ECLI:NL:RBNNE:2018:5329

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
18/830181-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging onder invloed van alcohol en drugs met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 21 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn vriendin heeft bedreigd en haar zus heeft mishandeld. De feiten vonden plaats op 25 augustus 2018 in Groningen, waar de verdachte, onder invloed van alcohol en drugs, zijn vriendin bedreigde en haar zus zwaar lichamelijk letsel toebracht door haar tegen de knie te schoppen. De zus van de vriendin liep hierdoor een gebroken knie op, waarvoor een operatie nodig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en behandeling door de Forensische Polikliniek. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding aan de benadeelde partij vastgesteld op € 5.136,80, die de verdachte moet vergoeden. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering en de omstandigheden van de zaak, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid door een licht verstandelijke beperking en middelengebruik.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830181-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 december 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 07 december 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.L. van den Broek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 25 augustus 2018 te Groningen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken knie en/of
(scheen)been (waaraan voor het herstel ervan een operatie nodig is), heeft
toegebracht door (meermalen en/of met kracht) op/tegen de knie en/of het
(scheen)been van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of te trappen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 augustus 2018 te Groningen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 1]),
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen
en/of met kracht) op/tegen de knie en/of het (scheen)been van die [slachtoffer 1]
heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 25 augustus 2018 te Groningen, [slachtoffer 1] heeft
mishandeld door op/tegen de knie en/of het (scheen)been, althans tegen het
lichaam, van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of te trappen (tengevolge waarvan die
[slachtoffer 1] is gevallen), terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken knie en/of
(scheen)been (waaraan voor het herstel ervan een operatie nodig is) ten
gevolge heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 augustus 2018 tot en met 25 augustus
2018 te Groningen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte: - voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je nu vermoorden"
en/of "Ik ga je neersteken" en/of "Ik wil je doodmaken", althans woorden van
gelijke dreigende aard of trekking en/of (vervolgens) - ten overstaan van die [slachtoffer 2] een mes gepakt en/of voornoemd mes richting
die [slachtoffer 2] gehouden en/of (vervolgens) - (terwijl die [slachtoffer 2] zich in het toilet had opgesloten) voornoemde
[slachtoffer 2] dreigende de woorden toegevoegd: "Ik ga je in elkaar slaan als je
eruit komt" en/of "Ik ga je neerschieten";
3.
hij op of omstreeks 25 augustus 2018 te Groningen, [slachtoffer 3] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je
doodmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde. Met betrekking het onder 1. primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat, gelet op de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1], de verklaring van getuige [getuige 1] en het proces-verbaal van bevindingen [1] niet aannemelijk is geworden dat [slachtoffer 1] zich het letsel zelf heeft toegebracht. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het zwaar lichamelijke letsel opzettelijk door verdachte is toegebracht, nu er naar de uiterlijke verschijningsvorm een flinke kracht uitgaat van het schoppen tegen een been. Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat bedreiging met enig misdrijf tegen het leven bewezen kan worden. Uit de verklaring van getuige [getuige 1] en het proces-verbaal van bevindingen [2] blijkt dat doodsbedreigingen zijn geuit door verdachte jegens aangever [slachtoffer 3].
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op het moment dat familieleden van [slachtoffer 2] voor de deur van het huis van verdachte stonden en naar binnen probeerden te komen, begonnen enkele familieleden verdachte te schoppen en te slaan. In reactie daarop heeft verdachte gepoogd zich te verweren tegen [slachtoffer 1]. Hij heeft haar in elk geval niet bewust geschopt en heeft haar geen letsel willen toebrengen. Van opzet is geen sprake geweest.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde ten slotte niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 25 augustus 2018 rond 02:00 uur naar de woning van verdachte is gegaan. Toen hij zijn moeder om hulp hoorde roepen, heeft hij geprobeerd de voordeur in te schoppen. Daarop stak verdachte, aldus aangever, zijn hoofd door het raam naar buiten en zei tegen [slachtoffer 3]: 'Ik ga je dood maken'. Op dat moment reed de politie de straat binnen en arriveerden enige tijd later gealarmeerde familieleden en vrienden bij de woning van verdachte. Artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering verhindert de rechter een bewezenverklaring te doen steunen op de enkele verklaring van één getuige. In de onderhavige zaak is ten aanzien van het ten laste gelegde geen ander bewijs aanwezig dan de beweerdelijke bedreiging van verdachte ten overstaande van [slachtoffer 3]. Anders dan de officier van justitie stelt, zien de getuigenverklaring van [getuige 1] en het proces-verbaal van bevindingen [3] op een confrontatie tussen verdachte en aangever op een later moment dan waarop de aangifte betrekking heeft.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank merkt hierbij op dat zij voorbij gaat aan de verklaring van verdachte dat het letsel van aangeefster is ontstaan doordat zij een trap tegen de deur heeft gegeven. Deze verklaring is onverenigbaar met hetgeen over het ontstaan van het letsel aan de knie is gerapporteerd in de geneeskundige verklaring en staat haaks op het proces-verbaal van bevindingen [4] . [slachtoffer 1] heeft weliswaar verklaard dat verdachte haar gericht een trap gaf tegen haar been, waardoor zij onderuit ging, maar de rechtbank is van oordeel dat uit de overige bewijsmiddelen onvoldoende overtuigend blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk tegen juist de knie heeft getrapt. In dit verband hecht de rechtbank veel waarde aan de verklaring van getuige [getuige 1] die aangeeft dat verdachte tussen de politiemensen door - dat wil zeggen toen zij hem al trachtten in bedwang te houden - [slachtoffer 1] hard tegen haar knie trapte. Verdachte verkeerde aldus niet in de positie om gericht tegen de benen van [slachtoffer 1] en daarmee tegen haar knie te kunnen schoppen. Dit wordt ook ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen op pagina 83 e.v, waaruit bovendien blijkt dat familieleden en vrienden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verdachte op dat moment probeerden te slaan. Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van zware mishandeling of poging tot zware mishandeling zal moeten worden vastgesteld dat sprake is geweest van handelingen waarmee verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer ten gevolge van deze handelingen zwaar lichamelijk letsel kan of - indien het een poging betreft - had kunnen bekomen. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat het geven van een enkele trap tegen de benen, onder de omstandigheden zoals hiervoor geschetst, niet als een dergelijke handeling beschouwd kan worden. Uit het strafdossier blijkt niet anderszins van handelingen die zwaar lichamelijk letsel op zouden kunnen leveren, zodat naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen kan worden dat verdachte het opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1].
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 27 augustus 2018, opgenomen op pagina 51 e.v. van het dossier met nummer
2018276621 d.d. 19 oktober 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
In de nacht van 24 op 25 augustus 2018 te Groningen zag en voelde ik [verdachte] hard trappen tegen mijn rechterknie. Het deed me direct zoveel pijn aan die knie dat ik gelijk dacht: dit is over en uit.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 30 augustus 2018, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
Ik zag dat [slachtoffer 1] achterwaarts richting de voordeur liep en [verdachte] voorwaarts naar de voordeur liep. Tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] in liepen twee politieagenten. Toen [slachtoffer 1] de drempel van de voordeur passeerde hadden de agenten [verdachte] niet goed in toom. Ik zag dat hierdoor [verdachte] tussen de twee politiemensen door, heel hard tegen [slachtoffer 1] haar rechterknie aan trapte.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 25 augustus 2018, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Wij verbalisanten stonden hier tussen en werden geschampt door vuistslagen. Hierop de man naar binnen en de overige mensen naar buiten geduwd. Dit leidde tot veel weerstand van de familie die bleef proberen te slaan. Op dat moment zag ik, verbalisant [verbalisant 1], dat de man één van de vrouwen trapte, waarop deze omviel naar buiten. De man bleek te zijn: [verdachte].
4. Een geneeskundige verklaring (letselrapportage) d.d. 29 november 2018, opgemaakt en ondertekend door T. van Mesdag, Forensisch arts GGD Groningen:
Röntgenonderzoek bij [slachtoffer 1] liet een breuk van het scheenbeendak aan de buitenzijde in de rechterknie zien, met een losliggend botfragment en een niet nader omschreven botdefect. In de literatuur wordt eenduidig gedacht over het ontstaansmechanisme van een eenzijdige breuk van het scheenbeekdak aan de buitenzijde. Het afbreken van het botfragment wordt veroorzaakt door biomechanische krachten binnenin de knie. Er worden twee ontstaansmechanismen beschreven:
1) Het letsel ontstaat door een samendrukkende kracht in de lengteas van het been, gecombineerd met een gelijktijdig optredende kracht van opzij, dwars op de lengteas van het been.
2) Het letsel kan ook optreden bij een van opzij komende kracht dwars op de lengteas van het been bij een op de ondergrond gefixeerde voet.
Een trap van opzij tegen de knie terwijl de voet op de ondergrond gefixeerd is kan leiden tot onderhavige verwonding. Het letsel van [slachtoffer 1] is zeer waarschijnlijk veroorzaakt door inwerking van stomp, botsend, van buitenaf komend geweld. Het letsel kan passen bij de toedracht van aangeefster.
De rechtbank acht het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, nu wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 1] tegen de knie heeft getrapt. Hoewel niet kan worden bewezen dat hij daarmee het (voorwaardelijk) opzet had haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, staat vast dat door zijn handelen wel zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
Feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor het onder 2 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting d.d. 7 december 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was dronken en ik was boos. Ik heb wel een paar boze dingen gezegd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 25 augustus 2018, opgenomen op pagina 47 e.v. van het dossier met nummer
2018276621 d.d. 19 oktober 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 24 augustus 2018 te Groningen zei [verdachte] dat hij mij ging vermoorden en vroeg of hij wilde zien dat hij mij nu ging neersteken. Hij pakte een kaasmes en hield deze naar mijn richting. Ik schrok en stond gelijk op. Toen legde hij het mes weer weg. Ik ben naar de wc gegaan en heb mijzelf opgesloten. Op dat moment begon [verdachte] te roepen dat hij mij in elkaar zou gaan slaan wanneer ik eruit zou komen. Ook riep hij dat hij mij ging neerschieten. Ik was doodsbang.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 25 augustus 2018, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
Ik hoorde [verdachte] roepen: 'Kom er af. Ik trap de deur in. Ik maak jou en je familie dood.' Ik hoorde zijn vriendin roepen dat ze bang was en daarom niet naar buiten kwam. Ik begreep hieruit dat zij op het toilet zat.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 25 augustus 2018, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3]:
Ik kon merken dat dat vrouwtje dood en doodsbang was. Zij heeft vannacht wel een uur op de wc gezeten. Ik hoorde [verdachte] tegen die vrouw zeggen: 'Ik maak jou hartstikke dood en ik maak jouw zoon en dochters hartstikke dood!' [verdachte] was fucked up. 'Jij met je hoerenzoon! Ik vermoord hem. En jij en je dochters gaan er ook aan!' Ik hoorde haar zeggen: '[verdachte] ik durf niet! Ik ben bang!'
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 30 augustus 2018, opgenomen op pagina 112 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring:
Verbalisant had bij de spullen van [verdachte] een kaasmes aangetroffen en dat op dit kaasmes het woord 'Cheese' stond afgebeeld.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde ontkend. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij die desbetreffende avond boos was, maar [slachtoffer 2] niet heeft bedreigd. Verdachte heeft voorts verklaard dat [slachtoffer 2] het desbetreffende mes heeft opgepakt. Verdachte heeft vervolgens [slachtoffer 2] het mes uit handen genomen en op tafel gelegd.
Gezien de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] - tevens huisgenoten van verdachte - verwerpt de rechtbank het verweer van verdachte dat hij [slachtoffer 2] niet bedreigd zou hebben. De verklaringen van verdachte dat deze getuigen ten nadele van verdachte zouden hebben verklaard vanwege een eerdere reprimande door verdachte omtrent achterstallige schoonmaak, acht de rechtbank niet aannemelijk. Gelet op de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3], die de dreigende sfeer, de door verdachte gebruikte bewoordingen en de agressie van verdachte bevestigen, alsmede het voornoemde proces-verbaal van bevindingen en de aangifte van [slachtoffer 2] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] met een mes heeft bedreigd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij omstreeks 25 augustus 2018 te Groningen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door tegen de knie en het (scheen)been van die [slachtoffer 1] te schoppen (tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] is gevallen), terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken knie en (scheen)been (waaraan voor het herstel ervan een operatie nodig is) ten gevolge heeft gehad;
2. hij in de periode van 24 augustus 2018 tot en met 25 augustus 2018 te Groningen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij:
- voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: 'Ik ga je nu vermoorden' en 'Ik ga je neersteken' en 'Ik wil je doodmaken', en
- ten overstaande van die [slachtoffer 2] een mes gepakt en voornoemd mes richting die [slachtoffer 2] gehouden en
- ( terwijl die [slachtoffer 2] zich in het toilet had opgesloten) voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: 'Ik ga je in elkaar slaan als je eruit komt' en 'Ik ga je neerschieten'.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1. Mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;

2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis. Daarbij heeft de officier van justitie gelet op de houding van verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde en de gevolgen voor [slachtoffer 1], de richtlijnen van het openbaar ministerie en de omvangrijke justitiële documentatie van verdachte. De officier van justitie heeft voorts geëist dat het mes, dat in beslag is genomen, wordt onttrokken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een deels voorwaardelijke straf. Het ging de laatste tijd goed met verdachte. Uit de reclasseringsrapportage, de pro Justitia rapportage en de verklaring van de getuige-deskundige ter zitting blijkt dat er nog behandelmogelijkheden zijn voor verdachte. Ook staat verdachte niet afhoudend tegenover hulpverlening en heeft hij uit eigen beweging contact onderhouden met de reclassering. Voor een langdurige klinische opname heeft verdachte echter aangegeven te weinig gemotiveerd te zijn. De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte nog een straf van 30 dagen moet uitzitten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering en de psycholoog, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, terwijl hij onder invloed van alcohol en drugs verkeerde, schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn vriendin. Toen haar familieleden arriveerden om haar te hulp te schieten heeft verdachte zich bovendien schuldig gemaakt - aan het mishandelen van de zus van zijn vriendin, wat geleid heeft tot zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft hierdoor ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hoewel verdachte dit valt aan te rekenen, houdt de rechtbank in de strafoplegging ook rekening met het feit dat de familieleden van verdachtes vriendin zich niet onbetuigd hebben gelaten, in die zin dat zij - terwijl de politie reeds aanwezig was - hebben geprobeerd verdachte te slaan en zijn woning binnen te gaan.
De rechtbank neemt in het nadeel van verdachte in aanmerking dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie eerder is veroordeeld voor bedreiging en mishandeling en onderhavige feiten heeft gepleegd gedurende zijn proeftijd opgelegd bij vonnis van 29 december 2017 opgelegd door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland.
Uit de rapportage d.d. 27 november 2018 van de psycholoog drs. M. van Heteren blijkt dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en stoornissen in het gebruik van cannabis, alcohol en cocaïne. Een gebrekkig emotie- en gedragsregulatie die bij stimulantia als alcohol en cocaïne nog verder onder druk komt te staan heeft een rol gespeeld in het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt het advies van voornoemde rapportage over en komt aldus tot het oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
De reclassering heeft in haar advies van 25 oktober 2018 vermeld dat verdachte al sinds zijn jeugd bekend is met het gebruik van alcohol, cannabis en cocaïne. Ondanks dat veel problemen zijn voortgekomen uit dit middelengebruik, heeft verdachte moeite te erkennen dat dit voor hem problematisch is. Verdachte blijkt, aldus de rapportage, een gering inzicht te hebben in zijn problematiek en zijn eigen rol hierin. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Met het oog op voorkoming van recidive acht de reclassering het stellen van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf aangewezen. Naast reclasseringstoezicht en een drugs- en alcoholverbod zou verdachte zich volgens de reclassering moeten laten behandelen door de Forensische Polikliniek of een soortgelijke instelling.
De rechtbank is van oordeel dat het stellen van bovengenoemde bijzondere voorwaarden aangewezen is om het recidivegevaar in te perken. Zij zal, mede gelet op de ernst van de feiten, daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daaraan gekoppeld de hiervoor benoemde voorwaarden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen mes vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het bewezen geachte is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van in totaal € 16.070,80, bestaande uit € 2.186,80 ter vergoeding van materiële schade en € 13.884,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de immateriële schade moet worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000,- en de materiële schade tot een bedrag van € 6.070,80. Het overige deel dient te worden afgewezen. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu het beoordelen van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de benadeelde partij deels zelf schuld heeft aan het ontstane letsel. De vordering van de benadeelde partij is daardoor niet eenvoudig van aard, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Van eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer is geen sprake.
De post 'extra kosten ziekenhuisbezoek en extra telefoonkosten' is niet toewijsbaar, nu deze post niet nader is toegelicht en dit bedrag onvoldoende is onderbouwd met stukken. De overige posten zijn voor toewijzingen vatbaar nu ze voldoende zijn onderbouwd en de hoogte ervan bovendien niet concreet door de verdediging is betwist. Dit betekent dat de post materiële schade tot een bedrag van € 2.136,80 zal worden toegewezen.
Immateriële schade
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000,-. Ten aanzien van overige deel van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat die op grond van de onderbouwing onvoldoende kan worden vastgesteld en dat de benadeelde partij ten aanzien van dat deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
In totaal is derhalve een bedrag van € 5.136,80 toewijsbaar. De rechtbank verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 285, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Verslavingszorg Noord-Nederland, Canadalaan 1 te Groningen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo frequent en zolang de reclassering dat nodig acht om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
2. dat de veroordeling zich laat behandelen door Forensische Polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Veroordeelde dient zich aan de huisregels en aanwijzingen te houden die de zorgverlener geeft in het kader van de behandeling;
3. dat de veroordeelde geen cocaïne, cannabis of andere verboden middelen gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde gecontroleerd wordt;
4. dat de veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde gecontroleerd wordt.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 22 december 2018.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: een mes.
Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
5.136,80(zegge: vijfduizend honderdzesendertig euro en tachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2018.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 5136,80 (zegge: vijfduizend honderdzesendertig euro en tachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 2.136,80 aan materiële schade en € 3.000 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. A.M.J. Flach, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2018.
Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal d.d. 25 augustus 2018, opgenomen op pagina 83 e.v. van dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018276621 d.d. 19 oktober 2018.
2.Proces-verbaal d.d. 25 augustus 2018, opgenomen op pagina 83 e.v. van dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018276621 d.d. 19 oktober 2018.
3.Proces-verbaal d.d. 25 augustus 2018, opgenomen op pagina 83 e.v. van dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018276621 d.d. 19 oktober 2018.
4.Proces-verbaal d.d. 25 augustus 2018,, opgenomen op pagina 83. e.v. van dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018276621 d.d. 19 oktober 2018.