Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
2.2. Het standpunt van verzoeker
3.Het standpunt van mr. Nolta
3.Beoordeling
4.De beslissing
mr. L.T. de Jonge en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2018.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 6 september 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, een verzoek tot wraking behandeld van mr. J.V. Nolta, rechter in de afdeling strafrecht. Het verzoek werd ingediend door [verzoeker], die in een strafzaak onder parketnummer 18/830109-18 als verdachte was aangemerkt. De wraking werd voorgedragen door de advocaat van verzoeker, mr. B. Kizilocak, naar aanleiding van kritische vragen die mr. Nolta tijdens de zitting had gesteld. De wrakingskamer, bestaande uit mr. P. Molema, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. L.T. de Jonge, heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens.
De wrakingskamer overwoog dat de rechter in een strafzaak de vrijheid heeft om de verdachte kritisch te ondervragen en dat dit niet automatisch leidt tot een vermoeden van partijdigheid. De vraag die mr. Nolta had gesteld over de herkomst van een steekwond, werd niet als voldoende bewijs voor partijdigheid beschouwd. De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleverden. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.