In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de Gezinsvoogd (GI) te vervallen te verklaren. De moeder had eerder verzocht om een omgangsregeling vast te stellen waarbij zij wekelijks twee uren omgang zou hebben met haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De GI had op 24 oktober 2017 een schriftelijke aanwijzing gegeven die de omgang tussen de moeder en de kinderen beperkte. De moeder stelde dat zij niet tijdig op de hoogte was gesteld van deze aanwijzing, omdat deze in haar spamfilter was beland. De kinderrechter oordeelde dat de GI niet voldoende bewijs had geleverd dat de moeder de aanwijzing tijdig had ontvangen, waardoor de moeder ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek.
De kinderrechter heeft vervolgens de inhoudelijke beoordeling van de zaak uitgevoerd. De GI had de schriftelijke aanwijzing gemotiveerd en de kinderrechter was van mening dat de aanwijzing voldoende deugdelijk was. De kinderrechter oordeelde dat het perspectief van de kinderen bij de pleegouders ligt en dat de omgangsregeling die door de GI was vastgesteld in het belang van de kinderen was. De moeder had weliswaar stappen gezet in haar situatie, maar deze waren nog niet voldoende om een terugplaatsing van de kinderen te overwegen. De kinderrechter wees het verzoek van de moeder af en bekrachtigde de schriftelijke aanwijzing van de GI, waarmee de omgangsregeling werd gehandhaafd.