ECLI:NL:RBNNE:2018:5362

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
27 december 2018
Zaaknummer
18/730171-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens diefstal en poging tot zware mishandeling met psychiatrische overwegingen

Op 18 juli 2018 heeft de verdachte een reeks strafbare feiten gepleegd, waaronder diefstal van een fiets en een auto, en het aanrijden van een fietser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan een verstandelijke beperking en een psychotische stoornis, verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot zware mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk de dood van het slachtoffer wilde veroorzaken. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd voor de diefstallen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte voor een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst, omdat hij een gevaar voor anderen vormt. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte onder curatele staat en niet zelfstandig kan procederen. De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht toegepast en de zaak op 21 december 2018 behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730171-18
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/720387-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 december 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in PPC Den Haag, Pompstationsweg 32 te 's-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 december 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. de Haan, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/730171-18, na aanpassing omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 juli 2018 te Grou, in de gemeente Leeuwarden, vanaf een erf, gelegen aan of bij de [straatnaam], aldaar, een personenauto (merk Volvo, voorzien van het kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten: oneigenlijk gebruik van de in de personenauto aanwezige autosleutel);
2.
hij op of omstreeks 18 juli 2018 te Jirnsum, in de gemeente Leeuwarden, vanuit de garage van een woning, gelegen aan of bij de [straatnaam], aldaar, een herenfiets (merk Giant), althans enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 18 juli 2018 te Jirnsum, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet, terwijl die [slachtoffer 3] (samen met (onder meer) zijn kinderen) op
de rijbaan van de Douwemastrjitte fietste, met een door hem bestuurde personenauto (merk Volvo, voorzien van kenteken [kenteken]) (plotseling) met hoge/verhoogde snelheid in de richting van die [slachtoffer 3] is gereden en (vervolgens) met die door hem bestuurde personenauto tegen die [slachtoffer 3] is aangereden of opgebotst, waardoor die [slachtoffer 3], via die personenauto, op het wegdek is gevallen/terecht is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 juli 2018 te Jirnsum, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 3]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, terwijl die [slachtoffer 3] (samen met (onder meer) zijn kinderen) op de rijbaan van de Douwemastrjitte fietste, met een door hem bestuurde personenauto (merk Volvo, voorzien van kenteken [kenteken]) (plotseling) met hoge/verhoogde snelheid in de richting van die [slachtoffer 3] is gereden en (vervolgens) met die door hem bestuurde personenauto tegen die [slachtoffer 3] is aangereden of opgebotst, waardoor die [slachtoffer 3], via die personenauto, op de rijbaan van de Douwemastrjitte is gevallen/terecht is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en in de zaak met parketnummer 18/720387-18 dat:
hij op of omstreeks 10 april 2018 te Jirnsum, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk
- de rechter buitenspiegel van een personenauto, (te weten: Renault Megane) en/of
- een raam/ruit van de (aanbouw) van de woning, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 1., 2. en 3. primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 ten laste gelegde gevorderd. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. primair ten laste gelegde heeft zij daartoe het volgende aangevoerd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte met verhoogde snelheid heeft gereden, minstens 50 km/u. Aangever is vanuit de rug aangereden, waardoor hij niet heeft kunnen anticiperen op het naderende gevaar. Hij reed in een groep met onder meer kinderen, hetgeen een oncontroleerbare situatie was. Dat geldt des te meer nu verdachte onder invloed was van speed. De officier van justitie heeft aangevoerd dat onder deze omstandigheden gesproken kan worden van een aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 1., 2. en 3. subsidiair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Verdachte heeft blijkens zijn verklaring geen vol opzet gehad op het intreden van de dood van aangever. Hij heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij aangever wilde laten vallen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het intreden van de dood van aangever.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het intreden van de dood van aangever – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat meerdere getuigen de Volvo met hoge snelheid door de straat hebben zien rijden. Ook zijn er getuigen die hebben verklaard dat zij aan de motor/toeren hoorden dat de auto hard reed. De rechtbank overweegt dat het rijden in hoge toeren niet automatisch betekent dat een auto met hoge snelheid rijdt. De rechtbank overweegt verder dat er weliswaar getuigen zijn die hebben verklaard dat de auto hard door de straat heeft gereden, maar uit de bewijsmiddelen is niet of onvoldoende komen vast te staan met welke snelheid verdachte aangever heeft aangereden.
Getuige [getuige] heeft de aanrijding zien gebeuren en heeft hierover verklaard dat de auto haar in een rechte lijn passeerde. Toen de auto ter hoogte van aangever was, week de auto naar rechts en raakte aangever. Nadat de auto aangever raakte, corrigeerde deze zich weer en reed verder. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte gecontroleerd tegen aangever is aangereden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de auto blijkbaar geen andere personen uit de groep fietsers heeft geraakt.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood van aangever.
Bewezenverklaring
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 1., 2. en 3. subsidiair en het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 1. ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 december 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 juli 2018, opgenomen op pagina 77 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN1R018077 d.d. 24 augustus 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 24 juli 2018, opgenomen op pagina 35 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 2. ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 december 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juli 2018, opgenomen op pagina 94 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN1R018077 d.d. 24 augustus 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 24 juli 2018, opgenomen op pagina 35 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. subsidiair ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 december 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 juli 2018, opgenomen op pagina 108 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN1R018077 d.d. 24 augustus 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juli 2018, opgenomen op pagina 138 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisant;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 24 juli 2018, opgenomen op pagina 35 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 december 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 april 2018, opgenomen op pagina 10 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018085842 d.d. 12 september 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 1., 2. en 3. subsidiair en het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 ten laste gelegde
1.
hij op 18 juli 2018 te Grou, in de gemeente Leeuwarden, vanaf een erf, gelegen aan de [straatnaam], aldaar, een personenauto, merk Volvo, voorzien van het kenteken [kenteken], dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten oneigenlijk gebruik van de in de personenauto aanwezige autosleutel.
2.
hij op 18 juli 2018 te Jirnsum, in de gemeente Leeuwarden, vanuit de garage van een woning, gelegen aan de [straatnaam], aldaar, een herenfiets, merk Giant, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
3. subsidiair
hij op 18 juli 2018 te Jirnsum, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, terwijl die [slachtoffer 3] samen met onder meer zijn kinderen op de rijbaan van de Douwemastrjitte fietste, met een door hem bestuurde personenauto, merk Volvo, voorzien van kenteken [kenteken], in de richting van die [slachtoffer 3] is gereden en vervolgens met die door hem bestuurde personenauto tegen die [slachtoffer 3] is aangereden, waardoor die [slachtoffer 3] op de rijbaan van de Douwemastrjitte is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 ten laste gelegde
hij op 10 april 2018 te Jirnsum, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk
- de rechter buitenspiegel van een personenauto, te weten: Renault Megane heeft vernield en
- een ruit van de woning, toebehorende aan [slachtoffer 4], heeft beschadigd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 ten laste gelegde
1. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
2. Diefstal.
3. subsidiair Poging tot zware mishandeling.
en ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 ten laste gelegde
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. primair niet aan verdachte kan worden toegerekend. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 1. en 2. ten laste gelegde, alsmede ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 ten laste gelegde stelt de officier van justitie zich op het standpunt verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. subsidiair en het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 ten laste gelegde ontoerekeningsvatbaar te verklaren. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd deze diefstallen verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 25 oktober 2018, opgemaakt door dr. D.J. Vinkers, psychiater en op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 25 september 2018, opgemaakt door N. van der Weegen, psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een matig ernstige verstandelijke ontwikkelingsstoornis, een ernstige stoornis in het gebruik van amfetaminen en een psychotische stoornis met wanen. Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Voor de poging zware mishandeling door het inrijden op zijn overbuurman is geadviseerd om dit niet toe te rekenen aan verdachte. Verdachte handelde vanuit de paranoïde waan dat de overbuurman zich met allerlei duistere zaken bezighield. Zijn verstandelijke beperking en het gebruik van amfetamines hebben ook een rol gespeeld bij het ontstaan van deze waan en hebben bijgedragen aan een verminderd vermogen tot impulsbeheersing. Voor de diefstallen speelde deze paranoïde waan geen of in veel mindere mate een rol, maar de verstandelijke beperking en het gebruik van amfetamines wel, namelijk in een verminderd vermogen tot het beheersen van zijn impulsen. Voor de ten laste gelegde diefstallen wordt een verminderde mate van toerekenen geadviseerd.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 1. en 2. bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate en dat het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. subsidiair aan verdachte niet kan worden toegerekend. Dat laatste geldt naar het oordeel van de rechtbank ook voor het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 bewezen verklaarde.
De rechtbank overweegt dat de psychiater en de psycholoog zich weliswaar niet hebben uitgelaten over de toerekeningsvatbaarheid ten aanzien van deze zaak, maar acht, gelet op het gegeven dat verdachte dit feit heeft gepleegd tegen de woning en auto van de overbuurman over wie verdachte de door de deskundigen beschreven waan heeft en verdachtes verklaring erop wijst dat hij toen handelde vanuit die waan, alsmede gezien de crisisopname in de psychiatrie onmiddellijk daarna, dat ook dit feit niet aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 1. en 2. bewezenverklaarde strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. subsidiair en het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 bewezenverklaarde acht de rechtbank verdachte niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Strafmotivering en motivering van de maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 1. en 2. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat de maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 1. en 2. ten laste gelegde gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. subsidiair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Subsidiair, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. primair ten laste gelegde komt, heeft de raadsman aangevoerd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 18 juli 2018 heeft verdachte een reeks strafbare feiten gepleegd. Op deze dag heeft verdachte allereerst een fiets gestolen. Na een fietstocht heeft verdachte deze fiets achtergelaten en een auto gestolen. Terwijl verdachte in deze gestolen auto rondreed zag hij aangever fietsen en heeft hem aangereden. Verdachte heeft verklaard dat hij niet weet waarom hij deze feiten heeft gepleegd. Over het aanrijden van aangever heeft verdachte verklaard dat dit hem in het hoofd schoot. Dit aanrijden vond plaats nabij een basisschool welke net uit was gegaan. Gelukkigerwijs zijn er niet meer gewonden gevallen door verdachtes gedragingen. Daarnaast heeft verdachte zich, door met een hamer rond te slingeren, schuldig gemaakt aan de vernieling van een autospiegel en beschadiging van de ruit van een woning.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. subsidiair en het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend wegens de gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Verdachte is onderzocht door een psycholoog en een psychiater. Beide deskundigen hebben aangegeven dat het recidiverisico hoog is.
De psychiater heeft beschreven dat verdachte feitelijk dakloos is en dat er gezocht moet worden naar een RIBW of een beschutte woning waar verdachte begeleid en behandeld kan worden. De psycholoog beschrijft dat verdachte eerder klinisch is behandeld, maar dat verdachte zich na korte tijd weer onttrok door een gebrek aan probleembesef. Gezien de hoeveelheid problemen en de ernst van de stoornissen, behoeft verdachte een intensieve klinische behandeling, waarin aandacht moet zijn voor de stoornis in het gebruik van amfetaminen, de psychotische stoornis en de matig ernstige verstandelijke ontwikkelingsstoornis. De psycholoog denkt daarbij aan een psychiatrisch ziekenhuis met matig tot hoog beveiligingsniveau, om te voorkomen dat verdachte zich (impulsief) zal onttrekken. Beide deskundigen adviseren derhalve om verdachte op te laten nemen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar conform artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank neemt deze conclusies van de deskundigen over. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte gevaarlijk is voor anderen. De rechtbank is daarom van oordeel dat een gedwongen plaatsing en behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar nodig is. De rechtbank legt deze maatregel dan ook op.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte voor de door hem gepleegde diefstallen een straf opleggen. Dit zijn vervelende feiten en bezorgen slachtoffers veel overlast. De rechtbank overweegt ten aanzien van deze feiten dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en houdt daar bij de strafoplegging rekening mee. De rechtbank acht ter zake van de diefstal van de fiets en de diefstal van de auto een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en oplegging daarvan geboden.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank dat deze, gelet op artikel 72, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zal voortduren nu de rechtbank verdachte een vrijheidsbenemende maatregel op zal leggen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. ten laste gelegde1. [slachtoffer 3], tot een bedrag van € 1.500,00 ter zake van materiële schade en € 3.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert niet-ontvankelijkverklaring van de gevorderde materiële schade aangezien deze kosten onvoldoende onderbouwd zijn. Ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade vordert zij toewijzing van een bedrag van € 2.000,00 en vordert de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de curator van verdachte niet naar de vordering heeft kunnen kijken. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat het niet kunnen werken en daaruit voortvloeiend de gevorderde verlofuren, geen rechtstreeks gevolg is van de vernieling.
Oordeel van de rechtbank
Tijdens de terechtzitting is gebleken dat verdachte onder curatele is gesteld. Gezien deze omstandigheid mist verdachte de bevoegdheid tot beheer en beschikking over zijn vermogen. Die bevoegdheid ligt in dit geval bij de curator, die verdachte bij de vervulling van zijn taak ook in rechte vertegenwoordigt. Hieruit volgt dat verdachte in dat geval niet bevoegd is zelfstandig te procederen met betrekking tot de tegen hem ingestelde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij. Niet is gebleken dat de curator de raadsman van verdachte heeft gemachtigd tot het voeren van verweer tegen deze vordering. De curator is ter terechtzitting aanwezig geweest, maar niet als formele procespartij. De curator heeft medegedeeld dat hij tot enkele uren voordat het onderzoek ter terechtzitting plaatsvond niet op de hoogte was van de datum van de strafzitting tegen verdachte. Daar de vordering van de benadeelde partij pas vlak voor aanvang van de zitting is overlegd, heeft de curator niet de kans gehad om zich over deze vordering te buigen.
Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Zij kan deze slechts bij de burgerlijke rechter instellen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 ten laste gelegde2. [slachtoffer 4], tot een bedrag van € 228,28 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de curator van verdachte niet naar de vordering heeft kunnen kijken. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat hij niet begrijpt waarom de vordering niet is onderbouwd, aangezien daar lang genoeg de tijd voor is geweest en er ook contact is geweest tussen de benadeelde partij en Slachtofferhulp Nederland.
Oordeel van de rechtbank
Om dezelfde reden als hiervoor bij de vordering van [slachtoffer 3] is vermeld, kan de benadeelde partij niet worden ontvangen in de vordering. Zij kan deze slechts bij de burgerlijke rechter instellen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37, 45, 57, 302, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. subsidiair en het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 1. en 2. bewezen verklaarde
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. subsidiair en het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 bewezen verklaarde
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één jaar.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730171-18 onder 3. ten laste gelegde
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720387-18 ten laste gelegde
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2018.
Mr. Tuinstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.