ECLI:NL:RBNNE:2018:5532

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 december 2018
Publicatiedatum
11 februari 2019
Zaaknummer
18/730124-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal, bedreiging, belediging en verkeersdelicten

In deze strafzaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 28 december 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1984, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte is niet verschenen tijdens de zitting, maar zijn raadsman, mr. H.A. de Boer, was wel aanwezig. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten, waaronder diefstal van goederen van een bouwterrein, bedreiging met een mes van twee mannen, diefstal van een gitaar uit een winkel, belediging van een ambtenaar in functie, heling van gestolen goederen, en het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 mei 2018 in Leeuwarden goederen heeft weggenomen van een bouwterrein door middel van inklimming. Op 12 juli 2018 heeft hij twee mannen bedreigd met een mes, en op 14 april 2018 heeft hij een gitaar gestolen uit een winkel. Daarnaast heeft hij op 16 september 2018 een politieagent beledigd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en hem veroordeeld tot 75 dagen gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, en hechtenis voor twee weken voor verkeersdelicten. De rechtbank heeft ook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden opgelegd. De benadeelde partijen hebben vorderingen ingediend, waarvan er één is toegewezen en de andere niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730124-18
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/077967-18
ter berechting gevoegd parketnummer 18/720306-18 en 18/183119-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 december 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 december 2018.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen zijn -niet gemachtigde- raadsman mr. H.A. de Boer , advocaat te Sneek. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
in de zaak met parketnummer 18/730124-18 dat:
1.
hij op of omstreeks 7 mei 2018 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente
Leeuwarden, 4 stroompaddestoelverdeelkasten en/of 3 haspels, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
[benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen verdeelkasten
en haspels onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 7 mei 2018 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente
Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
meerdere stroompaddestoelverdeelkasten en/of haspels, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1]
, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel
van braak, verbreking en/of inklimming,
immers is/heeft verdachte (een slot van) het hek rond een bouwplaats vernield
en/of over een hek geklommen en zich de toegang die bouwplaats verschaft en/of
op dat bouwterrein gezocht naar goederen van zijn, verdachtes, gading en/of
meerdere stroompaddestoelverdeelkasten en/of haspels over/door het hek rond
die bouwplaats gebracht en elders gestald/geplaatst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 12 juli 2018 te Leeuwarden [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Ik vermoord je." en/of
- die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Kom maar, kom maar, ik
steek je neer.", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of
strekking en/of (daarbij) een mes te pakken en/og (vervolgens)
- dat/een mes op het lichaam van die [slachtoffer 1] te richten, althans die [slachtoffer 1]
een mes te tonen en/of
(op korte afstand van die [slachtoffer 2] )
- dat/een mes omhoog te houden en/of met dat/een mes krachtige bewegingen te
maken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij op of omstreeks 14 april 2018 te Leeuwarden met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelpand (gelegen aan of bij de
[straatnaam] heeft weggenomen een (electrische) gitaar (van het merk ESP,
Ltd), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
winkelbedrijf [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 14 april 2018 te Leeuwarden, een goed te weten een
(electrische ) gitaar (van het merk ESP, Ltd) heeft verworven, voorhanden
gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 16 september 2018 te Leeuwarden, althans in de gemeente
Leeuwarden, opzettelijk [slachtoffer 3] , hoofdagent van de politie eenheid
Noord-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar
bediening (belast met het toezicht en handhaven in de binnenstad van
Leeuwarden), in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar
meermalen, althans éénmaal, het navolgende woord toe te voegen: "hoer",
althans (een) woord(en) van gelijke beledigende aard en/of strekking;
en in de zaak met parketnummer 18/077967-18 dat:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2018 te Groningen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk
goed, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan <*> toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
hij op of omstreeks 08 maart 2018 te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen, als
bestuurder van een motorrijtuig (voertuig) heeft gereden op de weg, locatie,
zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel
116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de
categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
2.
hij op of omstreeks 8 maart 2018 te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen als
bestuurder van een voertuig (personenauto Volkswagen Golf C1), daarmee
rijdende op de Rijksweg A37 in de richting Klazienaveen en/of op de afslag
Zwartemeer en/of op de Limietweg in Barger Compascuum, door welke
gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat verdachte onder andere:
- heeft gereden met een hogere snelheid dan toegestaan
- andere voertuigen heeft ingehaald zonder gepaste afstand te nemen tijdens/na
het inhalen
- zijn auto niet onder controle had, althans wild heen en weer slingerde
- heeft gereden in een personenauto zonder uitlaat en/of geldige verzekering
en/of APK-keuring;
3.
hij op of omstreeks 8 maart 2018 te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen,
een goed te weten:
- ( Hongaarse) identiteitsbewijs op naam van [slachtoffer 4] en/of
- ( Hongaarse) rijbewijs op naam van [slachtoffer 4] en/of
- een patiëntenkaart op naam van [slachtoffer 4] en/of
- een Michael Kors portemonnee en/of
- een geldbedrag van 3700 Forint en/of
- twee, althans een, ING bankpas(sen) op naam van [slachtoffer 5]
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed
betrof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 8 maart 2018 te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen,
een goed, te weten:
- ( Hongaarse) identiteitsbewijs op naam van [slachtoffer 4] en/of
- ( Hongaarse) rijbewijs op naam van [slachtoffer 4] en/of
- een patiëntenkaart op naam van [slachtoffer 4] en/of
- een Michael Kors portemonnee en/of
- een geldbedrag van 3700 Forint en/of
- twee, althans een, ING bankpas(sen) op naam van [slachtoffer 5]
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde
van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had
moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Geldigheid van de dagvaarding

In de zaak met parketnummer 18/077967-18 is onder 1. ten laste gelegd-
"1.
dat hij op of omstreeks 31 maart 2018 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk goed, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan <*> toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
hij op of omstreeks 08 maart 2018 te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen, als bestuurder van een motorrijtuig (voertuig) heeft gereden op de weg, locatie, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde."
De rechtbank acht deze tenlastelegging ten aanzien van het tekstdeel
"hij op of omstreeks 31 maart 2018 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk goed, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan <*> toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt" nietig nu dit onderdeel van het ten laste gelegde onvoldoende duidelijk is om hetzij een goede verdediging hetzij een goed onderzoek ter terechtzitting mogelijk te maken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/730124-18 onder 1. primair, onder 2., onder 3. primair en onder 4. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/077967-18 onder 1. , onder 2. en onder 3. primair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
In de zaak met parketnummer 18/730124-18 onder 1.:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2018, opgenomen op pagina 14 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018111682 d.d. 4 juni 2018, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Op 7 mei 2018, om 02:36 uur, kregen wij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , de melding van de centralist van de meldkamer Noord- Nederland om te gaan naar de Stationsweg te Leeuwarden in verband een persoon die spullen van de bouwplaats zou halen. De persoon zou goederen in de steeg naast de aldaar gevestigde makelaar koud hebben gezet. Het signalement van de manspersoon zou zijn:
- Blanke man;
- 25 jaar;
- Petje op van het merk Nike;
- Bouwhandschoenen aan;
- Droeg een trainingsjasje;
- Droeg een spijkerbroek.
Rijdende op de Stationsweg hoorde ik verbalisant [verbalisant 2] zeggen dat hij een persoon het steegje zag inlopen gelegen aan de Stationsweg te Leeuwarden. De steeg bevindt zich aan de rechterzijde van [bedrijf 1] . Ik, verbalisant [verbalisant 1] , liep de betreffende steeg in en zag hier een manspersoon. Ik zag dat deze man op een elektriciteitskast zat. Ik zag dat de man een petje op had en een trainingsjasje droeg. Ik zag verder geen personen in de betreffende steeg. Gezien het signalement gegeven in de melding en de overeenkomsten van de man vroeg ik hem wie hij was en ik hoorde hem zeggen: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1984.
Gezien de locatie van de aanhouding zag ik aan de overzijde van de weg een bouwlocatie. Ik liep naar de betreffende bouwlocatie en zag dat het was omheind met hekwerk. Aan de rechterzijde van het hekwerk zag ik een tweetal bouwhandschoenen in het hek hangen. Een aantal meters verder, naast een stapel pallets, zag ik een ijzeren haak van ongeveer 1 meter in het hekwerk hangen. Aan de rechter achterzijde van de bouwlocatie zag ik een hekwerk van elkaar staan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2018, opgenomen op pagina 16 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Collega de [verbalisant 3] liep naar de plek waar [verdachte] zat en zag aan de overkant achter een nisje dat daar meerdere stroompaddenstoelverdeelkasten stonden en meerdere haspels. Wij hoorden eerder in de melding dat er een persoon een bouwplaats op was gegaan. Deze stroompaddenstoelverdeelkasten en haspels stonden daar niet op een normale plek, maar waren daar door iemand neergezet.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 mei 2018, opgenomen op pagina 36 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medewerker 1] namens [benadeelde partij 1] :
Op 4 mei 2018 omstreeks 16:00 uur hebben wij het bouwterrein aan de Stationsweg te Leeuwarden afgesloten middels een hangslot. Ik zag dat het hangslot niet was opengeknipt. De stroomvoorzieningen staan in het gebouw. Deze staan op elke verdieping. Dit zijn onder andere paddenstoelverdeelkasten en haspels.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 7 mei 2018, opgenomen op pagina 38 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op 7 mei 2018 heb ik [bedrijf 2] aan [straatnaam] te Leeuwarden tussen 02:00 uur en 02:30 uur afgesloten. Ik ben vervolgens naar mijn auto gelopen welke ik had geparkeerd in de steeg. Toen ik naar mijn auto liep hoorde ik geluiden vanaf de bouwplaats komen, ik hoorde een geluid alsof iemand aan het hekwerk aan het trekken was. Ik zag op de borden [benadeelde partij 1] . Tevens hoorde ik gestommel. Ik ben ingestapt in mijn auto en naar [bedrijf 2] gereden. Vervolgens ben ik naar de verkeerslichten gereden en daar rechtsaf geslagen richting het station. Toen ik de verkeerslichten was gepasseerd zag ik ter hoogte van de bouwplaats een man op de rijbaan lopen met een soort van verdeelkast in zijn handen. De man kwam vanaf mijn linkerzijde. Vlak daarvoor hoorde ik een klap. Ik zag dat de man grijze handschoenen droeg. Ik reed door en zag via mijn achteruitkijkspiegel dat de man de steeg in liep waar ik eerder mijn auto had geparkeerd. Ik zag dat de man aan de linkerzijde de verdeelkast neerzette. Ik kan de man als volgt omschrijven: Niet groot, ik denk 1. 70 - 1. 75. Droeg een petje, zwart of blauw van kleur. Hij droeg een trainingsjasje in mijn beleving. Ik weet het niet zeker maar ik denk dat ik een tatoeage in zijn nek zag.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2018, opgenomen op pagina 40 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Op 07- 05-2018 omstreeks 02:36 uur kregen mijn collega's en ik de melding te gaan naar de Stationsstraat te Leeuwarden. Ter plaatse gekomen liet mijn collega [verbalisant 4] mij zien dat in de steeg naast het kantoor van [bedrijf 1] , in een inham van de steeg een viertal 'stroompaddenstoelverdeelkasten' stonden en een aantal losse stroomhaspels. Ik zag dat tussen de verdachte en deze goederen ongeveer vijf meter zat. Ik zag dat op ten minste één van deze stroompaddenstoelverdeelkast een sticker zat van [benadeelde partij 1] . Ik zag aan de overkant van de straat een bouwlocatie. Ik zag diverse reclameborden van [benadeelde partij 1] op deze hekken aanwezig. Ik verbalisant ben vervolgens samen met een aantal collega's gelopen naar de bouwlocatie. In het in aanbouw zijnde gebouw, op de eerste verdieping zag ik verbalisant een ruimte die leek op een liftschacht. Ik zag dat in deze liftschacht een aantal losse stroomkabels op de grond lagen. Ik herkende de stekkers van deze kabels als geschikt voor gebruik in de stroompaddenstoelverdeelkasten. Ik verbalisant hoorde van mijn collega's die op de tweede en de derde etage van het gebouw waren dat steeds op de locatie van de liftschacht losse stroomkabels aangetroffen werden die geschikt zijn voor gebruik in de stroompaddenstoelverdeelkast.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2018, opgenomen op pagina 47a van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op maandag 7 mei 2018 heb ik de verdachte op de foto gezet.
Fotoblad 1 – Afbeelding 1
Zijaanzicht verdachte. Zichtbare tatoeage in zijn nek.
7. Een kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 7 mei 2018, opgenomen op pagina 04 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 4] :
Inbeslagneming op de Stationsweg in Leeuwarden op 7 mei 2018 te 03:00 uur. Werkhandschoenen aangetroffen achter de stroomkast waar de verdachte is aangesproken en waar hij op zat. Dit was tegenover de bouwplaats.
In de zaak met parketnummer 17/730124-18 onder 2.:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 juli 2018, opgenomen op pagina 24 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018181415 d.d. 14 juli 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik ben [slachtoffer 1] . Vandaag, 12/07/2018 omstreeks 14 :10 uur ongeveer, was ik met [slachtoffer 2] en de begeleidster van VNN op [plaats] te Leeuwarden. Er kwam een man naar mij toe gelopen. Hierop zag ik dat de man een mes tevoorschijn haalde. Ik zag dat de man het mes uit zijn tasje haalde. Ik zag dat de man het mes, dreigend naar mij toe gericht, in zijn vuist hield, bij zijn heup. Ik hoorde de man zeggen dat hij mij zou/wilde vermoorden. Ik hoorde dat de man dit twee keer tegen mij zei. Ik voelde mij hierdoor bedreigd. Toen kwam [slachtoffer 2] erbij en toen begon de man ook [slachtoffer 2] te bedreigen met het mes en met de dood.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 juli 2018, opgenomen op pagina 28 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 12 juli 2018 was ik in de binnenstad van Leeuwarden met [getuige 2] . Een bekende kwam bij ons staan. Op een gegeven moment kwam er een man langs lopen. Ik zag en hoorde dat de man zich met ons bemoeide. Ik hoorde dat hij luid riep: "Wat zei je tegen mij." Vervolgens zag ik dat hij met zijn rechterhand in zijn schoudertas greep. Ik zag dat hij ineens een groot mes uit de schoudertas pakte en deze in zijn rechterhand hield. Ik zag dat hij mij aankeek en hoorde dat hij meerdere malen luid naar mij riep: "Kom maar, kom maar, ik steek je neer!" Ik zag dat hij het mes bij het lemmet vasthield in zijn rechtervuist en de snijkant naar beneden hield. Ik zag dat hij wilde en krachtige armbewegingen maakte met het mes, met het scherpe gedeelte in mijn richting, alsof hij mij elk moment ging prikken of steken. Ik schat dat hij ongeveer een meter van mij af stond. Hij kwam zeer bedreigend op mij over.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 juli 2018, opgenomen op pagina 31 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Op 12 juli 2018 was ik op [plaats] te Leeuwarden samen met [slachtoffer 2] (de rechtbank leest: [slachtoffer 2]) en [slachtoffer 1] . Ik zag dat een man aan kwam lopen. Ik zag dat hij richting [slachtoffer 1] liep. Ik hoorde dat zij wat zeiden over en weer. Ik zag dat [slachtoffer 2] in de richting liep van [slachtoffer 1] en die man. Ik zag dat [slachtoffer 2] en die man tegenover elkaar stonden. Ik zag dat de man met zijn rechterhand snel een mes uit een schoudertasje pakte en zijn rechterarm omhoog hief met het mes in zijn rechterhand. Ik hoorde dat de man tegen [slachtoffer 2] riep: "Kom dan, dan steek ik je neer."
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 juli 2018, opgenomen op pagina 37 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik kwam aanlopen op [plaats] . Een wat dikkere meneer kwam naar me toe lopen en vroeg mij of ik ruzie had met zijn vriend, een lang junkachtig type. Ik heb tegen die dikke man gezegd oprotten en wegwezen. Ik heb een mes uit mijn tas gepakt.
In de zaak met parketnummer 18/730124-18 onder 3.:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 april 2018, opgenomen op pagina 52 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018181415 d.d. 14 juli 2018, inhoudende als verklaring van [medewerker 2] namens [benadeelde partij 2] :
Op 14 april 2018 was ik bij [benadeelde partij 2] , [straatnaam] te Leeuwarden. Ik hoorde de bedrijfsleider [medewerker 3] het volgende zeggen: “Op 14 april 2018 omstreeks 10:30 uur hoorde ik de deurbel en vervolgens wat gestommel. Ik ging naar de voorkant van de winkel en ik zag dat er niemand in de winkel aanwezig was. Ik zag dat er een elektrische gitaar miste. Deze gitaar stond direct rechts in de vitrine. Merk ESP Ltd. EC-401VF DMZ Tobacco Sunburst, twv 800 euro.”
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 april 2018, opgenomen op pagina 56 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medewerker 3] :
Er is aangifte gedaan van diefstal van een gitaar uit mijn winkel. Het serienummer van de gitaar betreft IW14051996.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 april 2018, opgenomen op pagina 46 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op 22 april 2018 ging ik naar [benadeelde partij 3] aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Ik vroeg aan de winkelmedewerker of zij een gitaar te koop hadden staan. Ik zag dat de winkelmedewerker een gitaar die in de winkel opgesteld stond, pakte. Ik zag dat het serienummer dat op deze gitaar was aangebracht IW14051996 betrof. Uit het opkoopregister van [benadeelde partij 3] bleek mij dat de gitaar op 14 april 2018 door [verdachte] , geboren [geboortedatum], was aangeboden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 april 2018, opgenomen op pagina 41 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medewerker 4] :
Ik ben werkzaam bij [benadeelde partij 3] , [straatnaam] te Leeuwarden. U bent hier om een gitaar te bekijken die mogelijk van diefstal afkomstig is. Na controle van deze gitaar blijkt dat het inderdaad gaat om de gitaar die u zoekt. De betreffende gitaar is op 14 april 2018 ingekocht door [naam 1] . Ik geef u een uitdraai van ons register.
Als pagina 43 en 44 is opgenomen een uitdraai uit het opkopersregister. Deze uitdraai houdt onder andere in:
Ingekocht door [naam 1] . Datum verkregen 14-04-2018.
Aangeboden door [verdachte] . Nummer 1W14051996.
Ingevoerd op 14-04-2018 14:51 uur.
In de zaak met parketnummer 18/730124-18 onder 4.:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 september 2018, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018244522 d.d. 16 september 2018, inhoudende als verklaring van verbalisant [slachtoffer 3] :
Op 16 september 2018, omstreeks 02.55 uur, kreeg ik via de portofoon te horen dat er een persoon in [bedrijf 3] aan de Baljeestraat te Leeuwarden aan het doordraaien was. Ik was in uniform gekleed en belast met het toezicht en handhaven in de binnenstad van Leeuwarden. Kort na de melding kwam ik ter plaatse. Ik hoorde de portier zeggen dat hij een man uit de zaak wilde hebben. Niet lang daarna zag ik dat er een man naar buiten kwam. Ik hoorde deze man schreeuwen. Ik zag dat deze man, die ik verdachte zal noemen, een agressieve houding had. Ik hoorde dat er ergens "Hoer" geroepen werd. Ik keek hierop in de richting van verdachte. Ik zag dat de verdachte mij aankeek. Ik hoorde de verdachte nogmaals "Hoer" roepen. Ik voelde mij in mijn goede naam en eer aangetast door hetgeen verdachte naar mij schreeuwde.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 16 september 2018, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Kort na de melding op 16 september 2018 kwamen wij ter plaatse bij [bedrijf 3] . Een man kwam uit [bedrijf 3] . De man was zichtbaar geëmotioneerd en agressief.
Wij zagen dat verdachte in de richting van collega [slachtoffer 3] keek en naar haar wees. Wij hoorden dat de verdachte collega [slachtoffer 3] uitschold voor hoer. Dit met luide stem. Wij hoorden dat de verdachte wederom schreeuwde "Hoer". Dit terwijl hij wederom in haar richting keek en in het bijzijn van het publiek dat zich op het terras van [bedrijf 3] bevond. Wij hielden de verdachte, die later bleek te zijn [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1984, aan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 september 2018, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
V=Vraag
A=Antwoord
V= Wat is er gebeurd in [bedrijf 3] ?
A= Ik heb wel iemand een hoer genoemd.
A= Er kwam politie en die pakten me op.
In de zaak met parketnummer 18/077967-18:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2018, opgenomen op pagina 48 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018072492 Z d.d. 26 maart 2018, inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 7] :
Op 8 maart 2018 was ik, hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland, belast met noodhulpdienst en reed in een opvallend politievoertuig. Omstreeks 09.30 stonden wij op de Industrieweg te Veenoord. Ik zag een groene Volkswagen Golf voorbij komen rijden. Ik zag dat aan de achterzijde van het voertuig de uitlaat miste. Ik ben achter de Volkswagen aan gaan rijden. Ik wilde het voertuig onderwerpen aan een controle. Ik zag dat het voertuig over de Boerdijk reed in de richting van de A37. Ik zag op de kilometerteller van het dienstvoertuig dat het genoemde voertuig harder reed dan 50 km/u. Ik reed 100 km/u op de kilometerteller. Ik zag dat ik maar zeer langzaam dichterbij het voertuig kwam. Ik wilde het voertuig voorbij rijden. Ik merkte dat de bestuurder de snelheid van zijn voertuig vermeerderde. Ik heb op het moment dat ik voor het voertuig reed het politie transparant aangedaan met de tekst volgen politie". Ik zag in de binnenspiegel dat bestuurder achter het dienstvoertuig bleef rijden. Ik zag dat de bestuurder zijn snelheid minderde. Ik zag de dat de bestuurder ineens en snel zijn voertuig in de richting van de oprit van de A37 stuurde. Ik heb daarop het dienstvoertuig gekeerd en heb de achtervolging ingezet. Ik zag dat de snelheid opliep in de richting van 150 km per uur. Ik zag dat wij de afslag Nieuw-Amsterdam naderden. Voorbij de afslag zag ik dat de snelheid van het dienstvoertuig 140 kilometer per uur aan gaf. Tijdens deze snelheid zag ik dat de bestuurder zijn voertuig met korte en snelle bewegingen heen en weer slingerde over de snelweg. Ik zag dat de bestuurder zeer dicht bij andere voertuigen langs reed om hen in te halen. Ook zag ik dat de bestuurder wederom enkele keren slingerde met korte en snelle bewegingen. Ik zag dat de bestuurder met korte en snelle slingerende bewegingen drie voertuigen en een vrachtwagen inhaalde. Ik zag dat de bestuurder op dat moment zeer dicht langs de vrachtwagen reed. Ik zag dat meerdere ingehaalde voertuigen en vrachtwagen uitweken naar de vluchtstrook en afremden. Ik zag dat de bestuurder voor de ingehaalde voertuigen ging rijden en zich slingerend bleef voortbewegen. Ik zag dat de Volkswagen Golf zeer heftig slingerde. Ik heb het gaspedaal losgelaten om nog meer afstand te krijgen. Dit om een eventuele aanrijding te voorkomen.
Bestuurder reed door en ter hoogte van de viaduct van Erica zag ik dat bestuurder ineens hard remde. Ik zag dat de bestuurder tussen Erica en Klazienaveen nogmaals meerdere keren bleef slingeren. Ik zag op de snelheidsmeter van het dienstvoertuig dat de snelheid waarmee gereden werd op ruim 180 kilometer per uur stond. Ik zag dat de bestuurder in de richting van Zwartemeer reed. Ik zag dat de bestuurder zeer dicht op zijn voorganger bleef rijden. Ik zag dat de bestuurder het voertuig inhaalde door er zeer dicht langs te rijden. Ik zag de afslag van Zwartemeer naderen. Ik zag dat het voertuig driftend de afslag nam. Ik zag dat de bestuurder de Limietweg op reed te Barger-Compascuum. Ik zag dat de bestuurder naar rechts uitweek. Ik zag dat de bestuurder zijn snelheid aanhield en in de bocht naar links door slipte naar de rechterberm. Ik zag dat het voertuig in de rechterberm kwam en een boom
doormidden reed. Ik zag dat de bestuurder tegen een dikke boom tot stilstand kwam. Ik heb de bestuurder uit het voertuig gehaald. De bestuurder was, naar later bleek, verdachte [verdachte] .
Ik heb verdachte [verdachte] vervolgens gevraagd of hij een rijbewijs of identiteitskaart bij zich droeg. Ik hoorde verdachte [verdachte] zeggen dat hij geen rijbewijs had en ook niet gehad heeft. Ik vroeg daarna wederom om zijn identiteitskaart. Ik hoorde verdachte [verdachte] zeggen dat zijn identiteitskaart in het hoesje van zijn telefoon zat en dat de telefoon in het middenconsole van zijn auto lag. Ik heb met toestemming van verdachte in zijn auto gekeken en zag de telefoon in de middenconsole liggen. Bij het pakken van de telefoon zag ik meerdere goederen liggen die niet behoren bij verdachte [verdachte] . Ik zag een Hongaars rijbewijs liggen op de bijrijders stoel. Ik zag dat dit een rijbewijs betrof op naam van een vrouw uit Hongarije. Ook zag ik een identiteitskaart liggen van dezelfde vrouw en zag ik Hongaars geld liggen. Het geld heeft een waarde van 37000 Forint. Een gedeelte van het geld op de bijrijdersstoel en een gedeelte op de grond. Ook trof ik in het hoesje van verdachte [verdachte] meerdere bankpassen en een ziekenfondspas. Twee van aangetroffen bankpassen zijn van de ING bank en staan op naam van [benadeelde partij 4] en [slachtoffer 5] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 9 maart 2018, opgenomen op pagina 86 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Identiteitsgegevens van de verdachte: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1984.
Het betrof hier een motorrijtuig waarvoor voor het besturen een rijbewijs vereist is. Uit controle bleek dat de verdachte een motorrijtuig heeft bestuurd zonder dat hij in het bezit was van een rijbewijs voor de categorie motorrijtuigen waartoe dat motorrijtuig behoorde.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2018, opgenomen op pagina 57 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant Siekman:
Op 8 maart 2018 heb ik het voertuig van [verdachte] doorzocht.
Onderstaande goederen werden aangetroffen en in beslag genomen:
- bruine portemonnee van het merk Michael Kors
- patiëntenkaart op naam van [slachtoffer 4] , wonende [straatnaam] te Emmen
- Hongaars identiteitskaart op naam van [slachtoffer 4] .
De bruine portemonnee werd op de bijrijdersstoel van het voertuig aangetroffen. De patiëntenkaart op naam van [slachtoffer 4] werd aangetroffen op het voetgedeelte voor de bijrijdersstoel. De Hongaarse identiteitskaart werd aangetroffen in een vakje onder het dashboard.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 maart 2018, opgenomen op pagina 73 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 2] :
Ik doe aangifte namens mijn vriendin [slachtoffer 4] . Ik woon met haar op de [straatnaam] te Emmen. Op 7 maart 2018 hebben wij de woning verlaten. Toen wij weer thuis kwamen zagen wij dat de tuindeur open stond. Ik zag dat de TV weg was. Ik zag dat een Michael Kors tas weggenomen was. In deze tas zat een Michael Kors portemonnee en een Michael Kors dameshorloge. In de portemonnee zat ongeveer 150 euro in 3 briefjes van 50 euro tevens zaten er 2 briefjes van 20.000 Forint, omgerekend ook ongeveer 150 euro. In de tas zaten verder onze zorgverzekeringspapieren en het Hongaarse rijbewijs en identiteitsbewijs van [slachtoffer 4] (de rechtbank leest: [slachtoffer 4] ).
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2018, opgenomen op pagina 78 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Bij een verdachte werden goederen aangetroffen die van inbraak afkomstig waren. Ik toonde [slachtoffer 4] een Michael Kors portemonnee, een aantal biljetten Forint, een Hongaars identiteitsbewijs, een Hongaars rijbewijs en zorgverzekeringspapieren. Zij herkende deze goederen als haar eigendom.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 maart 2018, opgenomen op pagina 81 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5] :
Op 5 maart 2018 had ik mijn Volkswagen Transporter voor mijn woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden, geparkeerd. Op 6 maart 2018 zag ik dat de portier aan de bijrijderszijde deels geopend was. Ik zag dat het volgende was weggenomen:
- een groene jas van het merk Hugo Boss
- een oplader voor Apple.
In deze jas zat een kaarthouder met 6 pasjes die zijn weggenomen:
- 2 x ING bankpas, beide op mijn naam
- 1 x ING creditcard
- 1 x KNAB bankpas
- 1 x rijbewijs van mij
- 1 x kentekenbewijs van mijn Volkswagen Transporter.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 maart 2018, opgenomen op pagina 24 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Deze keer heb ik gereden in een auto zonder rijbewijs. Ik was onderweg naar Leeuwarden. Ik was onderweg vanuit Emmen. Ik weet dat ik snel reed. Toen ik keerde en de snelweg op ging, zag ik dat de politie de sirenes aandeden. Ik was aan het ontsnappen van de politie. Ik ben als een mafkees weggereden omdat ik de politie zag in mijn achteruitkijkspiegel. Ik zag dat ze zwaailichten en sirenes aanhadden. Normaal gesproken moet je dan stoppen maar in mijn geval moet je dan wegrijden.
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: De politieambtenaren die achter jou reden zagen dat je slingerde. Waarom slingerde jij?
A: Ik was de macht over het stuur verloren, ik had het niet meer onder controle.
V: Jij bent met een snelheid van ongeveer 140 kilometer per uur slingerend over de snelweg gereden, hierbij heb je meerdere voertuigen ingehaald. Reageer hier eens op?
A: Ik schrok me dood want ik dacht dat ik dood ging. Ik vond het heel eng. Ik dacht dat ik ging botsen. Ik heb wat geremd en bijgestuurd en toen kwam ik weer in een rechte lijn en ben ik er weer vandoor gedaan.
A: Tijdens mijn slinger-moment waarvan ik dacht dat de auto op de kop zou gaan haalde ik twee vrachtauto's in. Daarna heb ik wel nog meer personenauto's ingehaald.
V: Waar ben jij vervolgens naartoe gereden?
A: Ik ben van de snelweg afgegaan.
A: Ik ben geloof ik rechtsaf gegaan onderaan de afrit. Ik ben tegen een boom aangereden met 80 kilometer per uur.
V: In jouw auto zijn o.a. 2 bankpassen aangetroffen van de ING, wat is jou reactie daarop?
A: Dat klopt.
V: Waar komen die vandaan?
A: Dat is van diegene die de auto heeft gehuurd, dat was zijn onderpand.
V: Waar lagen die pasjes dan?
A: Lagen in het dashboard volgens mij.
V: Wanneer heb je die pasjes gekregen en waar?
A: De ochtend dat ik werd aangehouden toen stond de auto klaar.
V: Waar?
A: In Emmen.
V: Wij tonen jou de foto's van de bankpassen.
A: Ik herken ze en ik heb ze zelf aangenomen.
V: Waar heb je die pasjes overhandigd gekregen?
A: In Emmen.
Nadere bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat uit het hierboven in de zaak met parketnummer 18/730124-18 voor feit 1. opgenomen bewijs voortvloeit dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de betreffende diefstal heeft gepleegd. De rechtbank heeft hierbij met name gelet op het aantreffen van de gestolen goederen op een afstand van slechts enkele meters waar verdachte, zittend op een elektriciteitskastje, werd aangetroffen, de door een getuige gegeven omschrijving van de dief die past bij verdachte en de achter het betreffende elektriciteitskastje aangetroffen handschoenen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het hierboven in de zaak met parketnummer 18/730124-18 voor feit 3. opgenomen bewijs voortvloeit dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de betreffende diefstal heeft gepleegd. De rechtbank heeft hierbij met name gelet op het geringe tijdsverloop tussen de diefstal van de gitaar om 10:30 uur en de registratie van de verkoop door verdachte van de gitaar, zoals blijkt uit het verkoopregister van de winkel [benadeelde partij 3] om 14:51 uur dezelfde dag. Dit in samenhang met de omstandigheid dat het op de weg van verdachte had gelegen om aan te geven dat hij de betreffende gitaar op andere wijze dan door het zelf plegen van de diefstal, voorhanden heeft gekregen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het hierboven in de zaak met parketnummer 18/077967-18 voor feit 3. opgenomen bewijs voortvloeit dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte (1) wist dat de betreffende goederen in zijn auto lagen en (2) wist dat ze uit misdrijf afkomstig waren op het moment dat hij de goederen voorhanden kreeg. Dit laatste gezien de aard van de goederen.

Bewezenverklaring

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Dit geldt met name ook voor de in de zaak met parketnummer 18/077967-18 bij alle feiten ten laste gelegde pleegplaats. Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte door de politie werd gezien terwijl hij op de Industrieweg te Veenoord als bestuurder van een voertuig optrad. De betreffende politieambtenaar is daar achter verdachte aan gaan rijden. Verdachte is vervolgens op de A37 gaan rijden, waarna hij de afslag Zwartemeer nam en de Limietweg te Barger-Campascuum opreed. Vervolgens stopte verdachte. De genoemde plaatsen liggen alle in de gemeente Emmen. De rechtbank leest de tenlastelegging aldus dat de gemeente Emmen als alternatief van de genoemde plaats Nieuw-Amsterdam kan worden aangemerkt.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/730124-18 onder 1. primair, onder 2., onder 3. primair en onder 4. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/077967-18 onder 1. , onder 2. en onder 3. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande
in de zaak met parketnummer 18/730124-18 dat:
1.
hij op 7 mei 2018 te Leeuwarden, 4 stroompaddestoelverdeelkasten en haspels, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
2.
hij op 12 juli 2018 te Leeuwarden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Ik vermoord je." en
- die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Kom maar, kom maar, ik steek je neer.", althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
en daarbij een mes te pakken en vervolgens
- dat mes op het lichaam van die [slachtoffer 1] te richten en
- op korte afstand van die [slachtoffer 2] dat mes omhoog te houden en met dat mes krachtige bewegingen te maken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij op 14 april 2018 te Leeuwarden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand, gelegen aan de [straatnaam] , heeft weggenomen een elektrische gitaar van het merk ESP, Ltd, toebehorende aan winkelbedrijf [benadeelde partij 2] ;
4.
hij op 16 september 2018 te Leeuwarden, opzettelijk [slachtoffer 3] , hoofdagent van de politie eenheid Noord-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar
bediening (belast met het toezicht en handhaven in de binnenstad van Leeuwarden), in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar meermalen het navolgende woord toe te voegen: "hoer";
en in de zaak met parketnummer 18/077967-18 dat:
1.
hij op 8 maart 2018 in de gemeente Emmen, als bestuurder van een motorrijtuig (voertuig) heeft gereden op de weg zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de
categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
2.
hij op 8 maart 2018 in de gemeente Emmen, als bestuurder van een voertuig (personenauto Volkswagen Golf C1), daarmee rijdende op de Rijksweg A37 in de richting Klazienaveen en op de afslag Zwartemeer en op de Limietweg in Barger Compascuum, door zijn gedragingen gevaar op die wegen heeft veroorzaakt en het verkeer op die wegen heeft gehinderd
welk gedrag hierin heeft bestaan dat verdachte onder andere:
- heeft gereden met een hogere snelheid dan toegestaan
- andere voertuigen heeft ingehaald zonder gepaste afstand te nemen tijdens/na het inhalen
- zijn auto niet onder controle had, althans wild heen en weer slingerde.
3.
hij op 8 maart 2018 te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen, een goed te weten:
- Hongaars identiteitsbewijs op naam van [slachtoffer 4] en
- Hongaars rijbewijs op naam van [slachtoffer 4] en
- een patiëntenkaart op naam van [slachtoffer 4] en
- een Michael Kors portemonnee en
- een geldbedrag van 3700 Forint en
- twee ING bankpassen op naam van Bouwhuis
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/730124-18:
1. primair : Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft door middel van inklimming.
2. : Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
3. primair : Diefstal.
4. : Eenvoudige belediging aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van
de rechtmatige uitoefening van haar bediening.
en in de zaak met parketnummer 18/077967-18:
1. Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
2. : Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
3. primair : Opzetheling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/730124-18 onder 1. primair, onder 2., onder 3. primair en onder 4. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/077967-18 onder 3. primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 75 dagen gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte ter zake de in de zaak met parketnummer 18/077967-18 onder 1. ten laste gelegde overtreding wordt veroordeeld tot één week hechtenis en ter zake de onder 2. ten laste gelegde overtreding tot twee weken hechtenis.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het reclasseringsadvies rechtszitting, het reclasseringsadvies voorgeleiding raadkamer en het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van goederen vanaf een bouwterrein door middel van inklimming, het bedreigen van twee mannen met een mes, diefstal van een gitaar uit een winkel, belediging van een ambtenaar in functie en heling van een aantal goederen afkomstig van diefstal uit een auto en diefstal uit een woning. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het rijden zonder rijbewijs en aan het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg tijdens een wilde achtervolging door de politie na het negeren van het bevel de politie te volgen. De misdrijven rechtvaardigen oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De overtredingen rechtvaardigen -gezien de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd- oplegging van een onvoorwaardelijke hechtenis.
Verdachte heeft in 2018 tweemaal en in 2017 eenmaal een strafbeschikking opgelegd gekregen voor winkeldiefstallen. De zeven hierboven bewezen verklaarde feiten zijn alle in 2018 gepleegd. Kennelijk is verdachte aan het afglijden. De reclassering heeft verdachte niet kunnen bereiken omdat schriftelijke uitnodigingen retour kwamen en telefonisch contact evenmin mogelijk bleek. Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen en heeft niet aangegeven hoe het hem nu vergaat.
De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste straffen passend en oplegging daarvan geboden. De rechtbank heeft, wat de diefstallen betreft, rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoepassing.
De rechtbank acht het daarnaast passend verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor de duur van zes maanden vanwege het over langere afstand vertonen van verkeersgevaarlijk, zo niet levensgevaarlijk, rijgedrag.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 13,62 ter vergoeding van materiële schade en € 200,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat deze vordering zal worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/730124-18 onder 2. bewezen verklaarde. De vordering, waarvan verschuldigdheid noch de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2018.
Nu vaststaat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
[slachtoffer 4]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.449,24 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in deze vordering omdat niet vastgesteld kan worden in hoeverre deze schade te wijten is aan verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De gevorderde schade ziet op de schade die is ontstaan door de diefstal van de in de vordering genoemde goederen. Verdachte wordt niet veroordeeld voor de diefstal van deze goederen maar voor heling van deze gestolen goederen. Nu uit het bewijs niet voortvloeit dat verdachte enig aandeel in de diefstal heeft gehad, moet het ervoor worden gehouden dat de schade niet rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde handeling van verdachte.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 62, 266, 267, 285, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 107, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart de dagvaarding in de zaak met parketnummer 18/077967-18 onder 1. deels nietig.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/730124-18 onder 1. primair, onder 2., onder 3. primair en onder 4. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/077967-18 onder 1. , onder 2. en onder 3. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Ter zake van de bewezenverklaarde misdrijven:

Een gevangenisstraf voor de duur van vijfenzeventig dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ter zake van de bewezenverklaarde overtreding onder 1. in de zaak met parketnummer 18/077967-18:

Hechtenis voor de tijd van één week.

Ter zake van de bewezenverklaarde overtreding onder 2. in de zaak met parketnummer 18/077967-18:

Hechtenis voor de tijd van twee weken.

Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2. in de zaak met parketnummer 18/077967-18 voorts tot:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van zes maanden.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/730124-18 feit 2.:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
213,62(zegge: tweehonderd en dertien euro en tweeënzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 213,62 (zegge: tweehonderd en dertien euro en tweeënzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 13,62 aan materiële schade en € 200,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2018.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/077967-18 feit 3. primair:
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 4]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 december 2018.