ECLI:NL:RBNNE:2018:5372

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2018
Publicatiedatum
28 december 2018
Zaaknummer
18/740032-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in strafzaak tegen verdachte wegens poging tot doodslag en mishandeling

Op 27 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling van een persoon genaamd [slachtoffer] op 24 augustus 2018 te Bakkeveen. De verdachte was aanwezig op de zitting, bijgestaan door zijn advocaat, mr. K.E. Wielenga, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T. Klooster. De tenlastelegging omvatte meerdere geweldsdelicten, waaronder het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en openlijk geweld. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben vrijspraak bepleit, en de rechtbank heeft geoordeeld dat het enkele wegduwen door de verdachte niet als een significante bijdrage aan het geweld kan worden beschouwd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, [slachtoffer], een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze werd afgewezen omdat de rechtbank niet bewezen achtte dat de verdachte betrokken was bij de feiten die de schade hadden veroorzaakt. De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, nu de verdachte algeheel werd vrijgesproken. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee kinderrechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/740032-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/107756-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 december 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 december 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 augustus 2018 te Bakkeveen, (althans) in de gemeente Opsterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen en/of met kracht in/op en/of tegen het gezicht/hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of meermalen en/of met kracht op en/of tegen het gezicht/hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 24 augustus 2018 te Bakkeveen, (althans) in de gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen en/of met kracht in/op en/of tegen het gezicht/hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of meermalen en/of met kracht op en/of tegen het gezicht/hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 24 augustus 2018 te Bakkeveen, (althans) in de gemeente Opsterland,
openlijk, te weten, op/aan de Duerswaldmer Wei (voor of bij de [winkel]), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door die [slachtoffer] meermalen en/of met kracht in/op en/of tegen het gezicht/hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te schoppen en/of meermalen en/of met kracht op en/of tegen het gezicht/hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan/stompen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 24 augustus 2018 te Bakkeveen, (althans) in de gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen en/of met kracht in/op en/of tegen het gezicht/hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te schoppen en/of meermalen en/of met kracht op en/of tegen het gezicht/hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan/stompen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte zelf geweld heeft gepleegd tegen aangever dan wel dat hij aan het tegen aangever gepleegde geweld een significante bijdrage heeft geleverd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe, evenals de officier van justitie, aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. Weliswaar heeft verdachte verklaard dat hij op enig moment aangever heeft weggeduwd, maar het enkele wegduwen levert geen significante bijdrage op aan het geweld dat is gepleegd jegens aangever.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting het hem ten laste gelegde ten stelligste ontkend.
Uit het dossier blijkt dat getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aan hem op de bewuste avond hebben verteld dat zij een man in elkaar zouden hebben geslagen. Verdachte is bij de politie met deze verklaring geconfronteerd. Volgens verdachte heeft hij tegen getuige [getuige] verklaard dat niet hijzelf, maar ‘ons groepje’ het had gedaan. De rechtbank begrijpt dat verdachte hiermee bedoelt dat het groepje waarin verdachte zich bevond, de man in elkaar zou hebben geslagen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het op dat moment wel stoer vond om te vertellen aan getuige [getuige], maar dat hij zelf niets heeft gedaan. Verdachte zou aangever [slachtoffer] enkel hebben weggeduwd toen deze tijdens de confrontatie met anderen te dicht in zijn buurt kwam.
De rechtbank kan op grond van het voorgaande niet vaststellen dat verdachte daadwerkelijk geweld heeft gepleegd jegens aangever [slachtoffer], dan wel op enigerlei andere wijze hierbij betrokken is geweest. Niet valt uit te sluiten dat verdachte, zoals hij zelf ook heeft verklaard, zich (mogelijk mede door de invloed van alcohol) stoer heeft voorgedaan tegenover getuige [getuige] en bij hem de indruk heeft willen wekken dat hij geweld niet uit de weg gaat. Het enkele wegduwen levert naar het oordeel van de rechtbank geen medeplegen of een significante bijdrage op aan het geweld dat is gepleegd tegen aangever [slachtoffer].
Uit het dossier blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] een belastende verklaring over verdachte heeft afgelegd. Zijn verklaring vindt echter geen steun in één of meer andere verklaringen, hetgeen betekent dat enkel op deze op zichzelf staande verklaring geen veroordeling kan volgen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen van het primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 253,30 ter vergoeding van materiële schade en € 3.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen nu zij heeft gerekwireerd tot algehele vrijspraak van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleitte algehele vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de feiten waaruit de schade van de benadeelde partij is ontstaan. De benadeelde partij zal om die reden niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 3 juli 2018, gewezen door de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een werkstraf voor de duur van 38 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 18 juli 2018.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 20 november 2018 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Nu de rechtbank verdachte algeheel zal vrijspreken van het ten laste gelegde, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/107756-18:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de kantonrechter te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 3 juli 2018.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Bunk, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M. Brinksma en mr. C.H. Beuker, kinderrechters, bijgestaan door mr. L.T.A. Fokkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 december 2018.
Mr. Beuker en mr. Fokkema zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.