Op 18 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, een beslissing genomen op een verzoek tot wraking van mr. L.T. de Jonge, kantonrechter in een civiele procedure. Dit verzoek was ingediend door een verzoekster, die eerder al een wrakingsverzoek had ingediend dat op 4 december 2018 niet ontvankelijk was verklaard. De verzoekster had in haar brief van 5 december 2018 verwezen naar het eerdere wrakingsverzoek van haar echtgenoot, dat eveneens betrekking had op mr. L.T. de Jonge in de procedure met nummer 6708757 CV EXPL 18-1684.
De wrakingskamer overwoog dat er reeds tweemaal eerder een verzoek tot wraking van mr. L.T. de Jonge was ingediend in dezelfde procedure, en dat deze verzoeken niet-ontvankelijk waren verklaard. Gezien deze eerdere beslissingen, werd het nieuwe verzoek zonder verdere bespreking van de gronden niet in behandeling genomen. De rechtbank besloot dat de procedure in de hoofdzaak, met zaaknummer 6708757 CV EXPL 18-1684, voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan de verzoekster, mr. L.T. de Jonge, en aan de gemachtigde van Famed B.V. bevolen.