ECLI:NL:RBNNE:2018:5497

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
18 januari 2019
Zaaknummer
C18/186855 PR RK 18-292
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in strafzaak wegens kritische vragen

Op 6 september 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, een verzoek tot wraking behandeld van mr. J.V. Nolta, rechter in de afdeling strafrecht. Het verzoek werd ingediend door [verzoeker], die in een strafzaak onder parketnummer 18/830109-18 als verdachte was aangemerkt. De wraking werd voorgedragen door de advocaat van verzoeker, mr. B. Kizilocak, naar aanleiding van kritische vragen die mr. Nolta tijdens de zitting had gesteld. De wrakingskamer, bestaande uit mr. P. Molema, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. L.T. de Jonge, heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens.

De wrakingskamer overwoog dat de rechter in een strafzaak de vrijheid heeft om de verdachte kritisch te ondervragen en dat dit niet automatisch leidt tot een vermoeden van partijdigheid. De vraag die mr. Nolta had gesteld over de herkomst van een steekwond, werd niet als voldoende bewijs voor partijdigheid beschouwd. De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleverden. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Meervoudige kamer
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C18/186855 PR RK 18-292
Uitspraak van de meervoudige wrakingskamer van 6 september 2018
inzake het door
[naam],
thans verblijvende te Leeuwarden in de PI Leeuwarden,
verzoeker, hierna te noemen [verzoeker] ,
advocaat: mr. B. Kizilocak.
ingediende mondelinge verzoek tot wraking ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van mr. J.V. Nolta, rechter in de afdeling strafrecht van deze rechtbank.

1.De procedure

1.1.
Bij de afdeling strafrecht van deze rechtbank, locatie Groningen, is een strafzaak, onder parketnummer 18/830109-18, aanhangig. In die strafzaak is [verzoeker] verdachte.
1.2.
De strafzaak is behandeld door de meervoudige strafkamer, bestaande uit
mr. J.V. Nolta, mr. M. Haisma en mr. C. Krijger, ter terechtzitting van 6 september 2018. Ter terechtzitting heeft mr. Kizilocak, de raadsman van [verzoeker] , namens [verzoeker] , de wraking van mr. J.V. Nolta (hierna: mr. Nolta) voorgedragen. Hierop is de behandeling van de strafzaak geschorst en is een proces-verbaal van wraking opgesteld.
1.3.
Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mr. P. Molema, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. L.T. de Jonge. Op 6 september 2018 is het verzoek ter zitting behandeld door de wrakingskamer. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, die het wrakingsverzoek nader heeft toegelicht. Tevens is verschenen mr. Nolta. Zij heeft aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft haar standpunt ten aanzien van het wrakingsverzoek verwoord. Verder zijn verschenen dhr. T. Cetinkaya (tolk), mr. E.W. Jeuring (griffier) en mr. H. Mous (officier van justitie).

2.2. Het standpunt van verzoeker

De voorzitter heeft aan mijn cliënt de vraag gesteld : hoe komt hij (de aangever) dan aan zijn steekwond? Deze vraag raakt de tenlastelegging en duidt erop dat de voorzitter er al vanuit ging dat er sprake was van een steekwond. Zij heeft niet het voorbehoud gemaakt dat dit de woorden van de aangever waren.

3.Het standpunt van mr. Nolta

De zitting begon net op gang te komen. Ik had de aangifte voorgehouden en ging met de verdachte in gesprek over de verschillen tussen de verklaringen van de verdachte en de aangever. Deze verhalen stonden tegenover elkaar. Het punt waarop ik was aanbeland was dat ik met verdachte heb doorgenomen waar de aanval - zoals geschetst door het vermeende slachtoffer - uit had bestaan. De aangever had gezegd dat hij gestoken was en het mes uit zijn schouder had getrokken. Deze versie heb ik aan verdachte voorgehouden. Het medisch rapport spreekt over een steek-/snijwond. Dit heb ik verzoeker voorgehouden nadat zijn gemachtigde meermaals vroeg waar dat stond. Ik weet mijn exacte woorden niet meer, maar ik heb niet gezegd dat het een steekwond was. Ik heb verdachte geconfronteerd om bepaalde zaken scherp voor het voetlicht te brengen.

3.Beoordeling

3.1.
De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 512 Wetboek van Strafverordening (Sv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
3.2.
Artikel 512 Sv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 512 Sv /artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.3.
Het gaat in dit geval om een strafzaak. In dergelijke procedures dient op grond van artikel 268 e.v. Sv onder leiding van de voorzitter een onderzoek ter terechtzitting plaats te vinden. Tot diens taak behoort onder meer de ondervraging van de verdachte en het toetsen van het waarheidsgehalte van door hem afgelegde verklaringen. De rechter heeft de vrijheid de verdachte kritisch te ondervragen en hem eventuele ongerijmdheden voor te houden. Die ondervraging dient plaats te vinden binnen de wettelijke kaders, waarbij met name artikel 271 Sv in het oog dient te worden gehouden. In het kader van deze wrakingsprocedure is meer in het bijzonder het tweede lid van dat artikel van belang, waarin het de ondervragende rechters is verboden op de terechtzitting blijk te geven van enige overtuiging omtrent schuld of onschuld van de verdachte.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat voor zover de vraag: 'Hoe kom hij dan aan die steekwond?' al zou zijn gesteld mr. Nolta, deze vraag onvoldoende is om aan te nemen dat er sprake is van subjectieve dan wel objectieve partijdigheid. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat mr. Nolta jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.5.
Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek af;
4.2.
bepaalt dat de hoofdzaak 18/830109-18 wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking, bevond.
4.3.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. J.V. Nolta en mr. H. Mous.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Molema, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en
mr. L.T. de Jonge en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2018.