ECLI:NL:RBNNE:2018:5326

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
18/920093-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding in strafzaak met betrekking tot detentie en rechtsbijstand

Op 21 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend door een verzoeker die in verband met een strafzaak onder parketnummer 18/920093-18 was aangehouden. De verzoeker, bijgestaan door advocaat mr. F. Pool, vroeg om vergoeding van kosten die hij had gemaakt als gevolg van de strafzaak, die eindigde in een sepotbeslissing op 22 juni 2018. De totale gevraagde schadevergoeding bedroeg € 1.409,50, bestaande uit kosten voor schade door onterecht ondergane inverzekeringstelling, rechtsbijstand en kosten voor het indienen van het verzoek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet formeel in verzekering was gesteld, maar dat hij wel drie dagen op het politiebureau had doorgebracht op basis van artikel 84 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor het indienen van het verzoek en de behandeling ter zitting konden worden toegewezen, aangezien deze door de officier van justitie niet waren betwist. De rechtbank kende een totale schadevergoeding toe van € 1.094,50, bestaande uit € 550,00 voor de kosten van het indienen van het verzoek en € 544,50 voor rechtsbijstand.

De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. G. Eelsing als voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. E.P. van Sloten, en werd openbaar uitgesproken op 21 december 2018. De rechtbank benadrukte dat verzoeker geen recht had op vergoeding van de kosten die verband hielden met de strafzaak die was geëindigd in sepot, omdat hij daarvoor al was veroordeeld in een andere zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
rekestnummers 18/565 en 18/566
parketnummer 18/920093-18
beschikking van de meervoudige raadkamer d.d. 21 december 2018 op het verzoekschrift ex artikel 89 en 591(a) van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],
domicilie kiezende te [straatnaam], [woonplaats],
advocaat mr. F. Pool.

Procesverloop

Het verzoek strekt tot vergoeding van de kosten die door verzoeker zijn gemaakt ten gevolge van de tegen verzoeker onder parketnummer 18/920093-18 gevoerde strafzaak, tot een bedrag van € 1.409,50 bestaande uit:
  • € 315,00, ter zake van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van ten onrechte ondergane inverzekeringstelling;
  • € 544,50, ten behoeve van kosten rechtsbijstand;
  • € 550,00, wegens de kosten van het opstellen, indienen en de behandeling ter zitting van het onderhavige verzoek.
De officier van justitie heeft op 2 oktober 2018 een reactie op het ingediende verzoek aan de rechtbank doen toekomen.
Ter zitting van 11 december 2018 zijn gehoord:
  • de raadsman van verzoeker mr. F. Pool;
  • de officier van justitie mr. A. van 't Oever-Grootkarzijn.

Standpunten

De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat verzoeker formeel niet in verzekering is gesteld voor de vernieling waarvoor hij is aangehouden, echter de drie dagen die hij op het politiebureau heeft vastgezeten in verband met overtreding schorsingsvoorwaarden dienen wel voor vergoeding in aanmerking te komen. Volgens de raadsman betrof het een familiekwestie en had de zaak buiten het strafrecht moeten blijven. Verzoeker heeft door de detentie schade geleden.
De officier van justitie heeft ter zitting meegedeeld dat zij het vooraf schriftelijk ingediende standpunt zoals neergelegd in de reactie van 2 oktober 2018 handhaaft. De verzochte schade ten gevolge van onterecht ondergane inverzekeringstelling dient afgewezen te worden, omdat verzoeker formeel niet in verzekering is gesteld. De overige kosten kunnen worden toegewezen zoals verzocht.

Motivering

Bij de behandeling is de rechtbank gebleken dat verzoeker kosten heeft gemaakt in de tegen hem gevoerde strafzaak die is geëindigd door een sepotbeslissing van 22 juni 2018.
Uit het schriftelijke standpunt van de officier van justitie blijkt dat verzoeker op 5 mei 2018 om 8.15 uur is aangehouden in verband met vernieling en dat hij op 5 mei 2018 om 14.12 uur is heengezonden. Vervolgens is verzoeker op grond van artikel 84 van het Wetboek van Strafvordering aangehouden in verband gerezen verdenking van het gepleegd hebben van een strafbaar feit terwijl hij in een schorsing van zijn voorlopige hechtenis voor een andere strafzaak liep. Vervolgens is de vordering tot opheffing van de schorsing door de raadkamer afgewezen waarna verzoeker op 8 mei 2018 onmiddellijk in vrijheid werd gesteld.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verzoeker niet in verzekering is gesteld voor de strafzaak waarvoor sepot is gevolgd, maar op de voet van artikel 84 van het Wetboek van Strafvordering 3 dagen op het politiebureau heeft doorgebracht.
Nu verzoeker voor de andere strafzaak is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en daarbij rekening is gehouden met aftrek op grond van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, heeft verzoeker ook daarom geen recht op financiële vergoeding ten aanzien van de strafzaak die in een sepotbeslissing is geëindigd.
De rechtbank is van oordeel dat de verzochte kosten voor het indienen van het verzoek en de behandeling ter zitting kunnen worden toegewezen als verzocht. De officier van justitie heeft deze post immers niet betwist.
De rechtbank zal, conform de LOVS-richtlijnen, als kosten voor het indienen van het verzoek en de behandeling ter zitting een vergoeding inclusief BTW toekennen van € 550,00.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat de verzochte kosten ten behoeve van rechtsbijstand van € 544,50 voor vergoeding in aanmerking komen, nu de officier van justitie ook deze schadepost niet heeft betwist.

Beslissing

De rechtbank kent aan verzoeker een vergoeding toe van € 1.094,50 (zegge: eenduizend vierennegentig euro en vijftig cent), over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van St. Derdengelden Plasman Advocaten te Amsterdam onder vermelding van [kenmerk].
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door A.D. Brinkman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018, zijnde mr. Van Sloten buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.