ECLI:NL:RBNNE:2018:727

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
5 maart 2018
Zaaknummer
18/730309-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geraffineerde oplichting via WhatsApp van particulieren door verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum] 1995 te Utrecht, die zich schuldig heeft gemaakt aan twaalf gevallen van oplichting. De slachtoffers werden via WhatsApp benaderd door de verdachte of een medeverdachte, die zich voordeed als een familielid of goede bekende. Door het meesturen van een foto en het noemen van persoonlijke details, werd het vertrouwen van de slachtoffers gewonnen. Vervolgens werden de slachtoffers overgehaald om grote geldbedragen over te maken naar opgegeven bankrekeningnummers. Het geld werd contant opgenomen en kwam in handen van de verdachte en/of zijn mededaders, terwijl de slachtoffers met lege handen achterbleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen deze oplichtingspraktijken heeft uitgevoerd, waarbij in totaal een bedrag van 18.565 euro is verkregen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730309-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 maart 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 februari 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C. Crince Le Roy, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
A)
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van
1 februari 2017 tot 1 juli 2017,
te Sneek en/of Wageningen en/of Hoofddorp en/of Nieuwe Pekela en/of Zwolle
en/of Macharen en/of Hellevoetssluis en/of Sittard en/of Heerhugowaard en/of
Utrecht en/of Zoetemeer en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
na te noemen persoon/personen heeft bewogen tot de afgifte(n) van na te noemen
geldbedrag(en),
te weten:
- [slachtoffer 1] tot afgifte van (in totaal) 2534,10 euro,
althans 810,40 euro en/of 367,80 euro en/of 1355,90 euro
(incident 1, aangifte p. 100), en/of
- [slachtoffer 2] tot afgifte van (in totaal) 2111 euro,
althans 1078,20 euro en/of 1032,80 euro
(incident 2, aangifte p. 164), en/of
- [slachtoffer 3] tot afgifte van (in totaal) 1899,70 euro,
althans 910,30 euro en/of 989,40 euro
(incident 3, aangifte p. 178), en/of
- [slachtoffer 4] tot afgifte van 929,40 euro
(incident 4, aangifte p. 223), en/of
- [slachtoffer 5] tot afgifte van (in totaal) 2019,40 euro,
althans 976,80 euro en/of 1042,60 euro
(incident 5, aangifte p. 239), en/of
- [slachtoffer 6] tot afgifte van (in totaal) 6667,20 euro,
althans 710,40 euro en/of 475,10 euro en/of 421,30 euro en/of 1323,30 euro
en/of 1237,10 euro en/of 2500 euro
(incident 6, aangifte p. 301), en/of
- [slachtoffer 7] tot afgifte van (in totaal) 3000 euro
(incident 7, aangifte p. 382), en/of
- [slachtoffer 8] tot afgifte van (in totaal) 13.810,99 euro
(incident 8, aangifte p. 431), en/of
- [slachtoffer 9] tot afgifte van (in totaal) 2755,30 euro,
althans 821,20 euro en/of 436,10 euro en/of 367,10 euro en/of 1130,90 euro
(incident 9, aangifte p. 438), en/of
- [slachtoffer 10] tot afgifte 1009,70 euro
(incident 10, aangifte p. 509), en/of
- [slachtoffer 11] tot afgifte van (in totaal) 1157,90 euro,
althans 731,10 euro en/of 426,80 euro
(incident 11, aangifte p. 554), en/of
- [slachtoffer 12] tot afgifte van 742,10 euro
(incident 12, aangifte p. 565),
in elk geval een hoeveelheid geld,
hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans
alleen, (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
(telkens)
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van genoemde
persoon/personen verzameld, en/of
- die persoon/personen (telefonisch) benaderd via WhatsApp-berichten/e-mail,
althans door middel van electronisch berichtenverkeer, en/of
jegens die persoon/personen
- zich gepresenteerd onder een valse naam, en/of
- zich voorgedaan als familielid of vriend(in) of bekende van die
persoon/personen, en/of
- daarbij een foto meegestuurd van die bekende, en/of
- aangegeven dat die bekende een (spoedeisend) financieel probleem had of een
probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of (vervolgens) die
persoon/personen om (financiële) hulp verzocht en/of verzocht om (per omgaand)
een of meer rekeningen te betalen, en/of
- ( tevens) daarbij aangegeven dat die persoon/personen dat geld contant
kon(den) krijgen en/of na het voorschieten/betalen direct terugbetaald
zou(den) worden, en/of
- die persoon/personen een of meer bankrekeningnummer(s) doorgegeven waarop
geld zou kunnen worden gestort en/of (nadere) instructies gegeven om geld over
te maken naar een of meer door verdachte opgegeven bankrekeningnummer(s),
en/of
- ( aldus) via WhatsApp-berichten/electronisch berichtenverkeer die
persoon/personen benaderd/verrast en/of zich voorgedaan als bona fide bekende
van die persoon/personen en/of die persoon/personen misleid omtrent
(zogenaamd) per omgaand ten behoeve van die bekende te verrichten financiële
hulp en/of betaling(en),
waardoor die persoon/personen (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven
afgifte(n);
EN/OF
B)
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van
1 maart 2017 tot 1 juli 2017 te Sneek en/of Wageningen en/of Hoofddorp en/of
Nieuwe Pekela en/of Zwolle en/of Macharen en/of Hellevoetssluis en/of Sittard
en/of Heerhugowaard en/of Utrecht en/of Zoetemeer en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
van het plegen van witwassen al dan niet een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft verdachte
meermalen (op verschillende tijdstippen in die periode), althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen,
(van) een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld,
namelijk (ongeveer)
- 1178,20 euro en/of 1355,90 euro (incident 1), en/of
- 1078,20 euro (incident 2), en/of
- 1808,70 euro (incident 3), en/of
- 929,40 euro (incident 4), en/of
- 2019,40 euro (incident 5), en/of
- 3600 euro (incident 6), en/of
- 2412,30 euro en/of 1783,20 euro (incident 8 en/of 9), en/of
- 500 euro (incident 10), en/of
- 731,10 euro en/of 426,80 euro (incident 11), en/of
- 742,10 euro (incident 12),
zijnde in totaal (ongeveer) 18.565 euro,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid geld,
- de werkelijke aard en/of herkomst verborgen of verhuld dan wel verborgen of
verhuld wie rechthebbende was op dat voorwerp of het voorhanden had
en/of (vervolgens)
- verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet,
althans gebruik heeft gemaakt,
door een of meer medeverdachte(n) of ander(en)/katvanger(s) te benaderen en/of
te regelen dat een of meerdere bankrekeningnummer(s) (op naam van een ander
dan verdachte en/of als katvanger) beschikbaar werd(en) gesteld aan en/of
gebruikt konden worden door verdachte en/of zijn medeverdachte(n), terwijl
dat/die geldbedrag(en) (telkens) op die bankrekeningnummer(s) werd(en)
gestort, en/of (vervolgens) dat/die geldbedrag(en) heeft opgenomen en/of heeft
doen/laten opnemen en/of ontvangen en/of uitgegeven,
terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat
voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was
uit enig misdrijf.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling van verdachte voor het onder A. en B. ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder A. en B. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat ten aanzien van de incidenten 1 t/m 8, 10 en 11 onder A. uit de bewijsmiddelen niet voortvloeit dat het telefoonnummer eindigend op 0835 zondermeer aan verdachte kan worden toegeschreven. Ten aanzien van zaak 9 onder A. is onduidelijk door welk telefoonnummer aangever is benaderd zodat niet vastgesteld kan worden dat sprake is geweest van oplichting. In zaak 12 onder A. kan verdachte op geen enkele manier gekoppeld worden aan het gebruikte telefoonnummer [mobielnummer] zodat ook van dit feit vrijspraak moet volgen. Ten aanzien van de zaken 1 t/m 9 en 11 en 12 onder B. moet verdachte worden vrijgesproken omdat niet zonder meer vast is komen te staan dat verdachte op enig moment geld afkomstig van oplichting in zijn bezit heeft gehad. In geen van de zaken is ontegenzeggelijk vast komen te staan dat verdachte handelingen heeft verricht die zijn gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld. De raadsman refereert zich ten aanzien van de bij B. onder 10 ten laste gelegde zaak.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsoverweging
De rechtbank acht de hieronder genoemde en tot het bewijs gebruikte verklaringen betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De diverse verklaringen steunen en bevestigen elkaar en leveren, in onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigd bewijs dat verdachte als (mede)pleger van de ten laste gelegde feiten moet worden aangemerkt.
Het onder 2. genoemde bewijsmiddel wordt gebruikt als zogenoemd 'schakelbewijs' nu daaruit blijkt dat verdachte reeds in 2016 op de hoogte was van deze specifieke methode om mensen op te lichten.
De bewijsmiddelen
1. De door verdachte op de terechtzitting van 16 februari 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ken de in het dossier genoemde [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] . [getuige 2] weet waar mijn ouders wonen. Mijn broertje heet [naam 1] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 4 oktober 2017, opgenomen op pagina 111 van het dossier van Politie Noord-Nederland met registratienummer 2017153460 d.d. 27 november 2017, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
V: Tros opgelicht heeft 2 foto's getoond. Jij hebt een persoon herkend als [verdachte]
A: Ja. A: [verdachte] had mijn telefoon gekregen omdat zijn mobiel weg was genomen. Hij gaf hem niet terug omdat hij hem nodig had. Ik ben met [verdachte] naar Thailand gegaan en ik heb in Thailand gezien dat hij bezig was met de WhatsAppfraude. We zijn daar 3 weken geweest.
Ik heb hem drie weken in de gaten gehouden. Ik kan je vertellen dat hij een
plaatje van Facebook haalt. Deze kopieert hij dan naar WhatsApp. Via Facebook komt
hij natuurlijk ook uit bij vrienden dan wel kennissen van diegene uit. Hij benadert
dan de mensen als zijnde een vriend of kennis en stelt wat algemene vragen over
kinderen of zo iets. Dan vertelt hij dat hij een probleem heeft met bankieren en hij
gebruikt dan vooral de SNS bank. Dat het internetbankieren van hem er uit ligt en dat
hij graag wil dat men geld voor hem overmaakt. Het geld zou hij dan die avond wel
langs brengen. Soms kwam het wel voor dat de kennis toevallig bij de persoon die hij
benaderde en dan blokkeerde hij degene direct. Ik kon dit allemaal op mijn laptop
meekrijgen. Deze was nog gekoppeld met mijn gsm. Ik kon drie weken in alles
meekijken. In zijn mail, zijn contacten en alles. Dit zijn allemaal oplichtingen
die gepleegd zijn in de maand juli 2016.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 13 juni 2017, opgenomen op pagina 100 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Plaats delict: Sneek, binnen de gemeente Sudwest-Fryslan.
Pleegdatum/tijd: dinsdag 13 juni 2017.
Vandaag, 13 juni 2017, omstreeks 12.30 uur, ontving ik een bericht op WhatsApp van mijn goede vriend [naam 2] uit Leeuwarden. Ik overhandig u een verslag van het WhatsApp-verkeer met [naam 2] . Gaande het gesprek chatte hij dat hij mijn hulp nodig had. Het kon zijn bankrekeningen niet meer betalen omdat hij niet kon internetbankieren. Hij vroeg of ik een aantal rekeningen voor hem wilde betalen. Hij stuurde mij via WhatsApp een aantal bedragen en de bankrekening waarnaar het over moest worden gemaakt. Het gaat om een bedrag van EUR 810,40, een bedrag van EUR 367,80 en een bedrag van EUR 1.355,90. Ik heb dit voor [naam 2] overgemaakt naar de volgende bankrekening [rekeningnummer] ten name [getuige 2] . Ik heb om 13.40 uur doorgegeven aan [naam 2] dat ik het bedrag had betaald. Ik zag toen dat [naam 2] vroeg of ik nog een bedrag van EUR 2.840,90 kon overmaken. Hij was deze rekening vergeten. Ik kreeg toen mijn twijfels over dit alles. Ik heb toen [naam 2] gebeld. Tot mijn verbazing zei [naam 2] dat hij hier niets van af wist. Ik begreep toen dat iemand zich voordeed als [naam 2] en dat ik was opgelicht. Ik probeerde toen het nummer [mobielnummer] te bellen. Er werd echter niet opgenomen. Tijdens ons chatgesprek heeft die persoon ook nog een foto gestuurd van de echte [naam 2] .
4. Een verslag van een WhatsApp-chat, gevoegd als bijlage bij de onder 3. genoemde aangifte, onder meer inhoudende:
WhatsApp-chat met +31 [mobielnummer] . 13-06-17.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 28 juni 2017, opgenomen op pagina 106 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Op 11 juni 2017 ontving ik een berichtje van een vriend via Facebook Messenger. Dit berichtje was afkomstig van [verdachte] . Ik ken [verdachte] van de straat. Ik zag in dit bericht staan dat dat [verdachte] vroeg of hij geld op mijn rekening mocht storten. Ik zag in het bericht staan dat [verdachte] mij vroeg om het geld er vervolgens af te halen en dit naar zijn ouders te brengen. Ik heb [verdachte] vervolgens mijn zakelijke rekening gegeven. Dit betreft rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [bedrijf 1] .
Op 12 juni 2017 zag ik dat er een bedrag was gestort van 2111 euro. Ik heb 2100 euro van mijn rekening gehaald. Ik heb het contante geld vervolgens naar het huis van de ouders van [verdachte] gebracht. Op 13 juni 2017 is er door [verdachte] opnieuw een bedrag op mijn rekening gestort. Dit bedrag betreft 2534,10. Ik heb het bedrag 2530 euro opgenomen van mijn rekening. Ik heb het bedrag vervolgens gebracht naar de ouders van [verdachte] .
Inmiddels heb ik een afschrift ontvangen van mijn boekhouder waarop de bij- en
afschrijvingen te zien zijn. Een kopie hiervan voeg ik bijgaand bij de aangifte bij.
Hierop zijn de volgende bij- en afschrijvingen te zien:
- bij: 12 juni 2017, [slachtoffer 2] , kenmerk [kenmerk] , 1078,20 euro;
- bij: 12 juni 2017, [bedrijf 2] , kenmerk [kenmerk] (de rechtbank leest: [kenmerk] ), 1032,80 euro;
- af: 12 juni 2017, 21:09 uur, ING Zwanenkamp, 990 euro;
- af: 12 juni 2017, 21:29 uur, ING Zwanenkamp, 1030 euro;
- af: 12 juni 2017, 21:30 uur, ING Zwanenkamp, 80 euro;
- bij: 13 juni 2017, [bedrijf 3] [slachtoffer 1] , kenmerk betaald voor [naam 2] ,
1178,20 euro;
- bij: 13 juni 2017, [bedrijf 3] [slachtoffer 1] , kenmerk betaald voor [naam 2] ,
1355,90 euro;
- af: 13 juni 2017, 13:45 uur, ING Safariweg, 1500,00 euro;
- af: 13 juni 2017, 13:46 uur, ING Safariweg, 1030,00 euro.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 4 juli 2017, opgenomen op pagina 147 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op 4 juli 2017 kreeg ik in de mail een bestand met alle berichten die [getuige 2] had met [verdachte] . De berichten en screenshots zijn bij dit proces-verbaal gevoegd.
6. Een verslag van WhatsApp-gesprek, gevoegd als bijlage bij de onder 5. weergegeven verklaring, onder meer inhoudende:
13-06-17, +31 [mobielnummer] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 juni 2017, opgenomen op pagina 164 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Plaats delict: Wageningen
Pleegdatum/tijd: Tussen 11 juni 2017 om 19:17 uur en 13 juni 2017 om 14:07 uur.
Op 11 juni 2017 om 19:17 uur kreeg ik op mijn mobiele telefoon een whattsapp bericht van nummer [mobielnummer] . In dit bericht stond: "heey heey hoe is het [naam 3] , ik heb je een paar keer gebeld maar kreeg je niet te pakken". Ik heb hier op gereageerd met: "wie ben jij?"
Daarop kreeg ik een foto met de tekst: " [naam 4] en heb je mijn nummer niet meer?"
[naam 4] en ik blijven met elkaar appen en dan geeft [naam 4] aan dat hij even kort mijn hulp nodig heeft. Ik ga er nog steeds vanuit dat het ook daadwerkelijk [naam 4] is met wie ik aan het appen ben. In de volgende app geeft hij aan dat zijn bankieren niet werkt en vraagt hij of ik
hem kan helpen met rekeningen betalen. Hij zal mij dan het geld contant geven of aan mij overmaken. [naam 4] geeft mij dan via de app door dat het om twee bedragen gaat namelijk 710,30 euro en 367,90. [naam 4] vraagt dan ook aan mij om mijn bankrekeningnummer via de mail aan hem te sturen, zodat hij het geld later op mijn rekening terug kan storten. Ik heb hem mijn rekeningnummer op het mij bekende e-mailadres gestuurd. Dan geeft [naam 4] via de app aan dat hij de mail niet heeft ontvangen en geeft meteen ook zijn mailadres: [emailnaam] @gmail.com. Ik heb toen nogmaals mijn gegevens op dit mailadres gestuurd en deze heeft hij toen wel ontvangen. [naam 4] heeft mij later zijn rekeninggegevens gestuurd.
De rekeninggegevens, die [naam 4] mij gestuurd heeft zijn: [rekeningnummer] tnv
[getuige 2] . Ik heb toen het totaalbedrag van 1078,20 euro overgemaakt op deze rekening met kenmerk [kenmerk] . Daarna kreeg ik een app van [naam 4] dat hij nog een rekening had en vroeg of ik deze ook nog wilde betalen. Ik heb deze rekening van 1032,80 ook overgemaakt op het rekeningnummer [rekeningnummer] , deze keer met kenmerk [kenmerk] .
[naam 4] heeft via de app aangegeven dat hij de volgende dag het geld over zou maken op
mijn rekening. Nadat ik de twee rekeningen had betaald op 11 juni 2017, ben ik bij [naam 4] thuis geweest. [naam 4] heeft mij toen verzekerd dat hij niet degene was, die mij de appjes had gestuurd en gevraagd had om zijn rekeningen te betalen. Het telefoonnummer waarmee de app berichten naar mij zijn gestuurd is [mobielnummer] .
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 24 juni 2017, opgenomen op pagina 178 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Plaats delict: Hoofddorp, binnen de gemeente Haarlemmermeer.
Pleegdatum/tijd: Tussen 21 juni 2017 om 20:36 uur en 23 juni 2017 om 14: 54 uur.
Op 21 juni 2017 om 20. 36 uur kreeg ik een whatsapp-bericht van, naar ik dacht, mijn neef genaamd [naam 5] . Het telefoonnummer wat erbij genoemd werd was: [mobielnummer] . Ik kreeg dit whatsapp-bericht op mijn mobiele telefoon. In dit bericht vertelde hij dat hij op Schiphol stond en dat hijzelf aldaar niet kon internetten of internetbankieren. Ook vertelde hij dat de Rabobank was geblokkeerd. Hij vroeg mij of ik met spoed 3 rekeningen voor hem kon betalen. Het ging om 3 bedragen te weten: 976,40 euro, 543,80 euro en 467,70 euro. Dit
geld zou bestemd zijn voor een cliënt van hem. Hij bleef aandringen en uiteindelijk, heel laat op de avond, besloot ik dat ik hem wilde helpen door twee spoedbetalingen te doen. Ik zou dit doen via mijn rekening bij de ING. Op 22 juni 2017 ben ik naar de ING aan het Burgemeester Stamplein 82 te Hoofddorp gegaan. Voordat ik de spoedbetalingen uitvoerde, vroeg ik ter controle en uit veiligheid (op advies van de medewerkster van de ING ) naar prive- gegevens die alleen [naam 5] en ik konden weten. Hij noemde zijn trouwdatum en zijn trouwlocatie. Dit staat allemaal in whattsapp-berichten.
Hierna maakte ik de volgende bedragen over:
- 910,30 euro [rekeningnummer] t.n.v. [naam 6]
- 898,40 euro [rekeningnummer] t.n.v. [naam 6] .
Op 22 juni 2017 had ik telefonisch contact met mijn neef [naam 5] . Hij vertelde mij dat hij het niet was geweest die mij via een whattsapp gevraagd had geld aan hem over te maken.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 29 juni 2017, opgenomen op pagina 223 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Plaats delict: Nieuwe Pekela
Pleegdatum/tijd: 22 juni 2017
Op 22 juni 2017, omstreeks 15. 03 uur kreeg ik een whatsapp. Ik dacht dat het mijn zoon [naam 7] was. Want hij stuurde ook een foto van hem mee. Ik heb helemaal niet gekeken naar het nummer dat er boven stond. Het betrof het nummer [mobielnummer] . Ik zag alleen maar de foto van mijn zoon [naam 7] . Ik heb vervolgens het verhaal gelezen wat de betreffende persoon vroeg. Hij vroeg of ik geld kon overmaken op zijn rekening. Zijn bankieren lukte niet en hij vroeg of ik 929,40 Euro wil de overmaken op zijn rekening [rekeningnummer] op naam van [naam 8] , kenmerk: [kenmerk] . Ik heb mijn zoon gebeld op donderdag 22 juni 2017, om 16.26 uur. [naam 7] wist van niets. Hij had mij op whatsapp niet gevraagd om geld over te maken. Ik had inmiddels het geld al overgemaakt op bovengenoemde rekening.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 juli 2017, opgenomen op pagina 239 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5] :
Plaats delict: Zwolle.
Pleegdatum/tijd: 22 juni 2017.
Op 22 juni 2017 ontving ik een Whatsapp-bericht. De afzender was het mobiele nummer [mobielnummer] . In het eerste bericht stond "Heey heey Hoe is het [slachtoffer 5] ", "Met [naam 9] ", "Heb je even tijd". Omdat er ook een foto van mijn neef met zijn vriendin werd bijgevoegd dacht ik dat ik aan het Whatsappen was met mijn neef [naam 9] Uiteindelijk vroeg de afzender of ik rekeningen wilde betalen. Het ging om twee rekeningen van 976,08 en een rekening van 1.042,60. Totaal 2.109,40 euro. Omdat ik dacht dat ik met mijn neef te maken had, heb ik de bedragen betaald en overgemaakt naar het nummer [rekeningnummer] met kenmerk [kenmerk] , [kenmerk] [naam 9] . Nadat ik het geld had overgemaakt heb ik geprobeerd te bellen met mijn neef. Later kreeg ik hem aan de telefoon. Mijn neef was stomverbaasd en ik realiseerde mij dat ik was opgelicht.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 19 augustus 2017, opgenomen op pagina 164 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op 22 juni 2017 is de aangeefster [slachtoffer 3] bewogen tot het overmaken van geld naar het bankrekeningnummer [rekeningnummer] . Uit onderzoek is gebleken
dat de houder van het rekeningnummer is genaamd [naam 8] , geboren op [geboortedatum] 1994 te Tilburg. Middels een vordering 126nd zijn alle banktransacties gevorderd in de periode van 20 juni 2017 tot en met 30 juni 2017. Hieruit bleek dat de met spoed overgemaakte bedragen van 910,30 Euro en 898,40 Euro door aangeefster [slachtoffer 3] , op 22 juni 2017 waren bijgeschreven op het bankrekeningnummer [rekeningnummer] .
De eerstvolgende geldopname van deze bankrekening was op 27 juni 2017 om 13.49 uur
bij een geldautomaat in Arnhem. Middels een vordering 126nd zijn de camerabeelden van
deze geldopname gevorderd. Door de Rabobank werden er screenshots verstrekt van de
geldopname, welke zijn weergegeven in de bijgevoegde fotobijlage.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 24 augustus 2017, opgenomen op pagina 253 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 8] :
V: Ik wil nu inhoudelijk op de zaak in gaan. Ben jij bekend met het telefoonnummer
[mobielnummer] ?
A: Ik ken de persoon die dit nummer gebruikt. Ik herken dit omdat het nummer begint
met 84 en ik weet dat dit een goedkope provider is. De persoon die bij dit nummer
hoort is volgens mij een Marokkaan. Zijn naam begint met een [verdachte] . Hij is niet groot en
heeft geen breed postuur. Ik heb hem toen alleen ontmoet in Tiel. Dit was in het
casino daar.
V: Op 21 juni 2017 werd aangeefster [slachtoffer 3] via de WhatsApp benaderd door een
persoon die zich voordeed als zijnde haar neef. Hij vertelde dat hij een probleem had
met betalingen en vroeg haar om geld, in totaal 1808,70 over te maken naar
rekeningnummer [rekeningnummer] .
V: Wij hebben vastgesteld dat het jouw bankrekeningnummer is en dat het geld op die
rekening is gestort. Kun je zeggen waarom het geld naar jou rekening is gegaan?
A: Ik heb mijn rekening ter beschikking gesteld aan de jongen die ik in het casino heb ontmoet.
V: We hebben vastgesteld dat er ook gepind is. Herken jij de persoon op de afdruk? (Aan verdachte worden 3 afdrukjes getoond van een pintransactie)
A: Ik herken mij als de persoon die aan het pinnen is. Ik kan u zeggen dat het pinnen van het geld bij de Rabobank in het geheel niet is gelukt. Ik stond met de Marokkaanse persoon te
pinnen in Arnhem en dit lukte niet. Ik ben toen met de jongen de bank ingegaan en daar vertelden ze mij dat het geld afkomstig was van fraude. De Marokkaanse jongen bleef echter volhouden dat het van zijn tante kwam.
V: Op donderdag 22 juni 2017 werd aangeefster [slachtoffer 4] benaderd door een persoon die
zich uitgaf als haar zoon. Ze maakte 929,40 euro over naar rekeningnummer
[rekeningnummer] . Ook deze aangeefster komt er achter dat ze is opgelicht. Ken jij
dit bankrekeningnummer en ben jij degene die aangever benaderd heeft.
A: Dit is mijn bankrekeningnummer. Voor dit verhaal geld hetzelfde. Ik heb het geld
gepind en dit was in totaal 1000 euro. Ik had gezien dat er ongeveer 2900 euro op
mijn saldo stond. We zijn daarna naar de ING bank gereden in Arnhem. Daar heb ik gevraagd om de limiet te verhogen om meer geld te kunnen pinnen. Ik ben daar in gesprek gegaan met de medewerker en in die tijd is de Marokkaanse jongen weggegaan. Hij is weggegaan en is niet meer teruggekomen.
V: Op donderdag 22 juni 2017 werd aangever [slachtoffer 5] benaderd door een persoon die
zich uitgaf als zijn neef. Hij maakte 2019,40 euro over naar rekeningnummer
[rekeningnummer] . Ook deze aangever komt er achter dat hij is opgelicht. Ken jij dit
bankrekeningnummer en ben jij degene die aangever benaderd heeft.
A: Ik heb hier zojuist al over verklaard. Dit past in het vorige verhaal.
V: Ik toon je nu een foto van een persoon waarvan ik denk dat dit de persoon is die
jouw heeft benaderd. Is dit de persoon die je heeft benaderd.
A: Ja, ik herken hem voor 100%. Hij had toen een kleiner baardje. Ik ben hem tegen
gekomen in het casino en 2 weken later nam hij contact met mij op. Ik heb hem mijn
nummer gegeven. Toen kwam hij bij mij een Mercedes Vita, een beetje bronskleurig.
Het was een taxi. Ik heb verder geen contact met de bestuurder. Toen is het geld
opgenomen.
Opmerking verbalisant: Aan verdachte werd een foto getoond met een afbeelding van [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1995 te Utrecht.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 oktober 2017, opgenomen op pagina 252 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op 5 oktober 2017 nam ik telefonisch contact op met [naam 8] . [naam 8] werd op donderdag 24 augustus 2017 door mij gehoord als verdachte van het witwassen van geld welke middels oplichting was verkregen. [naam 8] heeft na het verhoor de WhatsApp gesprekken met [verdachte] ter beschikking gesteld aan de politie. De WhatsApp gesprekken die hij heeft is met het nummer [mobielnummer] . Hij heeft verklaard dat dit het telefoonnummer was van [verdachte] .
Op 5 oktober 2017 heb ik [naam 8] gevraagd of hij ook telefonisch contact
had gehad met [verdachte] . Hij zei dat [verdachte] hem ook telefonisch had benaderd en dat
[verdachte] hem soms anoniem belde maar ook met het nummer waarmee [verdachte] de WhatsApp
gesprekken deed.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 30 mei 2017, opgenomen op pagina 301 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 6] :
Plaats delict: Macharen
Pleegdatum/tijd: 29 mei 2017
Op 29 mei 2017 werd ik door een persoon, genaamd " [naam 10] ", met telefoonnummer [mobielnummer] , benaderd via whatsapp Ik dacht dat dit mijn dochter [naam 10] betrof.
Er werd ook een foto van mijn dochter [naam 10] via whatsapp gestuurd Ik twijfelde er
daarom geen moment aan. Als ik over [naam 10] spreek in deze aangifte dan bedoel ik de [naam 10] met het whatsapp account met telefoonnummer [mobielnummer] . Alle berichtgeving ging via dit whatsapp-gesprek. Kort gezegd kwam het er op neer dat [naam 10] wilde dat ik een rekening betaalde, omdat haar telebankieren het niet deed. In eerste instantie gaf [naam 10] aan dat zij langs wilde komen en daarna krabbelde zij terug en zou zij mij de gegevens
sturen waarna ik geld over zou maken om die rekeningen te betalen. Ik moest dit doen
omdat [naam 10] een storing had bij de SNS bank Ik moest een rekening van haar
betalen via mijn bankrekening. Ik zou het geld van haar via mijn bankrekening terug
krijgen. [naam 10] gaf aan dat ik drie bedragen moest betalen, namelijk 710,40 euro, 475,10 euro en 421,30 euro. Vervolgens werden de bankgegevens per bedrag gestuurd. De eerste betrof: [rekeningnummer] , 710,40, Tnv: [naam 11] Kenmerk: [kenmerk] .
Hierna werd er gevraagd of het was gelukt. Ik had het direct overgeboekt en zei dat
het was gelukt. [naam 10] vroeg ook om een foto van de overboeking. Vervolgens stuurde
zij de volgende bankgegevens: [rekeningnummer] , 475,10, Tnv: [naam 11] Kenmerk: [kenmerk] . Ik maakte ook dit bedrag direct over en stuurde [naam 10] dat ik het had verzonden. Ik ontving de laatste bankgegevens van [naam 10] , namelijk: [rekeningnummer] , 421,30 Tnv: [naam 11] Kenmerk: [kenmerk] . Ook deze betaling boekte ik direct over en ik bevestigde dit via whatsapp aan [naam 10] . Vervolgens moest ik een overzicht sturen van de betalingen. Zij vroeg daarna aan mij naar welke rekening het kon worden teruggeboekt. Daarna zei [naam 10] dat zij nog twee rekeningen had en vroeg of het mij lukte om die ook nog te betalen. [naam 10] zei dat ze best hoog waren, namelijk 1323,30 euro en 963,10 euro. Ik zei dat dit lukte. [naam 10] zei dat ze de gegevens via de mail zou sturen. Zij vroeg mijn emailadres. Ik gaf dat. Ik ontving echter niks. Toen zei [naam 10] dat zij het via de whatsapp zou doen. Ik ontving de volgende bankgegevens, namelijk: [rekeningnummer] , 1323,30, Tnv: [naam 12] . [naam 10] zei hierbij dat het als spoedbetaling moest. Er hoefde geen kenmerk bij. Ik maakte het bedrag over als spoedbetaling en ik maakte weer een foto van het overzicht op de computer. Ik verzond die foto via whatsapp. Ik had een foto gemaakt van voor de verzending en ik moest van [naam 10] een foto van na de betaling sturen. Dat deed ik. Ik ontving de volgende gegevens, namelijk: [rekeningnummer] , 1237,10 Tnv: [naam 12] . Dat was het laatste zei [naam 10] . Ik vroeg of dit ook met spoed moest en dat moest. Ik maakte weer een foto van het overzicht van de betaling en verzond deze via whatsapp. Dit was het zei [naam 10] . Maar vervolgens ontving ik nog een verzoek, met de volgende gegevens: [rekeningnummer] , 2500, Tnv: [naam 12] .
Ook dit moest een spoedbetaling zijn. Ik zei dat ik dit niet meer kon betalen, maar dat ik dit eventueel via de rekening van [naam 13] kon doen, mijn vrouw. Ik heb vervolgens via de gezamenlijke rekening van mij en [naam 13] de betaling van 2500 euro gedaan, met spoed. Ook hiervan maakte ik een foto en die verzond ik via whatsapp. Vandaag, 30 mei 2017, om 10.30 uur, ging ik naar mijn dochter [naam 10] . Ik kwam er toen ik in gesprek was met dochter achter dat ik geen geld naar haar heb overgemaakt maar naar een ander. En dat iemand anders zich voor heeft gedaan als mijn dochter.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 15 oktober 2017, opgenomen op pagina 348 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op 15 juni 2017 werd een vordering verstrekking gebruikersgegevens 126na
opgemaakt t.a.v het telefoonnummer [mobielnummer] . Genoemd nummer bleek een prepaid te zijn van aanbieder Lyca.
Op 15 juni 2017 werden middels een vordering verstrekking identificerende gegevens de
naam, adres, woonplaats en geboortedatum opgevraagd van bankrekeningnummers
[rekeningnummer] en [rekeningnummer] .
Bankrekeningnummer [rekeningnummer] bleek te zijn afgegeven aan [naam 11]
Bankrekeningnummer [rekeningnummer] bleek te zijn afgegeven aan [naam 14] .
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 15 juli 2017, opgenomen op pagina 367 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 11] :
A: Ik had een rekening bij de Rabobank met nummer [rekeningnummer] . Deze rekening is 28 juni 2017 geblokkeerd in verband met verdenking van fraude. De brief van de
bank heb ik bij mij en ik geef toestemming om deze te kopiëren.
V: Wie maakten gebruik van deze rekening?
A: Ik was de enige die daar gebruik van maakte. Ik was ook de enige met een pinpas.
A: Er werd eind mei bij mij aangebeld. Ik denk dat het 27 of 28 mei geweest is. Toen
stond er een man van Noord-Afrikaanse afkomst voor de deur. Ik had de man wel eerder
gezien. Ik heb de man binnen gelaten. Ik weet dat mijn pinpas op tafel lag. De man pakte tijdens ons gesprek mijn pas en toen werd zijn toon anders. Ik hoorde hem zeggen dat hij mij bedreigde dat hij mij wat zou aandoen als ik de pincode niet zou geven. Hij dreigde dat als ik naar de politie zou gaan dat me dan iets slechts zou overkomen. Ik heb hem toen mij pincode gegeven omdat ik bang voor hem. Toen is de man ook weer vertrokken.
V: Hoe kan je de man omschrijven?
A: Hij was ongeveer 180 cm groot, normaal postuur, licht getinte huidskleur, hij had
een gedekt kort kapsel, zwart haar, hij had een gouden zegelring met een zwarte steen
van ongeveer lxlcm om zijn rechter ringvinger. Hij was ongeveer tussen de 25 en 30
jaar oud.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 26 juli 2017, opgenomen op pagina 372 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 14] :
Ik had een bankrekening bij de ING waarvan ik het nummer niet uit mijn hoofd weet.
Deze rekening is 30 mei 2017 geblokkeerd in verband met fraude.
Ongeveer een maand of drie weken voor die 29 mei werd ik op mijn werk benaderd
door een jongen die zich [medeverdachte] noemde. We hebben telefoonnummers uitgewisseld en we hebben contact gehouden. Ongeveer twee of drie weken later hebben [medeverdachte] en ik weer afgesproken. [medeverdachte] vroeg of ik het goed vond dat hij gebruik mocht maken van mijn rekening. [medeverdachte] vertelde dat hij geld zou krijgen dat eerder van hem was gestolen. Het geld zou niet op zijn rekening gestort kunnen worden omdat hij in de min stond. Het geld zou vanuit het buitenland gestort worden. Het zou gaan om een bedrag van ongeveer 4000 euro.
Nadat [medeverdachte] uitgelegd had waarom ging ik toch akkoord. Ik heb hem toen mijn ING rekeningnummer gegeven.
De volgende dag kreeg ik een app van [medeverdachte] . Hij vertelde dat het geld al gestort zou
worden en hij wilde dat ik mijn ING app in de gaten hield en hem liet weten als het
geld gestort was.
Ongeveer 15 minuten later zag ik op de ING app dat er 4 keer ongeveer 1000 euro was
overgemaakt. In totaal was het ongeveer 3600 euro.
Ik heb [medeverdachte] toen ontmoet bij ING bank op de Overtoom in IJsselstein. [medeverdachte]
was samen met twee andere jongens die zich voorstelde als [naam 1] en [verdachte] . De jongens
waren met de auto gekomen. [verdachte] en [naam 1] zouden broers van elkaar zijn.
Ik heb daar voor [medeverdachte] 1000 euro gepind van eerder genoemde ING rekening. Dat was
het maximale bedrag dat ik kon pinnen. Op verzoek van [medeverdachte] heb ik toen mijn limiet
verhoogd naar 3000 euro en nogmaals 2000 euro gepind. Dat geld heb ik aan [medeverdachte]
gegeven. Toen kon ik daar niet meer pinnen en wilden de jongens op een andere plek
gaan pinnen. [verdachte] wilde toen naar het casino in Tiel. Ik ben toen in de auto samen met de jongens naar Tiel gereden. Onderweg hoorde ik dat je 21 jaar moest zijn om het casino in te mogen. Ik heb toen [verdachte] mijn pincode gegeven. In Tiel is alleen [verdachte] uitgestapt en
gaan pinnen in het casino. Toen [verdachte] terug kwam begreep ik dat er nog een bedrag open stond van 250 euro. We reden terug richting IJsselstein. Vervolgens heeft [medeverdachte] bij de Rabobank, ook op de Overtoom voor laatste keer gepind nadat ik hem nogmaals mijn pincode had gegeven.
Ik heb een foto van [medeverdachte] die ik u laat zien. Deze foto heb ik van zijn whattsapp profiel gehaald en opgeslagen Deze foto stel ik beschikbaar voor het onderzoek (foto l). Op de foto staan twee jongens. De rechter jongen is bij mij bekend als [medeverdachte] .
[verdachte] kan ik als volgt omschrijven: Ongeveer 26 jaar oud, ongeveer 168 m, dun postuur, kort zwart haar, licht getint uiterlijk. [verdachte] was iets lichter getint dan [medeverdachte] .
Op facebook heb ik [verdachte] gevonden met de accountnaam [verdachte] Ik heb een foto van zijn profiel gemaakt die ik beschikbaar stel voor het onderzoek (foto 2).
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 26 juli 2017, opgenomen op pagina 358 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op 26 juli 2017 zag ik een aandachtvestiging van afdeling Veel Voorkomende
Criminaliteit, waarin een afbeelding werd getoond van personen en de volgende
informatie werd gegeven: Wie is de rechter persoon op de foto?
De rechter persoon herken ik als: [naam 15] .
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 1 augustus 2017, opgenomen op pagina 365 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op 1 augustus 2017 ontving ik van collega [naam 16] via email een foto. Toen ik de foto opende zag ik een mij ambtshalve bekende persoon. Ik zag op de foto: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1995 te Utrecht. [verdachte] heeft een zeer herkenbaar hoofd Dit komt mede door zijn hoge haargrens en zijn dikke donkere wenkbrauwen. Ik ken [verdachte] goed. Ik ben adoptieagent van het gezin [verdachte] . Dit houdt in dat ik het aanspreekpunt voor de familie ben, maar ook voor andere hulpverleningsinstanties omtrent de familie [verdachte] . [verdachte] is door mij meerdere malen aangehouden, maar ook regelmatig op afspraken met mij verschenen.
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 9 juni 2017, opgenomen op pagina 382 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 7] :
Plaats delict: Hellvoetsluis
Pleegdatum/tijd: 5 juni 2017
Op 5 juni 2017 omstreeks 16:00 uur kreeg ik op mijn mobiele telefoon een Whatsapp bericht. De Whatsapp was afkomstig van telefoonnummer: [mobielnummer] . In het bericht las ik dat [naam 17] mij appte. Mijn dochter heet [naam 17] en heeft wel een ander mobiel nummer.
Ik zag in de Whatsapp geen foto staan en ik vroeg eerst wie het was. Vervolgens las ik dat er ge-appt werd dat het [naam 17] was. Ik vroeg of [naam 17] een ander telefoonnummer had. Ik las vervolgens dat [naam 17] een ander toestel zou hebben en dat ze het aan mij al doorgegeven had. Ook zag ik dat er een foto van [naam 17] verzonden werd naar mij. Ik dacht dus dat dit verhaal klopte. Ik ging er dus in goed vertrouwen van uit dat het mijn dochter [naam 17] was. In de volgende berichten werd mij gevraagd of ik geld wilde overmaken omdat er rekening betaald moesten worden volgens [naam 17] . Volgens de berichten zou haar internetbankieren het niet meer doen. Ik las dat er verzocht werd om geld voor deze rekeningen over te maken zodat ik het later weer terug zou ontvangen van [naam 17] . Ik heb vervolgens via Whatsapp de gegevens gekregen waar naar toe geld overgemaakt moest worden en heb dit overgemaakt via mijn bankrekening. Ik heb totaal twee maal 1000 Euro overgemaakt en twee maal 500 Euro. Ik heb van deze overboekingen de afschriften bij mij om bij dit proces- verbaal te voegen. U kunt zien naar welke begunstigden dit over is gemaakt. Na het overmaken van deze bedragen las ik in de Whatsapp dat er om meer geld gevraagd werd. Eigenlijk kreeg ik toen pas argwaan en heb mijn dochter [naam 17] gebeld op haar mobiele nummer wat ik altijd gebruik. Ik hoorde [naam 17] aan de telefoon zeggen dat zij van niets wist en zij dus helemaal niet naar mij ge-appt had. Ik realiseerde mij dat iemand mij voor de gek had gehouden en had opgelicht.
21. Een overzicht van bankrekeningnummer [rekeningnummer] , als bijlage gevoegd bij de onder 20. genoemde aangifte, onder meer inhoudende:
05-06-2017 [getuige 4] [rekeningnummer] GT 1.000,00
05-06-2017 [getuige 4] [rekeningnummer] GT 1.000,00
05-06-2017 van [getuige 5] [rekeningnummer] GT 500,00
05-06-2017 van [getuige 5] kenmerk [kenmerk] GT 500,00.
22. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 8 juni 2017, opgenomen op pagina 408 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
Ik heb een conflict gehad met [getuige 3] , ik ken hem als [bijnaam] . [getuige 3] was in bezit van mijn bankpas. Hij had ook mijn pincode. Na 2 juni ging het verdacht worden. Ik geef u bij deze mijn rekeningafschrift. Hierop ziet u dat er op 5 juni 2017 via internetbankieren tweemaal 1.000 euro word overgemaakt naar mijn rekening vanaf het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van Hr [slachtoffer 13] en/of mw [slachtoffer 14] . Ik ken deze rekening niet, ik ken deze mensen niet. Ik heb niets te maken met deze storting. Ik had meteen door toen ik dit zag dat het fout was. Ik zag ook dat er dezelfde dag, dus op 5 juni 2017, direct al het geld weer van mijn rekening gepind werd.
De opnames waren op:
- 5 juni 2017 om 17 30 uur op de Hindersteinlaan te Utrecht; 1.000 Euro
- 5 juni 2017 om 17:56 uur bij de ABN Amro in Amsterdam; 250 Euro
- 5 juni 2017 om 18.12 uur bij de [bedrijf 4] in Amsterdam; 18,00
- 5 juni 2017 om 18.13 uur bij de NOAT in Amsterdam; 250 Euro
- 5 juni 2017 om 18.13 uur bij de NOAT in Amsterdam; 250 Euro
- 5 juni 2017 om 18.15 uur bij de NOAT in Amsterdam; 230 Euro
Ik ben direct gaan bellen met mijn bank en met die winkel [bedrijf 4] . Na dit bovenstaande kwam zijn neefje bij mij om de pas terug te brengen. Toen ik het bovenstaande ontdekte heb ik direct gebeld met die [bijnaam] , [getuige 3] , en aangegeven dat ik dit niet wilde. Ik gaf aan dat hij het geld terug moest geven zodat ik kon zorgen dat dit terug kwam bij dit mensen die het gestort hadden. Ik heb de winkel [bedrijf 4] gemaild of die [bijnaam] op beeld stond bij hun. Dat bleek inderdaad het geval, ik heb van die winkel de beelden gehad. Ik stuur u via de app deze beelden door. Op de beelden ziet je zijn neefje pinnen en vervolgens de pinpas geven aan die [bijnaam] .
23. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 27 juni 2017, opgenomen op pagina 412 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op 6 juni 2017 kregen collega's [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en ik de melding te gaan naar de [straatnaam] in Utrecht. Ik zag op het balkon van de flatwoning een persoon staan. Later bleek hij uit een overhandigd identiteitsdocument, genaamd te zijn: [getuige 3] , geboren op [geboortedatum] 1996 te Utrecht. Ik hoorde dat [getuige 3] mij verklaarde dat er ruzie ontstond tussen hem en [getuige 4] .
Op 22 juni 2017 kreeg ik het verzoek de camerabeelden te bekijken die betrekking hebben op een fraudezaak. Op de camerabeelden is een "slanke" jongen te zien die de pintransactie uitvoert en vervolgens vermoedelijk de gebruikte pinpas overgeeft aan een mollige jongen.
Toen ik de beelden bekeek, sloeg ik aan op de dikkere jongen. Ik dacht gelijk aan [getuige 3] , geboren [geboortedatum] 2017. Buiten zijn algemene signalement, meende ik hem specifiek te herkennen aan het profiel van zijn gezicht. Op de camerabeelden is de dikke jongen namelijk een aantal malen van de zijkant te zien, waarbij het profiel van zijn gezicht beter te zien is.
24. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 27 september 2017, opgenomen op pagina 420 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op 3 augustus 2017 werd [getuige 4] gehoord als verdachte van witwassen. Kort samengevat verklaarde hij dat geld op zijn bankrekening was gestort. Dat hij zijn bankpas had uitgeleend aan [getuige 3] en hem er van verdacht misbruik te hebben gemaakt van deze pas. Dat hij zelf beelden had vergaard van het pinnen met zijn pas en dat er op te zien was dat een kleine Marokkaan pinde bij een sigarenboer en dat [getuige 3] daar bij stond.
De kleine Marokkaan werd door mij herkend als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1995 te Utrecht.
25. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 13 september 2017, opgenomen op pagina 427 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
V: Hoe kan het dat er pintransacties zijn waar jij op staat met dat desbetreffende nummer. Dit was op 5 juni.
A: Oke. Er was een jongen uit Maarssen die ook bij [getuige 4] kwam. Het is een korte Marokkaanse jongen met zwart haar. Op 5 juni ben ik met die jongen uit Maarssen naar Amsterdam gegaan. Die jongen uit Maarssen vroeg mij om te pinnen. Hij zei toen tegen mij ''hier heb je mijn pinpas, pin maar 250 euro daar''. Ik heb dit volgens mij 2 keer gedaan.
26. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 28 april 2017, opgenomen op pagina 431 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 8] :
Plaats delict: Sittard
Pleegdatum/tijd: 25 april 2017
Ik doe aangifte van identiteitsfraude. Ik heb een bekende, [naam 18] . Ik kreeg een WhatsApp bericht met het verzoek om haar te helpen middels internetbankieren. Ik zag haar foto. In het bericht stond: Heey heey hoe is het [slachtoffer 8] met [naam 18] met haar foto. Ik was
in de veronderstelling dat de WhatsApp berichten van haar afkomstig waren. Ik zou
facturen voor haar betalen. Dat wilde ik wel doen voor haar. De geld bedragen heb ik
overgemaakt aan [rekeningnummer] op naam van [naam 19] - 9615.49 euro en [rekeningnummer] op naam van [naam 20] - 4195.50 euro. Tijdens het Whatsapp-gesprek vraagt deze relatie een bedrag van totaal 13.810,99 euro. Het telefoonnummer van deze
relatie is [mobielnummer] . Ik heb de bedragen overgemaakt middels verschillende
bankoverboekingen. Dat geld zou terugbetaald worden door [naam 18] . Iemand anders heeft zich nu verrijkt met geld.
27. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 9 mei 2017, opgenomen op pagina 438 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 9] :
Plaats delict: Zwolle
Pleegdatum/tijd: Tussen 28 april 2017 te 18:50 uur en 29 april 2017 te 13:45 uur.
Op 28 april 2017 omstreeks 19:00 uur kreeg ik een whatsapp van mijn schoondochter.
Ik zag aan de foto dat het mijn schoondochter was. In de whatsapp vroeg ze aan mij of ik een paar rekeningen wilde betalen. Ik had geen enkele argwaan. Zij vroeg mij of ik eerst een bedrag van 821,20 over wilde maken naar banknummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam 21] .
Ik heb dit overgemaakt en even later vroeg ze mij of ik nog twee bedragen wilde overmaken naar hetzelfde rekeningnummer. Een bedrag van 436,10 en 367,10. Dit heb ik ook gedaan.
Als laatste vroeg ze of ik ook nog een bedrag van 1130,90 wilde overmaken naar een
ander rekeningnummer te weten: [rekeningnummer] t.n.v. [naam 22] . Na deze laatste betaling kreeg ik het besef dat dit niet kon kloppen. Ik heb toen mijn zoon gebeld en ik hoorde dat het geld wat ik had overgemaakt niet in opdracht van mijn schoondochter is geweest. Ik ben dus opgelicht.
28. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 10 juli 2017, opgenomen op pagina 433 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op 7 juli 2017 werden aan Equens meerdere bankrekeningnummers opgevraagd van diverse banken. De rekeninghouder van [rekeningnummer] is [naam 19] , [straatnaam] Almere.
29. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 25 mei 2017, opgenomen op pagina 442 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op 9 mei 2017 heeft aangever [slachtoffer 9] aangifte gedaan ter zake fraude.
Middels een vordering 126nc de tenaamgestelde van voornoemde rekeningnummers bij de
ING bank opgevraagd. Hieruit blijkt dat rekeningnummer [rekeningnummer] op naam
staat van [naam 23] , [straatnaam] te Vianen, geboren [geboortedatum] -1991.
Het rekeningnummer [rekeningnummer] staat op naam van [naam 24] , [straatnaam] te Amsterdam, geboren [geboortedatum] -1996.
30. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 4 augustus 2017, opgenomen op pagina 444 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[naam 23] :
A: Ik heb een brief gehad van ING. Ik heb er een foto van gemaakt.
0: Verdachte toont twee foto's welke geadresseerd zijn aan de verdachte. De brief is
gestuurd op 11 mei 2017 met kenmerk [kenmerk] . Hier staat kort samengevat dat de
verdachte betrokken is bij een fraude en het voeren van oneerlijke handelspraktijken.
Dit is reden tot beëindiging van het rekeningnummer. Het saldo op de bankrekening bestaat (deels) uit bijschrijvingen van gedupeerde rekeninghouders. Op 28 april 2017 zijn er drie verschillende bedragen gestort vanaf rekeningnummer [rekeningnummer] tnv Hr [slachtoffer 9] . Betreft een totaalbedrag van 1.624,40 euro.
Bedrag 1 met omschrijving [kenmerk] is 367,10 euro.
Bedrag 2 met omschrijving [kenmerk] is 436,10 euro.
Bedrag 3 met omschrijving [kenmerk] is 821, 20 euro.
A: Ik was in het casino in Tiel aan het gokken. Ik kwam daar [verdachte] tegen. [verdachte] heeft aan mij gevraagd of ik hem naar huis wilde brengen. Ik zou daar 20 euro voor krijgen. Maar [verdachte] wilde de 20 euro storten en ik heb mijn rekeningnummer gegeven. Ik kreeg een groot bedrag op mijn rekening gestort. Ik moest toen bij hem slapen en toen zijn we daarna het geld van de rekening gaan halen bij de ING bank in Overvecht Ik heb toen het geld gegeven aan [verdachte] . Toen moest ik weer mee naar [verdachte] 's huis omdat het volgende bedrag weer binnenkwam. Toen moest ik 's middags weer naar het winkelcentrum toe om bij de Rabobank het geld te pinnen Ook dit geld heb ik aan [verdachte] moeten geven en daarna heeft hij mij naar huis gebracht in Tiel. Zijn broer [naam broer verdachte] nam telefonisch contact met mij op.
V: Wat is zijn telefoonnummer?
A: Het telefoonnummer waar [naam broer verdachte] mij mee gebeld heeft is [mobielnummer] .
O: Verdachte probeert in te loggen op zijn ING-account. Dit lukt en hij maakt screenshots van zijn rekeningoverzicht. Verdachte laat op de foto een overzicht zien van bij- en afschrijvingen. Op 18 april 2017 wordt er een bedrag van 2412,30 euro gestort uit naam van Meerkeuze Diensten. Kenmerk [kenmerk] . Verdachte zegt dat de naam "Meerkeuze Diensten" van de advocaat is van de bekende. Tevens is er op 18 april 2017 wederom een bedrag bijgestort van 1783,20 euro. Dit geld is afkomstig van rekeningnummer [rekeningnummer] met kenmerk [kenmerk] .
31. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 17 mei 2017, opgenomen op pagina 509 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 10] :
Plaats delict: Heerhugowaard
Pleegdatum/tijd: Tussen 14 mei 2017 te 19:00 uur en 17 mei 2017 te 09:00 uur.
Zondag 14 mei 2017 was ik in Amsterdam, toen ik om 19.18 uur een wahtsapp berichtje
kreeg van nummer [mobielnummer] . In dat appje stond dat hij [naam 25] was, een vriend van mij.
Hij stuurde er ook een foto van [naam 25] bij. De man zei dat hij hulp nodig had. Hij zei dat zijn bankieren niet werkte en of ik rekeningen voor hem wilde betalen, die hij mij dan later contant zou teruggeven. Ik zei dat ik dat vaag vond en wat voor rekeningen dat dan waren. De man zei: '' Persoonlijke en SNS heeft storing". Het ging om 367,10. Ik zei dat ik dat niet op mijn rekening had, waarop hij reageerde: "Als je me niet wil helpen kan je het gewoon
zeggen hoor ". Later zei hij: "Kan je het aan [naam 26] vragen, hoeveel mogelijk is ".
Ik heb toen het nummer van [naam 26] , mijn vrouw, gegeven, [mobielnummer] en gezegd dat ik
haar wel zou appen De man zei dat de rekeningen dezelfde dag nog betaald moesten zijn.
Daarna heeft hij met [naam 26] geappt, vanaf hetzelfde telefoonnummer [naam 26] heeft daar een naam bijgevoegd, nadat zij later door had dat het niet [naam 25] was en inmiddels al geld hadden overgemaakt Die naam is: "Karma maakt hem dood".
[naam 26] kreeg dezelfde informatie te horen. Ook zij was er van overtuigd dat zij met [naam 25] sprak. Uiteindelijk heeft [naam 26] twee rekeningen betaald Allebei naar [rekeningnummer] , met bedragen van 367,10 met omschrijving [kenmerk] / [naam 25] en 642,60 met omschrijving [kenmerk] / [naam 25] ten name van [naam 31] .
Kort nadat het geld was overgemaakt en [naam 26] en ik met elkaar geappt hadden, kregen
we ineens het gevoel dat het allemaal niet klopte. Ik heb toen met [naam 25] gebeld, die totaal niet wist waar het over ging.
32. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 10 juli 2017, opgenomen op pagina 525 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op vrijdag 7 juli 2017 werd middels een 126nc bevraging aan Equens meerdere
bankrekeningnummers opgevraagd van diverse banken. Op vrijdag 7 juli 2017 kreeg ik antwoord van Equens. De rekeninghouder is door mij op zaaknummer in dit proces-verbaal verwerkt en direct in het bedrijfsprocessensysteem van de politie dan wel GBA nagekeken en aangevuld met de volledige personalia van de rekeninghouders.
Verdachte zaak 10 [getuige 6] (vrouw), geboren [geboortedatum] 1994.
33. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 8 augustus 2017, opgenomen op pagina 509 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 7] :
Ik ken de familie [verdachte] uit Maarssen vanuit het werk. Ik zit ongeveer 20 jaar op de
taxi en de naam [verdachte] is in die wereld bekend. Ik werd ongeveer 20 maart 2017 voor het eerst gebeld door [verdachte] . [verdachte] betaalde in het begin gewoon zijn ritjes.
Ik heb met [verdachte] meerdere keren contact gehad over de betaling toen ik nog ongeveer
250 euro van hem tegoed had. [verdachte] wilde mij toen 250 via de bank betalen. Ik had daarover via de sms contact op zaterdag 13 mei 2017. Hij wilde dit alleen betalen op een Rabobank nummer. Ik heb zelf alleen een nummer bij de ING met nummer [rekeningnummer] . Mijn dochter [getuige 6] , geboren [geboortedatum] -1994, heeft een rekening bij de Rabobank met nummer [rekeningnummer] . Ik heb toen dit nummer aan [verdachte] gestuurd via de SMS zodat hij daar het geld op over kon maken. Ik heb dit ook in samenspraak met mijn dochter [getuige 6] gedaan. Nog dezelfde dag, zondag 14 mei 2017, werd ik gebeld door [verdachte] . [verdachte] vertelde mij dat er geld was overgemaakt. Hij vertelde mij dat er ongeveer 367,10 euro was overgemaakt naar de rekening van [getuige 6] . 250 zou dan de terugbetaling zijn en de 50 euro zou alvast voor toekomstige ritten zijn. Ook vertelde [verdachte] mij dat er een bedrag van 642 was overgemaakt en dat dit verkeerd was gegaan en naar een ander moest. Hij vroeg of ik daarvan 500 euro wilde brengen naar de [naam bedrijf] bar op de
[straatnaam] . Hij zei dat het dringend was. In goed vertrouwen ben ik toen naar [verdachte] gereden met 500 euro die ik van de rekening van [getuige 6] heb gehaald. Voor de [naam bedrijf] bar ontmoette ik toen [verdachte] en hem heb ik toen de 500 euro cash gegeven. Mijn dochter [getuige 6] heeft toen op mijn verzoek het restant van het gestorte geld van haar rekening op mijn rekening gestort. Dit was een bedrag van 550 euro.
Opmerking verbalisant: Getuige [getuige 7] googled op [verdachte] en laat mij een foto
zien van een jongen met een baardje, een grijst-shirt en een zwarte pet. Genoemde
foto wordt bij deze verklaring gevoegd. De jongen met de zwarte pet en het grijze t-shirt ken ik als [verdachte] .
34. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 26 september 2017, opgenomen op pagina 1232 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: [getuige 7] heeft verklaard dat hij geld heeft laten overmaken naar de rekening van
zijn dochter. Dit is gevraagd door [verdachte] die zo zijn openstaande rekening wilde
betalen. Dat hij de rekening van zijn dochter had gebruikt omdat het via de Rabobank
moest. Hij heeft geld aan [verdachte] gegeven maar achteraf werd hij benaderd door zijn
bank dat het geld vermoedelijk niet op een eerlijke manier op zijn rekening was
gekomen. Dat hij hierna geld terug heeft gestort op de rekening van aangever [slachtoffer 10] .
Dat hij nog wel contact zocht met [verdachte] maar dat dit na een tijdje niet meer lukte.
Wat kun je hierover verklaren?
A: Ik kan u zeggen dat het klopt wat [getuige 7] u verteld heeft.
A: Ik heb de beschikking gehad over het rekeningnummer.
V: Aan wie heb jij het rekeningnummer gegeven zodat het geld er op gestort kon
worden? Hoe gaat het dan precies?
A: Ik benader de persoon die regelt dat er geld wordt overgemaakt naar een bankrekening.
Ik zorg voor een rekeningnummer en daar wordt het geld dan op gestort. Hierna wordt
het geld opgenomen.
A: Ik krijg van die persoon een berichtje dat het geld er is. Het geld wordt er dan
afgehaald.
V: Je hebt voor de pauze gezegd dat jij de bankrekeningnummer van de dochter van [getuige 7]
had gekregen. Dat jij door NN persoon was benaderd en dat er geld op haar
rekening werd gestort. Heb jij vaker voor die NN persoon rekeningnummers geregeld?
A: Ja, ik heb dit vaker gedaan.
35. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 11 april 2017, opgenomen op pagina 554 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 11] :
Plaats delict: Utrecht
Pleegdatum/tijd: 8 april 2017
Op 8 april 2017 omstreeks 18.03 uur ontving ik een whatsapp-bericht van nummer [mobielnummer] . Ik herkende dit nummer niet. De persoon die mij appte deed zich voor als mijn broer [naam 27] . Ik vroeg via een whatsapp bericht of [naam 27] een nieuw nummer had. [naam 27] antwoordde dat hij ook een nieuwe telefoon had. [naam 27] vroeg of ik hem kon helpen met rekeningen betalen, omdat zijn internetbankieren niet werkte. Ik vond het wel een beetje vreemd, maar toch vertrouwde ik het wel. Ik heb uiteindelijk toch het geld overgemaakt. Ik heb een bedrag van 731,10 euro en een bedrag van 426, 80 euro overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] , onv [naam 28] .
36. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 1 juni 2017, opgenomen op
pagina 565 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 12] :
Plaats delict: Zoetermeer
Pleegdatum/tijd: Tussen 26 maart 2017 te 22:37 uur en 27 maart 2017 te 00:11 uur
Op 26 maart 2017 ontving ik op mijn mobiel een whatsapp bericht afkomstig van nummer [mobielnummer] . Dit was voor mij een onbekend nummer. Ik las en zag het bericht "Heey Heey hoe is het [slachtoffer 12] . Vervolgens een tweede bericht om 22: 38 met [naam 29] en daarbij een foto van [naam 29] . Ik herkende de foto als [naam 29] . [naam 29] is een goede vriendin van mij. Ik ging er vanuit dat [naam 29] een nieuw nummer had en ik inderdaad contact had met [naam 29] . Omstreeks 22:46 stuurde [naam 29] mij een bericht dat ze hulp nodig had. Een aantal berichten verder vroeg ze mij om rekeningen te betalen. Ze vroeg of ik geld wilde overmaken. Omdat ik er van overtuigd was dat ik met [naam 29] zat op de app heb ik vervolgens het geld overgemaakt. Ik heb 742,10 euro overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer] tnv [naam 30] met als kenmerk: [naam 29] / [kenmerk] . Om 23:03 uur heb ik een foto van mijn overboeking vanuit mijn ING-bankieren via de app naar [naam 29] gestuurd. Mijn vrouw is naar [naam 29] gereden. [naam 29] gaf aan geen app contact gehad te hebben. Ik ben opgelicht en iemand heeft zich voorgedaan als mijn vriendin [naam 29] en heeft mij bewust geld afhandig gemaakt.
37. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 16 oktober 2017, opgenomen op pagina 583 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op 2 april 2017 werd bij de ING Bank de naam, adres, woonplaats en geboortedatum opgevraagd van de rekeninghouder van rekeningnummer [rekeningnummer] .
Uit antwoord van de ING bank bleek de rekeninghouder te zijn:
[getuige 8] , geboren op [geboortedatum] -94.
38. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 8 september 2017, opgenomen op pagina 585 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 8] :
V: Door meerdere aangevers is aangifte gedaan van oplichting. Het geld werd door de aangevers naar [rekeningnummer] overgemaakt. Wat kun je hierover verklaren?
A: Ja ik weet er alles van. Enige tijd geleden ben ik door een vriend benaderd die vroeg of ik omging met [verdachte] uit Utrecht. Mijn vriend zei dat ik genaaid was door [verdachte] . [verdachte] vroeg op de beide datums of ik geld wilde pinnen voor hem. [verdachte] had twee keer een zielig verhaal over zijn moeder en dat hij geld moest halen. [verdachte] was vervolgens aan het huilen. [verdachte] zei toen dat ik vast naar een automaat moest lopen en dat hij ondertussen het geld zou overmaken. [verdachte] had een foto van mijn pinpas. Dit heeft hij stiekem gedaan.
Ik zag dat er geld was overgemaakt door derden. Bij mijn verklaring heb ik de bankafschriften gevoegd.
V: Hoeveel geld heb jij ontvangen op jou rekening?
A: 1157,90 euro van [slachtoffer 11] en 742,10 euro van [slachtoffer 12] . In totaal 1899,10
euro.
V: Wat is gebeurd nadat jij het geld op je rekening hebt gekregen?
A: Ik moest het gaan pinnen van [verdachte] . Hierna heb ik het aan hem gegeven.
Nadere bewijsoverweging
Feit A.
Uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, vloeit voort dat verdachte verregaande bemoeienis heeft gehad met alle twaalf ten laste gelegde en ook bewezen te verklaren gevallen van oplichting.
Er is geen 'hard' bewijs dat verdachte in alle gevallen degene is geweest die ook de in het bewijs genoemde WhatsApp-gesprekken met de aangevers heeft gevoerd. Uit het bewijs vloeit wel voort dat (ook) verdachte de beschikking had over het telefoonnummer [mobielnummer] . Via dit nummer zijn de WhatsApp berichten verstuurd die gebruikt zijn voor het oplichten van 11 van de 12 slachtoffers. Bij de oplichting van slachtoffer [slachtoffer 12] is een ander telefoonnummer gebruikt. De betrokkenheid van verdachte bij deze oplichting blijkt echter op voldoende wijze uit de verklaring van getuige [getuige 8] zoals hiervoor onder punt 38 opgenomen.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer mededader(s) om te kunnen spreken van een gezamenlijke uitvoering van de bewezen te verklaren feiten. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Feit B.
De rechtbank gaat ervan uit dat het onder B. ten laste gelegde gebaseerd is op artikel 420ter juncto artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Naar vaste jurisprudentie is voor het strafbare feit (gewoonte)witwassen meer nodig dan het enkele verwerven of voorhanden hebben van uit eigen misdrijf verkregen goed (zie ECLI:HR:2015:3059). In de onderhavige zaak heeft verdachte uit de mede door hem gepleegde oplichting geldbedragen verworven en voorhanden gehad vanaf het moment dat deze geldbedragen opgenomen zijn van de bankrekeningen van de zogenoemde katvangers. Uit de bewijsmiddelen vloeit niet voort dat verdachte met die geldbedragen gedragingen heeft verricht die kunnen worden aangemerkt als het mede ten laste gelegde verbergen of verhullen of overdragen of omzetten of gebruik maken. Het bewezen verklaarde kan daarmee niet gekwalificeerd worden als (gewoonte)witwassen in de zin van artikel 420ter juncto artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Op 1 januari 2017 is artikel 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht in werking getreden. Hiermee is het enkele verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig is, strafbaar gesteld in de vorm van eenvoudig witwassen. Nu de in de bewezenverklaring genoemde gevallen van witwassen zich alle hebben voorgedaan na 1 januari 2017 zal de rechtbank het onder B. bewezen verklaarde strafbaar achten op grond van het meermalen plegen van artikel 420bis.1 van het Wetboek.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder A. en B. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
A)
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 februari 2017 tot 1 juli 2017,
te Sneek en Wageningen en Hoofddorp en Nieuwe Pekela en Zwolle en Macharen en Hellevoetssluis en Sittard en Heerhugowaard en Utrecht en Zoetermeer en elders in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, na te noemen personen heeft bewogen tot de afgifte van na te noemen
geldbedragen, te weten:
- [slachtoffer 1] tot afgifte van (in totaal) 2534,10 euro, en
- [slachtoffer 2] tot afgifte van (in totaal) 2111 euro, en
- [slachtoffer 3] tot afgifte van (in totaal) 1899,70 euro, en
- [slachtoffer 4] tot afgifte van 929,40 euro, en
- [slachtoffer 5] tot afgifte van (in totaal) 2019,40 euro, en
- [slachtoffer 6] tot afgifte van (in totaal) 6667,20 euro, en
- [slachtoffer 7] tot afgifte van (in totaal) 3000 euro, en
- [slachtoffer 8] tot afgifte van (in totaal) 13.810,99 euro, en
- [slachtoffer 9] tot afgifte van (in totaal) 2755,30 euro, en
- [slachtoffer 10] tot afgifte 1009,70 euro, en
- [slachtoffer 11] tot afgifte van (in totaal) 1157,90 euro, en
- [slachtoffer 12] tot afgifte van 742,10 euro,
hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid telkens
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van genoemde
persoon/personen verzameld, en
- die persoon/personen (telefonisch) benaderd via WhatsApp-berichten/e-mail, en
jegens die persoon/personen
- zich gepresenteerd onder een valse naam, en
- zich voorgedaan als familielid of vriend(in) of bekende van die
persoon/personen, en
- daarbij een foto meegestuurd van die bekende, en
- aangegeven dat die bekende een (spoedeisend) financieel probleem had of een
probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en vervolgens die
persoon/personen om financiële hulp verzocht en verzocht om (per omgaand) een of meer rekeningen te betalen, en
- ( tevens) daarbij aangegeven dat die persoon/personen dat geld contant kon(den) krijgen en/of na het voorschieten/betalen direct terugbetaald zou(den) worden, en
- die persoon/personen een of meer bankrekeningnummer(s) doorgegeven waarop
geld zou kunnen worden gestort en/of (nadere) instructies gegeven om geld over
te maken naar een of meer door verdachte opgegeven bankrekeningnummer(s),
en
- ( aldus) via WhatsApp-berichten/elektronisch berichtenverkeer die persoon/personen benaderd/verrast en die persoon/personen misleid omtrent (zogenaamd) per omgaand ten behoeve van die bekende te verrichten financiële hulp en betalingen,
waardoor die persoon/personen telkens werden bewogen tot bovenomschreven
afgiften;
EN
B)
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 maart 2017 tot 1 juli 2017 te Sneek en Wageningen en Hoofddorp en Nieuwe Pekela en Zwolle en Macharen en Hellevoetsluis en Sittard en Heerhugowaard en Utrecht en Zoetermeer en elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
meermalen op verschillende tijdstippen in die periode, tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n) een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld,
namelijk
- 1178,20 euro en/of 1355,90 euro, en
- 1078,20 euro, en
- 1808,70 euro, en
- 929,40 euro, en
- 2019,40 euro, en
- 3600 euro, en
- 2412,30 euro en 1783,20 euro, en
- 500 euro, en
- 731,10 euro en 426,80 euro, en
- 742,10 euro,
zijnde in totaal 18.565 euro,
- verworven en/of voorhanden gehad,
door een of meer medeverdachte(n) of ander(en)/katvanger(s) te benaderen en
te regelen dat een of meerdere bankrekeningnummer(s) op naam van een ander
dan verdachte en/of als katvanger gebruikt konden worden door verdachte en/of zijn medeverdachte(n), terwijl die geldbedragen telkens op die bankrekeningnummer(s) werden
gestort, en vervolgens die geldbedragen heeft opgenomen of heeft doen/laten opnemen en ontvangen,
terwijl hij telkens wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
A. Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
B. Medeplegen van eenvoudig witwassen, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder A. en B. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot gevangenisstraf van 18 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf conform de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank houdt géén rekening met de op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegde feiten nu verdachte deze feiten niet heeft erkend. De vorderingen tot schadevergoeding die zijn ingediend door de benadeelden van deze feiten, zijn door de rechtbank dan ook niet in behandeling genomen. Het staat de officier van justitie vrij verdachte alsnog voor deze feiten te vervolgen.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twaalf gevallen van een geraffineerde manier van oplichting van particulieren. De slachtoffers werden via WhatsApp benaderd waarbij verdachte of een medeverdachte zich voordeed als een familielid of goede bekende van het slachtoffer. Door het meesturen van een foto van die ander en eventueel het noemen van persoonlijke details, werd het vertrouwen gewonnen van het desbetreffende slachtoffer. Het slachtoffer dacht dan ook echt met het familielid of de goede bekende te WhatsAppen. In de loop van het WhatsApp gesprek werd het slachtoffer overgehaald om een (of meerdere) grote geldbedrag(en) over te maken naar bepaalde bankrekeningnummers. Het geld werd vervolgens contant opgenomen van die rekeningen en kwam zo in handen van verdachte en/of zijn mededader(s). Het slachtoffer bleef met lege handen achter.
De houders van de bankrekeningen waarnaar het geld werd overgemaakt, kwamen vrij snel in de problemen, hun bankrekening werd geblokkeerd, omdat zij voor de politie (en de banken) gemakkelijk traceerbaar waren. Een deel van deze bankrekeninghouders wist niet dat verdachte hun rekeningnummer zou gebruiken voor het oplichten van mensen.
De feiten rechtvaardigen oplegging van een forse gevangenisstraf.
De officier van justitie heeft oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden geëist. De raadsman heeft bepleit dat het algemeen gehanteerde oriëntatiepunt voor fraude van toepassing is. Kijkend naar het totale benadelingsbedrag geeft dit oriëntatiepunt een gevangenisstraf tussen de 5 en 9 maanden aan, aldus de raadsman.
Voor de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf kijkt de rechtbank -naast hetgeen hiervoor al is weergegeven- nog in het bijzonder naar de geraffineerde wijze waarop de bewezenverklaarde oplichtingen zijn gepleegd. Daar komt bij dat de slachtoffers 'gewone' burgers zijn. De slachtoffers hebben ook niet uit eigen gewin maar puur vanuit de goedheid van hun hart besloten een vermeend familielid of goede vriend te helpen. Bovendien gaat het niet om één geval van oplichting maar om twaalf gevallen van oplichting waarbij telkens meerdere bedragen werden afgetroggeld van de slachtoffers. Alles afwegende acht de rechtbank de geëiste gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden.
Benadeelde partijen
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1.
[slachtoffer 1]vordert een bedrag van € 2.684,10 aan geleden materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
2.
[slachtoffer 2]vordert een bedrag van € 2.111,00 aan geleden materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
3.
[slachtoffer 4]vordert een bedrag van € 929,40 aan geleden materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
4.
[slachtoffer 6]vordert een bedrag van € 5.060,40 aan geleden materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
5.
[slachtoffer 14]vordert een bedrag van € 3.000,00 aan geleden materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
6.
[slachtoffer 8]vordert een bedrag van € 13.810,99 aan geleden materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
7.
[slachtoffer 9]vordert een bedrag van € 2.755,30 aan geleden materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
8.
[slachtoffer 10]vordert een bedrag van € 959,70 aan geleden materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
9.
[slachtoffer 11]vordert een bedrag van € 1.157,90 aan geleden materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
10.
[slachtoffer 12]vordert een bedrag van € 742,10 aan geleden materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan [slachtoffer 10] maximaal € 450,00 zal worden toegewezen aan immateriële schade, met niet-ontvankelijkverklaring van het meer gevorderde. Voor het overige vordert de officier van justitie ten aanzien van alle benadeelde partijen toewijzing van de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor afwijzing dan wel niet-ontvankelijkverklaring van de vorderingen op basis van het standpunt dat verdachte vrijgesproken zou moeten worden voor alle onder A. genoemde feiten. Subsidiair heeft de raadsman opgemerkt dat de vordering van de benadeelde [slachtoffer 8] onvoldoende onderbouwd is doordat geen bankafschriften zijn bijgevoegd. De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6] gesteld dat de verzochte immateriële schadevergoeding moet worden afgewezen, of gematigd, nu deze onvoldoende onderbouwd is.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partijen de door hen gestelde materiële schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder A. bewezen verklaarde. De vorderingen kunnen daarom ten aanzien van de gevorderde materiële schade worden toegewezen. De rechtbank acht de vordering van [slachtoffer 8] voldoende onderbouwd door de door hem bij de vordering gevoegde aangifte.
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de maatregel tot schadevergoeding opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De benadeelde partijen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 10] hebben eveneens vergoeding van geleden immateriële schade gevorderd.
Voor de beoordeling van dit deel van de vordering is artikel 6:106, eerste lid onder b. van het Burgerlijk Wetboek leidend. Onder b. is aangegeven dat de grondslag voor vergoeding van immateriële schade kan bestaan uit de omstandigheid dat de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Ten aanzien van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 10] is sprake van het aantasten in de persoon op een andere wijze. De Hoge Raad heeft ten aanzien van deze categorie aangegeven dat een psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen onvoldoende is om te kunnen spreken van aantasting van de persoon. Er moet sprake zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld waarbij de benadeelde voldoende concrete gegevens moet aanvoeren waaruit kan volgen dat er bij de benadeelde door het gepleegde feit een psychische beschadiging is ontstaan. Hiervoor is nodig dat het bestaan van dit geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is of had kunnen zijn vastgesteld. Zie NJ 2005/168 en NJ 2004/348.
Uit de bij de vorderingen gegeven onderbouwing van de verzochte vergoeding voor geleden immateriële schade kan niet worden afgeleid dat er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partijen in de gelegenheid te stellen dit alsnog aan te tonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vorderingen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 10] daarom ter zake van de verzochte vergoeding voor geleden immateriële schade niet ontvankelijk verklaren.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 60a, 326 en 421bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het
onder A. en onder B.ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen:

1.[slachtoffer 1]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.684,10 (zegge: tweeduizend zeshonderd vierentachtig euro en tien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 2.684,10 (zegge: tweeduizend zeshonderd vierentachtig euro en tien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 36 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

2.[slachtoffer 2]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.111,00 (zegge: tweeduizend eenhonderd en elf euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 2.111,00 (zegge: tweeduizend eenhonderd en elf euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

3.[slachtoffer 4]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 929,40 (zegge: negenhonderd en negenentwintig euro en veertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] , te betalen een bedrag van € 929,40 (zegge: negenhonderd en negenentwintig euro en veertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

4.[slachtoffer 6]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5.060,40 (zegge: vijfduizend en zestig euro en veertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] , te betalen een bedrag van € 5.060,40 (zegge: vijfduizend en zestig euro en veertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

5.[slachtoffer 14]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.000,00 (zegge: drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 14] , te betalen een bedrag van € 3.000,00 (zegge: drieduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 14] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

6.[slachtoffer 8]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 13.810,99 (zegge: dertienduizend achthonderd en tien euro en negenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8] , te betalen een bedrag van € 13.810,99 (zegge: dertienduizend achthonderd en tien euro en negenennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 99 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

7.[slachtoffer 9]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.755,30 (zegge: tweeduizend zevenhonderd en vijfenvijftig euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 april 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] , te betalen een bedrag van € 2.755,30 (zegge: tweeduizend zevenhonderd en vijfenvijftig euro en dertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 37 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

8.[slachtoffer 10]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] toe als na te melden en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 509,70 (zegge: vijfhonderd en negen euro en zeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10] , te betalen een bedrag van € 509,70 (zegge: vijfhonderd en negen euro en zeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

9.[slachtoffer 11]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.157,90 (zegge: eenduizend eenhonderd en zevenenvijftig euro en negentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 april 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 11] , te betalen een bedrag van € 1.157,90 (zegge: eenduizend eenhonderd en zevenenvijftig euro en negentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 11] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

10.[slachtoffer 12]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 742,10 (zegge: zevenhonderd en tweeënveertig euro en tien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12] , te betalen een bedrag van € 742,10 (zegge: zevenhonderd en tweeënveertig euro en tien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. H.G. Punt, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 maart 2018.
Mr. Punt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.