Op 15 februari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer LEE 17/3672. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft op 23 oktober 2017 beroep ingesteld tegen een besluit op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlagtwedde, dat op 9 oktober 2017 was genomen. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat iemand die beroep instelt, op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht moet betalen. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 46,-. De griffier heeft eiser bij brief van 24 oktober 2017 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en hem een termijn van vier weken gegeven om dit te voldoen. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 22 november 2017 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief.
Echter, het griffierecht is niet tijdig betaald. De rechtbank concludeert dat het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 februari 2018, en de griffier heeft de indiener geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.