ECLI:NL:RBNNE:2018:5325

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
18/850009-15 verzoek 89 en 591a Sv
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schadevergoeding ex artikel 89 en 591a Sv in strafzaak met parketnummer 18/850009-15

Op 21 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een verzoeker die in 1977 is geboren. Het verzoek betreft schadevergoeding voor kosten die de verzoeker heeft gemaakt in verband met een strafzaak onder parketnummer 18/850009-15. De verzoeker heeft een totaalbedrag van € 104.631,08 gevorderd, bestaande uit verschillende schadeposten, waaronder kosten voor rechtsbijstand, imagoschade en inkomensderving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat de strafzaak niet is geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel. De officier van justitie heeft in haar reactie op het verzoek aangegeven dat de zaak niet is afgesloten zonder straf, wat door de rechtbank is bevestigd. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de relevante feiten en omstandigheden van de zaak, waaronder de eerdere veroordeling van de verzoeker voor het bezit van wapens.

De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren. De rechtbank heeft de verzoeker in zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de verzoeker geen recht heeft op de gevorderde schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
rekestnummers 18/493 en 18/494
parketnummer 18/850009-15
beschikking van de meervoudige raadkamer d.d. 21 december 2018 op het verzoekschrift ex artikel 89 en 591(a) van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
advocaat mr. W.M. Bierens.

Procesverloop

Het verzoek strekt tot vergoeding van de kosten die door verzoeker zijn gemaakt ten gevolge van de tegen verzoeker onder parketnummer 18/850009-15 gevoerde strafzaak, tot een bedrag van € 104.631,08, bestaande uit:
  • € 315,00, ter zake van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van ten onrechte ondergane inverzekeringstelling;
  • € 5.000,00, in verband met imagoschade;
  • € 92.400,00, in verband met inkomensderving;
  • € 280,00, in verband met telefoonkosten en kosten aangetekende brieven;
  • € 1.850,00, in verband met een nieuwe vergunning spelautomaten;
  • € 3.267,00, ten behoeve van kosten rechtsbijstand;
  • € 969,08, in verband met reiskosten
  • € 550,00, wegens de kosten van het opstellen, indienen en de behandeling ter zitting van het onderhavige verzoek.
De officier van justitie heeft op 28 augustus 2018 een reactie op het ingediende verzoek aan de rechtbank doen toekomen.
Ter zitting van 11 december 2018 zijn gehoord:
  • verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.M. Bierens;
  • de officier van justitie mr. A. van 't Oever-Grootkarzijn.

Standpunten

De raadsman heeft aangevoerd dat verzoeker slechts is veroordeeld voor het bezit van wapens en dat deze wapens vooral speelgoedwapens bleken te zijn. Het wapenbezit heeft bovendien geen enkel verband met overtreding van de Opiumwet, waarvoor verzoeker is vrijgesproken. De raadsman verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
8 oktober 1999 (99/244) waaruit blijkt dat wanneer er geen verband bestaat tussen de feiten er wel een schadevergoeding kan worden gevraagd.
De officier van justitie heeft ter zitting meegedeeld dat zij het vooraf schriftelijk ingediende standpunt zoals neergelegd in de reactie van 28 augustus 2018 handhaaft. Zij stelt zich op het standpunt dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek aangezien de zaak niet is geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel.

Motivering

Uit de stukken is de rechtbank gebleken dat tegen verzoeker een onderzoek is gestart in verband met verdenking van overtreding van de Opiumwet. Uit dit onderzoek zijn meerdere strafbare feiten naar voren gekomen. Deze strafbare feiten zijn onder één parketnummer ingeboekt en verzoeker is voor meerdere strafbare feiten, die in één tenlastelegging zijn ondergebracht, gedagvaard. Nu verzoeker is veroordeeld voor een deel van deze ten laste gelegde feiten is de zaak niet geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel en zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Verzoeker is daarom niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

Beslissing

De rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door A.D. Brinkman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018, zijnde mr. Van Sloten buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.