugsdeal die in zijn woning zou plaatsvinden. Ook was verdachte tijdens de deal aanwezig en heeft hij geholpen bij het tellen van de pillen. Verdachtes betrokkenheid was essentieel voor het tot stand komen van de deal. De bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank aldus van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
Voorts overweegt de rechtbank dat het volgens vaste jurisprudentie voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'aanwezig hebben' in de zin van artikel 2 van de Opiumwet niet noodzakelijk is dat de verdovende middelen de verdachte toebehoren, noch dat hij enige beschikkings- en/of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen heeft. Voldoende is dat de onder de Opiumwet vallende middelen zich in de machtssfeer van de (mede)dader bevinden. Verdachte en zijn medeverdachten waren op de hoogte van de drugsdeal en hebben de onder hen daadwerkelijk aanwezige pillen geteld, waarna de transactie zou moeten plaatsvinden. Tijdens het tellen bevonden deze pillen zich derhalve (ook) in de machtssfeer van verdachte.
Gelet op het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering ten aanzien van de opzettelijke aanwezigheid van de 4000 pillen. Het ten laste gelegde, voor zover het betreft het opzettelijk aanwezig hebben van 4000 pillen bevattende MDMA, kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 14 april 2017 te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 4000 XTC-pillen, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij het Leger des Heils en ambulante behandeling bij Ambulante Forensische Psychiatrie Noord. Hij heeft daartoe aangevoerd dat bij verdachte sprake is van een hoge mate van kwetsbaarheid en dat verdachte onvoldoende kan inschatten wat de bedoelingen van andere mensen zijn. Volgens de richtlijnen van het Openbaar Ministerie hoort bij de hoeveelheid pillen in deze zaak een gevangenisstraf van 12 maanden als sprake is van een first offender. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte is een deel van de straf in voorwaardelijke vorm gevorderd met daaraan voornoemde bijzondere voorwaarden gekoppeld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een lagere gevangenisstraf. Hij heeft hierbij gewezen op de oriëntatiepunten die door rechters worden gehanteerd, die in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tussen de zes en acht maanden voorschrijven. Mede op basis van de persoonlijke omstandigheden van verdachte dient een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest te worden opgelegd met het overige gedeelte in voorwaardelijke vorm.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport 29 juni 2017, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van een grote hoeveelheid verdovende middelen, bestaande uit een hoeveelheid van ongeveer 4000 xtc-pillen, bevattende MDMA. Het is algemeen bekend dat dergelijke harddrugs een bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Bovendien vindt een groot deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong in het gebruik van dergelijke harddrugs, zodat het bezit van die harddrugs met kracht dient te worden tegengegaan.
Daarnaast overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft, samen met zijn medeverdachten, bewerkstelligd dat in zijn woning een grote hoeveelheid harddrugs ter verdere verspreiding aanwezig was. Hoewel het geweld dat daarbij is gebruikt verdachte niet aan te rekenen is, is verdachte medeverantwoordelijk voor het feit dat de aanwezigheid van zo’n grote hoeveelheid xtc-pillen dergelijke risico’s met zich meebrengt, met alle gevaarzetting voor de omgeving van dien.
De rechtbank overweegt dat volgens de LOVS-oriëntatiepunten (meerderjarigen) bij een bewezenverklaring als de onderhavige een gevangenisstraf voor de duur van zeven tot acht maanden geïndiceerd is.
Niettemin ziet de rechtbank in de kwetsbare persoonlijkheid van verdachte, het feit dat hij niet eerder voor een feit als het onderhavige is veroordeeld en de in de aan de medeverdachten opgelegde straffen aanleiding om de straf te matigen in die zin dat een gedeelte van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het stellen van na te noemen bijzondere voorwaarden het recidivegevaar kan doen afnemen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen zal worden opgelegd, waarvan 140 dagen voorwaardelijk met daarbij nader te noemen algemene en bijzondere voorwaarden, waarbij de proeftijd drie jaren zal bedragen. Daarnaast zal de rechtbank, uit een oogpunt van vergelding, verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 240 uren, met een vervangende hechtenis voor de duur van ten hoogste 120 dagen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 140 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen volgend op het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij de reclassering van het Leger des Heils, Damsterdiep 271 te Groningen, en zich blijft melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen bij Ambulante Forensische Psychiatrie Noord of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens, voorzitter en mr. M.J. Oostveen en mr. M.W. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2018.