Op 21 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend door een verzoeker die in verband met een strafzaak onder parketnummer 18/920093-18 was aangehouden. De verzoeker, bijgestaan door advocaat mr. F. Pool, vroeg om vergoeding van kosten die hij had gemaakt als gevolg van de strafzaak, die eindigde in een sepotbeslissing op 22 juni 2018. De totale gevraagde schadevergoeding bedroeg € 1.409,50, bestaande uit kosten voor schade door onterecht ondergane inverzekeringstelling, rechtsbijstand en kosten voor het indienen van het verzoek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet formeel in verzekering was gesteld, maar dat hij wel drie dagen op het politiebureau had doorgebracht op basis van artikel 84 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor het indienen van het verzoek en de behandeling ter zitting konden worden toegewezen, aangezien deze door de officier van justitie niet waren betwist. De rechtbank kende een totale schadevergoeding toe van € 1.094,50, bestaande uit € 550,00 voor de kosten van het indienen van het verzoek en € 544,50 voor rechtsbijstand.
De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. G. Eelsing als voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. E.P. van Sloten, en werd openbaar uitgesproken op 21 december 2018. De rechtbank benadrukte dat verzoeker geen recht had op vergoeding van de kosten die verband hielden met de strafzaak die was geëindigd in sepot, omdat hij daarvoor al was veroordeeld in een andere zaak.