ECLI:NL:RBNNE:2018:5328

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
18/930016-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag na steekincident in Emmen

Op 21 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 26 januari 2018 in Emmen het slachtoffer met een mes in de nek en rug gestoken, wat leidde tot levensbedreigende verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een conflict over een fiets, het slachtoffer heeft geschopt en vervolgens met een mes heeft gestoken. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer en getuigen geloofwaardig en verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte als eerste was gestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer, gezien de kwetsbare delen van het lichaam die geraakt zijn. De officier van justitie had 40 maanden gevangenisstraf geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en de rechtbank volgde deze eis. De verdachte werd veroordeeld tot 40 maanden gevangenisstraf, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930016-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 december 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd te PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 april 2018, 19 juni 2018, 5 september 2018, 22 november 2018 en 12 december 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. Weisfelt, advocaat te 's-Gravenhage.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
verdachte op of omstreeks 26 januari 2018, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek en/of in de rug, in ieder geval in het lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 26 januari 2018, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek en/of in de rug, in ieder geval in het lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden en/of
- die [slachtoffer] tegen de buik, in ieder geval tegen het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen gelet op de verklaring van [slachtoffer], [getuige], de letselrapportage en hetgeen de politie heeft geconstateerd nadat zij bij de woning was gearriveerd waar het incident heeft plaatsgevonden. Het steken door verdachte van [slachtoffer] in de hals en in de rug tussen de schouderbladen hebben levensbedreigende verwondingen opgeleverd. Daarmee kan worden bewezen dat dat steken gericht was op de dood van [slachtoffer].
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Uit de bewijsmiddelen kan niet de overtuiging worden bekomen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan gelet op de tegenstrijdigheden in de afgelegde verklaringen van [slachtoffer] en [getuige]. De raadsman heeft daarnaast een alternatief scenario geschetst. Verdachte is eerst door [slachtoffer] of [getuige] gestoken waarna hij naar de keuken is gevlucht en daar een mes heeft gepakt en daarmee stekende bewegingen naar [slachtoffer] en [getuige] heeft gemaakt. Verdachte is vervolgens bewusteloos geraakt.
Oordeel van de rechtbank
Anders dan de raadsman heeft betoogd acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank neemt de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] daarbij als uitgangspunt. De verklaringen welke verdachte over de gang van zaken heeft afgelegd acht de rechtbank niet geloofwaardig. Dit scenario wordt op geen enkele wijze ondersteund door enig bewijsmiddel.
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte de confrontatie met [slachtoffer] is aangegaan nadat [slachtoffer] hem had aangesproken over het naar buiten gooien van zijn fiets door verdachte.
Als reactie heeft verdachte [slachtoffer] een schop gegeven en heeft daarna een mes getrokken waarmee hij [slachtoffer] in de nek en tussen de schouderbladen heeft gestoken.
Uit de letselrapportage volgt dat de steken enkele centimeters diep waren en tot de dood hadden kunnen leiden indien de steken iets anders waren toegebracht. Door te steken zoals verdachte dat heeft gedaan, had verdachte opzet op de dood van [slachtoffer].
De rechtbank gaat voorbij aan het door de verdediging geschetste scenario dat verdachte als eerste zou zijn gestoken en vervolgens door [slachtoffer] en [getuige] achterna werd gezeten. Verdachte zou vervolgens naar de keuken zijn gerend en daar een mes hebben gepakt en daarmee stekende bewegingen hebben gemaakt in de richting van [slachtoffer] en [getuige].
In tegenstelling tot de verklaring van [slachtoffer] wordt -zoals gezegd- het door verdachte geschetste scenario op geen enkele wijze ondersteund door bewijsmiddelen. Zo is het mes(je) waarvan verdachte zegt dat hij dit in de keuken heeft gepakt en in de gang heeft achtergelaten niet door de politie aangetroffen. Dat laatste had wel voor de hand gelegen omdat de politie na de melding snel ter plaatse was. Ook van het door verdachte gestelde letsel in zijn gezicht is niet komen vast te staan dan wel aannemelijk geworden, dat dat letsel door toedoen van [slachtoffer] of [getuige] is ontstaan.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 januari 2018, opgenomen op pagina 240 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018023023 d.d. 24 april 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer]:
Ik denk dat [naam] de deur uit is gegaan en [verdachte] toen direct binnen is gekomen. Ik hoorde en zag dat [verdachte] mijn fiets oppakte en naar buiten gooide via de voordeur. Ik had het gevoel dat [verdachte] mij zocht. Ik zag dat [verdachte] van buiten weer naar binnen kwam en ik was intussen naar de voordeur gelopen. [verdachte] stond namelijk in de deuropening toen hij mijn fiets naar buiten gooide. Ik vroeg aan [verdachte] waarom hij mijn fiets naar buiten gooide. Op dat moment gaf [verdachte] mij een schop. [verdachte] pakte vervolgens een mes achter zich vandaan uit zijn broek. Ik kon maar een ding doen en dat is hem vast houden om te zorgen dat hij mij niet in de hals kon steken.
Na de schop wilde ik [verdachte] vastpakken maar toen had [verdachte] al zijn mes achter zich
vandaan gepakt en ik zag dat hij mij in mijn hals wilde steken. Doordat ik hem
vastpakte met beide armen om hem heen werd ik geraakt met de mes in mijn nek en
vervolgens in mijn rug. Ik voelde dat hij mij stak. Ik had hem toen om zijn nek vast met beide armen. We waren al naar de grond gegaan/gevallen. We stonden in ieder geval niet meer. Ik heb toen zijn polsen vast gepakt omdat ik sterker ben en toen viel het mes op de grond. Als ik [verdachte] niet vast had gehouden, had hij mij gedood.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 januari 2018, opgenomen op pagina 179 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige]:
Ik was gisteren binnen bij [naam] aan de [straatnaam] in Emmen. [verdachte] kwam binnen en was kwaad want hij gooide met de deuren in huis. Ik zag dat [verdachte] de fiets oppakte en uit de gang naar buiten gooien.
Mijn neef was boos en zei tegen [verdachte] “ik zal mijn fiets in de schuur zetten”. [verdachte] en mijn neef staan op dat moment tegen over elkaar en ze kwamen in een worsteling.
[verdachte] haalde een mes achter zijn rug vandaan en ik zag dat [verdachte] mijn neef in zijn nek stak aan de achterzijde van zijn nek. Ik zag dat [verdachte] mijn neef vastpakte en met een zwaaiende beweging de mes in zijn nek stak.
3. Een geneeskundige verklaring, op 6 mei 2018 opgemaakt en ondertekend door J. Dekker, forensisch arts, voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
De heer [slachtoffer] is op 27 januari 2018 in verband met steekwonden in de rug en nek gezien op de spoedeisende hulp van het Scheperziekenhuis te Emmen.
De letsels worden door de arts van de spoedeisende hulp als volgt omschreven:
1. Steekwond rug ter hoogte van het schouderblad, oppervlakkig, 2 cm breed, ca. 3 cm diep, maar net onder de huid en niet het onderhuidse weefsel in.
2. Steekwond nek, 2 cm brede incisie, wel 5 cm diep horizontaal naar rechts toe in de
weke delen, geen vaat/spierletsel. Geen blootliggend bot.
Conclusie
Het beeld van de geconstateerde letsels kan goed passen bij de geschetste toedracht van gestoken te zijn met een mes.
Welke gevolgen zou het letsel kunnen hebben gehad?
In de nek lopen vitale structuren zoals grote bloedvaten, het wervelkanaal met het ruggen-merg en diverse uittredende zenuwbanen. Er had een ernstige bloeding kunnen optreden, ernstig zenuwletsel met verlies of totale uitval van spierkracht, gevoel en/of coördinatie.
Op de plaats waar de rug is geraakt is de kans op ernstig letsel minder groot, maar iets meer naar het wervelkolom toe (iets meer loodrecht op de huid) had het mes tussen de ribben door de longen kunnen beschadigen en/of bloedvaten of zenuwen kunnen raken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
verdachte op 26 januari 2018, te Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer] met een mes in de nek en in de rug heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op: Poging tot doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank volgt de verdediging niet in haar stelling dat sprake was van een noodweersituatie omdat verdachte, zoals hij stelt, werd belaagd door [slachtoffer] en [getuige].
Zoals de rechtbank hiervoor al heeft opgemerkt vindt het door de verdediging geschetste scenario geen steun in het dossier.
De rechtbank acht verdachte daarom strafbaar nu niet van enige overige strafuitsluitings-grond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 40 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
De officier van justitie heeft aangegeven dat de eis is gebaseerd op de richtlijnen van het openbaar ministerie waarbij rekening is gehouden dat verdachte ook aanzienlijk letsel heeft opgelopen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in geval van een bewezenverklaring gepleit voor een lagere dan door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte het slachtoffer met een mes in de nek en in de rug ter hoogte van de schouderbladen heeft gestoken. Dit allemaal naar aanleiding van een fiets die volgens verdachte niet in de gang hoorde te staan en daarom maar door verdachte naar buiten was gegooid. Als verdachte door het slachtoffer daarop wordt aangesproken geeft verdachte het slachtoffer een schop en steekt hem daarna in de nek en in de rug. Het handelen van verdachte betekende een ernstige inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer en veroorzaakt gevoelens van afschuw en angst in de samenleving.
Uit de letselrapportage komt naar voren dat het slachtoffer in een zeer kwetsbaar gebied van het lichaam is gestoken en dat het in feite nog maar net goed is afgelopen voor het slachtoffer.
Het betreft hier dan ook een zeer ernstig feit waarop als reactie een aanzienlijke gevangenis-straf dient te volgen. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte eerder voor geweldsmisdrijven is veroordeeld.
De rechtbank acht de eis van de officier van justitie een passende reactie op het bewezen verklaarde feit. In de eis is in voldoende mate rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte zelf ook levensbedreigend gewond is geraakt door het steken van [slachtoffer].
De rechtbank zal ook de bijzondere voorwaarden opleggen nu verdachte heeft aangegeven daaraan mee te willen werken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 10 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na ommekomst van zijn detentie zal melden bij de Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) op het adres Parallelweg 36 te Emmen of een soortgelijke reclasseringsinstelling. Veroordeelde zal zich hierna blijven melden bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde zal zich daarbij houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
- dat de veroordeelde moet meewerken aan een plaatsing in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en in deze instelling zal verblijven en zich zal houden aan het (dag)-programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- dat de veroordeelde met betrekking tot zijn psychiatrische problematiek en middelengebruik zich moet laten behandelen bij een Forensische Polikliniek of een Polikliniek van de GGZ of een soortgelijke instelling. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- dat de veroordeelde geen drugs en alcohol mag gebruiken en mee zal werken aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2018.
Mr. Van Capelle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.