Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 25 augustus 2018 te Groningen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken knie en/of
(scheen)been (waaraan voor het herstel ervan een operatie nodig is), heeft
toegebracht door (meermalen en/of met kracht) op/tegen de knie en/of het
(scheen)been van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of te trappen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 augustus 2018 te Groningen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 1]),
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen
en/of met kracht) op/tegen de knie en/of het (scheen)been van die [slachtoffer 1]
heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 25 augustus 2018 te Groningen, [slachtoffer 1] heeft
mishandeld door op/tegen de knie en/of het (scheen)been, althans tegen het
lichaam, van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of te trappen (tengevolge waarvan die
[slachtoffer 1] is gevallen), terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken knie en/of
(scheen)been (waaraan voor het herstel ervan een operatie nodig is) ten
gevolge heeft gehad;
hij in of omstreeks de periode van 24 augustus 2018 tot en met 25 augustus
2018 te Groningen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte: - voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je nu vermoorden"
en/of "Ik ga je neersteken" en/of "Ik wil je doodmaken", althans woorden van
gelijke dreigende aard of trekking en/of (vervolgens) - ten overstaan van die [slachtoffer 2] een mes gepakt en/of voornoemd mes richting
die [slachtoffer 2] gehouden en/of (vervolgens) - (terwijl die [slachtoffer 2] zich in het toilet had opgesloten) voornoemde
[slachtoffer 2] dreigende de woorden toegevoegd: "Ik ga je in elkaar slaan als je
eruit komt" en/of "Ik ga je neerschieten";
hij op of omstreeks 25 augustus 2018 te Groningen, [slachtoffer 3] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je
doodmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde. Met betrekking het onder 1. primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat, gelet op de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1], de verklaring van getuige [getuige 1] en het proces-verbaal van bevindingenniet aannemelijk is geworden dat [slachtoffer 1] zich het letsel zelf heeft toegebracht. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het zwaar lichamelijke letsel opzettelijk door verdachte is toegebracht, nu er naar de uiterlijke verschijningsvorm een flinke kracht uitgaat van het schoppen tegen een been. Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat bedreiging met enig misdrijf tegen het leven bewezen kan worden. Uit de verklaring van getuige [getuige 1] en het proces-verbaal van bevindingenblijkt dat doodsbedreigingen zijn geuit door verdachte jegens aangever [slachtoffer 3].
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op het moment dat familieleden van [slachtoffer 2] voor de deur van het huis van verdachte stonden en naar binnen probeerden te komen, begonnen enkele familieleden verdachte te schoppen en te slaan. In reactie daarop heeft verdachte gepoogd zich te verweren tegen [slachtoffer 1]. Hij heeft haar in elk geval niet bewust geschopt en heeft haar geen letsel willen toebrengen. Van opzet is geen sprake geweest.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde ten slotte niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 25 augustus 2018 rond 02:00 uur naar de woning van verdachte is gegaan. Toen hij zijn moeder om hulp hoorde roepen, heeft hij geprobeerd de voordeur in te schoppen. Daarop stak verdachte, aldus aangever, zijn hoofd door het raam naar buiten en zei tegen [slachtoffer 3]: 'Ik ga je dood maken'. Op dat moment reed de politie de straat binnen en arriveerden enige tijd later gealarmeerde familieleden en vrienden bij de woning van verdachte. Artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering verhindert de rechter een bewezenverklaring te doen steunen op de enkele verklaring van één getuige. In de onderhavige zaak is ten aanzien van het ten laste gelegde geen ander bewijs aanwezig dan de beweerdelijke bedreiging van verdachte ten overstaande van [slachtoffer 3]. Anders dan de officier van justitie stelt, zien de getuigenverklaring van [getuige 1] en het proces-verbaal van bevindingenop een confrontatie tussen verdachte en aangever op een later moment dan waarop de aangifte betrekking heeft.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank merkt hierbij op dat zij voorbij gaat aan de verklaring van verdachte dat het letsel van aangeefster is ontstaan doordat zij een trap tegen de deur heeft gegeven. Deze verklaring is onverenigbaar met hetgeen over het ontstaan van het letsel aan de knie is gerapporteerd in de geneeskundige verklaring en staat haaks op het proces-verbaal van bevindingen. [slachtoffer 1] heeft weliswaar verklaard dat verdachte haar gericht een trap gaf tegen haar been, waardoor zij onderuit ging, maar de rechtbank is van oordeel dat uit de overige bewijsmiddelen onvoldoende overtuigend blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk tegen juist de knie heeft getrapt. In dit verband hecht de rechtbank veel waarde aan de verklaring van getuige [getuige 1] die aangeeft dat verdachte tussen de politiemensen door - dat wil zeggen toen zij hem al trachtten in bedwang te houden - [slachtoffer 1] hard tegen haar knie trapte. Verdachte verkeerde aldus niet in de positie om gericht tegen de benen van [slachtoffer 1] en daarmee tegen haar knie te kunnen schoppen. Dit wordt ook ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen op pagina 83 e.v, waaruit bovendien blijkt dat familieleden en vrienden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verdachte op dat moment probeerden te slaan. Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van zware mishandeling of poging tot zware mishandeling zal moeten worden vastgesteld dat sprake is geweest van handelingen waarmee verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer ten gevolge van deze handelingen zwaar lichamelijk letsel kan of - indien het een poging betreft - had kunnen bekomen. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat het geven van een enkele trap tegen de benen, onder de omstandigheden zoals hiervoor geschetst, niet als een dergelijke handeling beschouwd kan worden. Uit het strafdossier blijkt niet anderszins van handelingen die zwaar lichamelijk letsel op zouden kunnen leveren, zodat naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen kan worden dat verdachte het opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1].
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 27 augustus 2018, opgenomen op pagina 51 e.v. van het dossier met nummer
2018276621 d.d. 19 oktober 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
In de nacht van 24 op 25 augustus 2018 te Groningen zag en voelde ik [verdachte] hard trappen tegen mijn rechterknie. Het deed me direct zoveel pijn aan die knie dat ik gelijk dacht: dit is over en uit.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 30 augustus 2018, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
Ik zag dat [slachtoffer 1] achterwaarts richting de voordeur liep en [verdachte] voorwaarts naar de voordeur liep. Tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] in liepen twee politieagenten. Toen [slachtoffer 1] de drempel van de voordeur passeerde hadden de agenten [verdachte] niet goed in toom. Ik zag dat hierdoor [verdachte] tussen de twee politiemensen door, heel hard tegen [slachtoffer 1] haar rechterknie aan trapte.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 25 augustus 2018, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Wij verbalisanten stonden hier tussen en werden geschampt door vuistslagen. Hierop de man naar binnen en de overige mensen naar buiten geduwd. Dit leidde tot veel weerstand van de familie die bleef proberen te slaan. Op dat moment zag ik, verbalisant [verbalisant 1], dat de man één van de vrouwen trapte, waarop deze omviel naar buiten. De man bleek te zijn: [verdachte].
4. Een geneeskundige verklaring (letselrapportage) d.d. 29 november 2018, opgemaakt en ondertekend door T. van Mesdag, Forensisch arts GGD Groningen:
Röntgenonderzoek bij [slachtoffer 1] liet een breuk van het scheenbeendak aan de buitenzijde in de rechterknie zien, met een losliggend botfragment en een niet nader omschreven botdefect. In de literatuur wordt eenduidig gedacht over het ontstaansmechanisme van een eenzijdige breuk van het scheenbeekdak aan de buitenzijde. Het afbreken van het botfragment wordt veroorzaakt door biomechanische krachten binnenin de knie. Er worden twee ontstaansmechanismen beschreven:
1) Het letsel ontstaat door een samendrukkende kracht in de lengteas van het been, gecombineerd met een gelijktijdig optredende kracht van opzij, dwars op de lengteas van het been.
2) Het letsel kan ook optreden bij een van opzij komende kracht dwars op de lengteas van het been bij een op de ondergrond gefixeerde voet.
Een trap van opzij tegen de knie terwijl de voet op de ondergrond gefixeerd is kan leiden tot onderhavige verwonding. Het letsel van [slachtoffer 1] is zeer waarschijnlijk veroorzaakt door inwerking van stomp, botsend, van buitenaf komend geweld. Het letsel kan passen bij de toedracht van aangeefster.
De rechtbank acht het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, nu wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 1] tegen de knie heeft getrapt. Hoewel niet kan worden bewezen dat hij daarmee het (voorwaardelijk) opzet had haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, staat vast dat door zijn handelen wel zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor het onder 2 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting d.d. 7 december 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was dronken en ik was boos. Ik heb wel een paar boze dingen gezegd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 25 augustus 2018, opgenomen op pagina 47 e.v. van het dossier met nummer
2018276621 d.d. 19 oktober 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 24 augustus 2018 te Groningen zei [verdachte] dat hij mij ging vermoorden en vroeg of hij wilde zien dat hij mij nu ging neersteken. Hij pakte een kaasmes en hield deze naar mijn richting. Ik schrok en stond gelijk op. Toen legde hij het mes weer weg. Ik ben naar de wc gegaan en heb mijzelf opgesloten. Op dat moment begon [verdachte] te roepen dat hij mij in elkaar zou gaan slaan wanneer ik eruit zou komen. Ook riep hij dat hij mij ging neerschieten. Ik was doodsbang.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 25 augustus 2018, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
Ik hoorde [verdachte] roepen: 'Kom er af. Ik trap de deur in. Ik maak jou en je familie dood.' Ik hoorde zijn vriendin roepen dat ze bang was en daarom niet naar buiten kwam. Ik begreep hieruit dat zij op het toilet zat.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 25 augustus 2018, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3]:
Ik kon merken dat dat vrouwtje dood en doodsbang was. Zij heeft vannacht wel een uur op de wc gezeten. Ik hoorde [verdachte] tegen die vrouw zeggen: 'Ik maak jou hartstikke dood en ik maak jouw zoon en dochters hartstikke dood!' [verdachte] was fucked up. 'Jij met je hoerenzoon! Ik vermoord hem. En jij en je dochters gaan er ook aan!' Ik hoorde haar zeggen: '[verdachte] ik durf niet! Ik ben bang!'
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 30 augustus 2018, opgenomen op pagina 112 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring:
Verbalisant had bij de spullen van [verdachte] een kaasmes aangetroffen en dat op dit kaasmes het woord 'Cheese' stond afgebeeld.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde ontkend. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij die desbetreffende avond boos was, maar [slachtoffer 2] niet heeft bedreigd. Verdachte heeft voorts verklaard dat [slachtoffer 2] het desbetreffende mes heeft opgepakt. Verdachte heeft vervolgens [slachtoffer 2] het mes uit handen genomen en op tafel gelegd.
Gezien de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] - tevens huisgenoten van verdachte - verwerpt de rechtbank het verweer van verdachte dat hij [slachtoffer 2] niet bedreigd zou hebben. De verklaringen van verdachte dat deze getuigen ten nadele van verdachte zouden hebben verklaard vanwege een eerdere reprimande door verdachte omtrent achterstallige schoonmaak, acht de rechtbank niet aannemelijk. Gelet op de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3], die de dreigende sfeer, de door verdachte gebruikte bewoordingen en de agressie van verdachte bevestigen, alsmede het voornoemde proces-verbaal van bevindingen en de aangifte van [slachtoffer 2] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] met een mes heeft bedreigd.