In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 31 mei 2018 uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker heeft op 16 mei 2018 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. T.F. Bruinenberg, die betrokken was bij een bestuursrechtelijke procedure met zaaknummer LEE 16/4977. Dit verzoek volgde op een eerder verzoek tot wraking dat op 16 maart 2018 was afgewezen. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een partij een rechter kan wraken indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, volgens artikel 8:16 lid 4 Awb kan een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling worden genomen, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
De rechtbank oordeelt dat verzoeker in zijn pleitnota geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die na het eerdere verzoek aan hem bekend zijn geworden. Bovendien heeft verzoeker in deze procedure al meerdere wrakingsverzoeken ingediend die niet zijn gehonoreerd, wat heeft geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De rechtbank concludeert dat verzoeker het wrakingsmiddel misbruikt om de voortgang van de procedure te frustreren. Daarom wordt het verzoek tot wraking niet in behandeling genomen en wordt bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.
De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, aan mr. Bruinenberg en aan de gemachtigde van de Belastingdienst/Toeslagen.