In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 december 2018 uitspraak gedaan over een verzoek van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Assen om een machtiging gesloten jeugdhulp voor een jongmeerderjarige, hierna te noemen [jongmeerderjarige]. Het verzoek is gedaan op basis van artikel 6.1.2 van de Jeugdwet, omdat [jongmeerderjarige] ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen vertoont die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [jongmeerderjarige] een licht verstandelijke beperking heeft en een belast verleden met ernstige emotionele problematiek. Tijdens de zittingen is gebleken dat [jongmeerderjarige] in een kwetsbare fase verkeert en dat er zorgen zijn over haar vermogen om zelfstandig te functioneren.
De kinderrechter heeft het verzoek voor een machtiging gesloten jeugdhulp afgewezen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten. Er was onvoldoende duidelijkheid over de termijn waarop naar een andere vorm van jeugdhulp zou worden toegewerkt en de behandeling van [jongmeerderjarige] was nog niet afgerond. Wel heeft de kinderrechter een tijdelijke machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van één maand, zodat het college de mogelijkheid heeft om een voorwaardelijke machtiging op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) aan te vragen. De kinderrechter benadrukt dat de bescherming van [jongmeerderjarige] noodzakelijk is, maar dat de huidige maatregel niet de juiste is.
De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, en heeft de mogelijkheid voor hoger beroep aangegeven. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier H. Bijkerk en is openbaar uitgesproken.