ECLI:NL:RBNNE:2018:729

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
5 maart 2018
Zaaknummer
62676464
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete voor onrechtmatig verlaten van parkeergarage door 'treintje rijden' niet onredelijk bezwarend

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Q-Park Operations Netherlands II B.V. en een gedaagde die de parkeergarage Wild-Lands in Emmen onrechtmatig heeft verlaten. De gedaagde, die in persoon procedeerde, had op 8 oktober 2016 de parkeergarage verlaten zonder het verschuldigde parkeergeld te betalen, door middel van 'treintje rijden'. Q-Park vorderde een schadevergoeding van € 300,00 voor deze overtreding, naast het 'tarief verloren kaart' van € 30,00. De kantonrechter oordeelde dat de algemene voorwaarden van Q-Park van toepassing waren en dat de gedaagde erkende het tarief verloren kaart verschuldigd te zijn. De rechter beoordeelde de hoogte van de boete en concludeerde dat deze niet onredelijk bezwarend was, gezien de preventieve werking en de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers. De gedaagde voerde aan dat hij in een noodsituatie verkeerde, maar de kantonrechter oordeelde dat dit geen reden was om de boete te matigen. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 330,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 6267646 \ CV EXPL 17-6029
vonnis van de kantonrechter van 6 maart 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Q-Park Operations Netherlands II B.V.,
hierna te noemen: Q-Park,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.F.M.P. Spreksel,
tegen
[gedaagde] ,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 augustus 2017;
- de conclusie van antwoord op de rol van 5 september 2017;
- de akte depot van 22 september 2017;
- de conclusie van repliek op de rol van 3 oktober 2017;
- de conclusie van dupliek op de rol van 28 november 2017;
- de akte uitlating producties van Q-Park op de rol van 12 december 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis nader bepaald op vandaag.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
2.2.
Q-Park exploiteert en beheert (onder meer) de parkeergarage Wild-Lands in Emmen (hierna: de parkeergarage).
2.3.
Op 8 oktober 2016 heeft [gedaagde] met zijn auto, een zwarte BMW, met kenteken
[nummer] (hierna: de auto) gebruik gemaakt van de parkeergarage. Het is [gedaagde] niet gelukt om, toen hij de parkeergarage wilde verlaten, het parkeergeld te betalen bij de automaat. [gedaagde] heeft daarop met de klantenservice gebeld, maar daar werd niet opgenomen. Vervolgens heeft hij de parkeergarage om 20:03 uur verlaten door direct achter zijn voorganger, toen die de parkeergarage verliet, aan te rijden zonder eerst een parkeerticket in de uitritterminal in te voeren.
2.4.
Voor het gebruik van de parkeergarage is een parkeerder aan Q-Park een parkeervergoeding verschuldigd. Van toepassing zijn de Algemene Voorwaarden parkeren van Q-Park (hierna: AV) waarin, voor zover hier van belang, het volgende is vermeld:
"(…)5.9De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan.6.3Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (…) vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade. (…)
6.5
In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief "verloren kaart" verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit eenmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief). De parkeerder dient dit bedrag voor het verlaten van de parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief "verloren kaart" laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief "verloren kaart. (…)".
2.5.
Bij brief van 18 november 2016 heeft Q-Park [gedaagde] bericht dat is geconstateerd dat [gedaagde] de parkeergarage middels 'treintje rijden' heeft verlaten, dat dit onrechtmatig is en dat [gedaagde] daarom een schadevergoeding van € 300,00 is verschuldigd. Hij is gesommeerd om dit bedrag en het 'tarief verloren kaart' van € 30,00 binnen 16 dagen te betalen.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Q-Park vordert, verkort weergegeven, veroordeling van [gedaagde] om aan Q-Park
€ 379,50 te betalen ter voldoening van het tarief verloren kaart, de aanvullende schadevergoeding en de buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente en (proces)kosten. Q-Park stelt daartoe, samengevat weergeven, dat [gedaagde] toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst, dan wel dat hij onrechtmatig heeft gehandeld door al bumper-klevend achter een voorganger de parkeergarage te verlaten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Hij voert daartoe aan, samengevat weergegeven, dat hij bereid is het dagtarief te betalen omdat het juist is dat hij de parkeergarage heeft verlaten zonder te betalen maar dat hij de gevorderde schadevergoeding te hoog vindt. Het is weliswaar juist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan 'treintje rijden' maar Q-Park had rekening moeten houden met de omstandigheden waarin [gedaagde] verkeerde. [gedaagde] voert aan dat hij met zijn tweejarige dochtertje en toenmalige vriendin en schoonzus naar Wildlands was geweest maar dat zijn dochter ziek werd en oorontsteking had. [gedaagde] heeft met twee verschillende pasjes geprobeerd het parkeerkaartje te betalen maar dat lukt niet. Vervolgens heeft hij de klantenservice gebeld, maar die bleek gesloten. [gedaagde] was in paniek vanwege de ziekte van zijn dochtertje. Hij voert aan dat sprake was van een noodsituatie en overmacht. Ook vindt hij de schadevergoeding te hoog.

4.De beoordeling

4.1.
Niet in geschil is dat sprake is van een dienstverleningsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:230a BW zodat het voor de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden voldoende is dat Q-Park de afnemer van haar diensten wijst op de elektronische toegankelijkheid van de voorwaarden. In dit geval is niet in geschil dat [gedaagde] op de algemene voorwaarden is gewezen en dat deze van toepassing zijn. Verder stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde] erkent dat hij het 'tarief verloren kaart' van € 30,00 verschuldigd is. Dat deel van de vordering is dus toewijsbaar.
4.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de door Q-Park van hem gevorderde boete van
€ 300,00 onredelijk hoog is. In dat verband stelt de kantonrechter voorop dat hij op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie en de Hoge Raad (ook) ambtshalve dient te beoordelen of een beding in algemene voorwaarden behorend bij een, zoals hier, met een consument aangegane overeenkomst, onredelijk bezwarend is. Indien dan wordt vastgesteld dat het beding ‘oneerlijk’ in de zin van artikel 3 lid 1 van Richtlijn 93/13/EEG jo. punt e van de bij die richtlijn behorende bijlage is, mag de kantonrechter de boete niet matigen maar is hij verplicht dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (tenzij de consument zich daartegen verzet). Van een oneerlijk beding als hier bedoeld is sprake indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voorvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort, zoals bedingen die tot doel of gevolg hebben de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.
4.3.
Q-Park heeft gemotiveerd bepleit dat de bedingen niet oneerlijk in de zin van gemelde richtlijn zijn. Q-Park heeft daarbij gewezen op de preventieve werking die van de schadevergoeding uitgaat, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeergarage, het feit dat [gedaagde] er bewust voor heeft gekozen de parkeergarage op deze ongebruikelijke en ongewenste wijze te verlaten en op de onderbouwing van de door Q-Park geleden schade. Niet alleen loopt zij door het 'treintje rijden' inkomsten mis, maar ook heeft zij kosten moeten maken door investeringen in dure camerasystemen voor scherpe detectie van het 'treintje rijden'. Die schade bestaat uit geleden omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, reeds gedane en toekomstige investeringen, ingeschakelde derden en preventie.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat, gelet op de toelichting van Q-Park omtrent de preventieve werking van het boetebeding, de gevaarzetting van 'treintje rijden' voor andere verkeersdeelnemers (en zaken) binnen en buiten de parkeergarage, het feit dat [gedaagde] er bewust voor heeft gekozen de parkeergarage op deze ongebruikelijke en contractueel niet toegestane wijze te verlaten en de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hoogte van haar kosten en schade door dergelijk gedrag (in zijn algemeenheid), een beding wat zulk gedrag, bij wege van (afschrikwekkende) prikkel tot nakoming, sanctioneert met een boete van € 300,00 niet oneerlijk in de zin van gemelde richtlijn is.
4.5.
Deze algemene voorwaarden bieden geen ruimte voor het beroep van [gedaagde] op een noodsituatie of overmacht. In de bedingen is immers vermeld dat het verlaten van de parkeergarage zonder te betalen en door middel van het 'treintje rijden' onder geen beding is toegestaan. De kantonrechter ziet ook geen reden om te oordelen dat de boete moet worden gematigd omdat de billijkheid het eist. Dat sprake is van een absolute noodsituatie die maakte dat [gedaagde] niet anders kon handelen, is niet gebleken. Daarbij is van belang dat [gedaagde] via de help-knop had kunnen proberen het Controle Room van Q-Park te bereiken en op zijn minst hij had de eerste (werk)dag na het incident contact op kunnen nemen met Q-Park.
4.6.
[gedaagde] voert verder aan dat hij graag een betalingsregeling had willen treffen maar dat Q-Park daartoe niet bereid was, wat door Q-Park is weersproken. Wat daarvan ook zij, de kantonrechter is niet bevoegd om een betalingsregeling te treffen. Daarvoor moet [gedaagde] zich tot Q-Park wenden.
4.7.
Dit alles betekent dat aan hoofdsom een bedrag van € 330,-- wordt toegewezen.
4.8.
De gevorderde wettelijke rente wordt vanaf de datum van verzuim toegewezen. Dat betekent dat de rente over het 'tarief verloren kaart' vanaf 8 oktober 2016 toewijsbaar is omdat het betalen voor het gebruik moet plaatsvinden voordat de parkeergarage wordt verlaten. Er is dus sprake van een fatale termijn. Dat geldt niet voor de gevorderde schadevergoeding. Met de betaling daarvan is [gedaagde] pas in verzuim nadat hem bekend is gemaakt dat inderdaad een boete wordt geheven en nadat de termijn die hem daarbij is gesteld is verstreken. De rente voor de boete is dus verschuldigd vanaf 5 december 2016.
4.9.
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten komt niet voor toewijzing in aanmerking. Q-Park heeft niet, althans onvoldoende, gesteld op welke datum de aanmaning in de zin van artikel 6:96, zesde lid, BW, door [gedaagde] op zijn laatst is ontvangen, dan wel op welke datum deze aanmaning aan [gedaagde] is verzonden. In de brief van 18 november 2016 wordt een termijn van zestien dagen na dagtekening van die brief gegeven, maar daaruit valt niet af te leiden of [gedaagde] een termijn van veertien dagen heeft gehad na
ontvangstvan de aanmaning. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704).
4.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de op de gebruikelijke wijze te begroten kosten van deze procedure.
De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park te betalen € 330,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 30,00 vanaf 8 oktober 2016 tot aan de dag van volledige betaling en te vermeerderen met de wettelijke rente over € 300,00 vanaf 5 december 2016 tot aan de dag van volledige betaling;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van Q-Park begroot op € 83,51 aan dagvaardingskosten, € 117,00 aan vast recht en € 150,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. G.J.J. Smits en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2018.
typ/conc: 361/cd
coll: