ECLI:NL:RBNNE:2018:5610

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
164084
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de gecertificeerde instelling bij omgangsregelingen tussen ouders en kinderen

In deze zaak verzoekt de gecertificeerde instelling (GI) om bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing betreffende de omgang tussen de vader en zijn kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De GI had eerder een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de ouders, waarin afspraken werden gemaakt over de verzorging en opvoeding van de kinderen. De moeder heeft echter niet meegewerkt aan deze aanwijzing en de vader heeft al twee jaar geen contact met de kinderen. De kinderrechter heeft de zaak op 7 december 2018 met gesloten deuren behandeld en de ouders zijn gehoord. De kinderrechter oordeelt dat de GI niet bevoegd was om een aanwijzing te geven over de omgang, aangezien dit onder de bepalingen van artikel 1:265g BW valt. De kinderrechter wijst het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de aanwijzing af, omdat de GI de verkeerde procedure heeft gevolgd. Tevens wordt het verzoek van de moeder om de aanwijzing vervallen te verklaren niet inhoudelijk beoordeeld, omdat zij dit verzoek te laat heeft ingediend. De kinderrechter besluit de verzoeken van de GI en de moeder af te wijzen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaakgegevens : C/17/164084 / FJ RK 18-1086
datum uitspraak: 21 december 2018

beschikking bekrachtiging schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,hierna te noemen de GI (gecertificeerde instelling),
gevestigd te Leeuwarden.
betreffende
[naam], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind 1] ,
[naam], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats]

[naam] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 13 november 2018, ingekomen bij de griffie op 14 november 2018.
- de brief van de moeder van 23 november 2018, ingekomen bij de griffie op 26 november 2018.
Op 7 december 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de ouders,
- namens de GI, de heer [naam] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[kind 1] en [kind 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van de kinderrechter van 9 maart 2018 zijn [kind 1] en [kind 2] onder toezicht gesteld van de GI tot 9 maart 2019.
De GI heeft op 7 november 2018 aan de ouders een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] . Hierin is het volgende opgenomen:
"- Ouders geven de kinderen emotionele toestemming om een positieve relatie met de
andere ouder te onderhouden. Dit houdt in dat de ouders zowel in hun handelen als in
hun spreken onthouden van afwijzing en diskwalificatie van de andere ouder.
- Ouders maken samen afspraken in het belang van de kinderen, bijvoorbeeld wanneer
het gaat over medische afspraken, afspraken over kleding en andere persoonlijke
spullen en afspraken over school.
- Ouders blijven in gesprek met de GI, komen op afspraken en informeren de GI over

zaken aangaande de kinderen.

- Ouders accepteren hulpverlening ten behoeve van de samenwerking tussen ouders
vanuit Jeugdhulp Friesland (KKE) en werken actief mee aan de geïndiceerde
hulpverlening.
- Ouders stellen de gezinsvoogd of hulpverlening in de gelegenheid om meerdere
gesprekken met de kinderen te voeren. [kind 1] en [kind 2] volgen een traject van
Jeugdhulp Friesland afdeling KKE die de gezinsvoogd zal indiceren.
- Ouders werken mee aan een minimale omgangsregeling begeleid door de betrokken
hulpverlening. Er is een keer per twee weken een begeleide omgang van een uur tussen
vader, [kind 1] en [kind 2] . De omgang dient plaats te vinden bij het Regiecentrum
Bescherming en Veiligheid of locatie van Jeugdhulp Friesland. Na vier begeleide
omgangsmomenten zal er worden gekeken naar een andere locatie in samenspraak met
de gezinsvoogd. Hier dient niet van afgeweken te worden. De omgang vindt plaats op
de woensdag in de eerste week van de maand. De eerste omgang zal zo spoedig
mogelijk plaatsvinden. Er zal een schema opgesteld worden door het Regiecentrum
Bescherming en Veiligheid met data en tijden in overleg met betrokken partijen, waarbij
er sprake kan zijn van wijzigingen i.v.m. vakanties en ziekte. Deze kunnen in goed
overleg via de gezinsvoogd doorgegeven worden. Het bespreken van zaken zoals de
bezoekregeling zelf dient in een aparte bespreking plaats te vinden zodat de omgang
soepel verloopt".

Het verzoek

De GI heeft bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing verzocht.
Tevens is verzocht een dwangsom op te leggen van € 250,- per dag/keer dat de ouders de aanwijzing niet naleven. De GI voert hiertoe aan dat de moeder de schriftelijke aanwijzing van 7 november 2018 niet heeft opgevolgd. De moeder werkt niet mee aan het contact tussen de vader en de kinderen en weigert contact met de gezinsvoogd en andere hulpverlening. De moeder ziet niet haar eigen aandeel in de problematiek en legt de schuld buiten zichzelf neer. Het is in het belang van de kinderen dat de ouders gaan meewerken met de hulpverlening Verwacht wordt dat de moeder zonder dwangmiddel zich niet aan de afspraken met de GI, hulpverlening of de vader zal houden. Als de ouders een dwangmiddel vanuit de rechtbank opgelegd krijgen is de verwachting dat zij zich zullen conformeren aan de afspraken.

Het standpunt van de belanghebbenden

Het standpunt van de vader
Door de vader wordt ter zitting naar voren gebracht dat hij graag weer meer contact krijgt met [kind 1] en [kind 2] . Hij heeft de kinderen al twee jaar niet gezien. Het gevoel overheerst dat de moeder reeds besloten heeft om de kinderen bij hem weg te houden en dat zij daarom niet wil meewerken met de gezinsvoogd.
Het standpunt van de moeder
De moeder heeft in haar brief van 23 november 2018 verzocht de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren. De werkwijze van de gezinsvoogd is volgens haar onprofessioneel en de middelen die de gezinsvoogd wil inzetten zijn niet in het belang van de kinderen. De informatie waar de gezinsvoogd zich op baseert komt uit oude rapporten die niet meer de huidige situatie omvatten. Vanaf het moment van het opleggen van de ondertoezichtstelling is er nog niets gebeurd. De moeder geeft aan een verzoek in te zullen dienen ter vervanging van de gezinsvoogd. Ter zitting heeft de moeder uitgelegd dat zij in december 2016 heeft besloten de kinderen thuis te houden vanwege de door de echtscheiding ontstane financiële problemen. De vader wil geld van de moeder ontvangen en de moeder is daardoor niet in staat de kinderen op te voeden.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:263 BW kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
De aanwijzing moet het doel van de ondertoezichtstelling dienen en zij mag niet in strijd komen met het recht. De schriftelijke aanwijzing mag verder niet gaan over medische behandeling en omgang, aangezien daar aparte wetsbepalingen voor gelden (art. 1:265f, 265g, 265h BW).
Op grond van artikel 1:263 lid 3 BW kan de kinderrechter een door de GI gegeven schriftelijke aanwijzing bekrachtigen op verzoek van de GI.
De schriftelijke aanwijzing waarvan bekrachtiging wordt verzocht gaat over de omgang tussen de vader en de kinderen. De GI was daarom niet bevoegd een dergelijke aanwijzing te geven, en had de weg van artikel 1:265g BW moeten bewandelen, door aan de kinderrechter te verzoeken een regeling vast te stellen. De kinderrechter zal het verzoek tot bekrachtiging van de aanwijzing daarom afwijzen.
Omdat de kinderrechter het verzoek van de GI zal afwijzen, en de moeder haar verzoek tot vervallen verklaring van de aanwijzing niet tijdig heeft ingediend - later dan de in artikel 264 lid 3 BW neergelegde termijn van twee weken na de dag waarop de beslissing is verzonden of uitgereikt - wordt er niet toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de moeder.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Koopman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.B. Zandt als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018.