Op 13 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1965, die werd beschuldigd van verschillende drugsmisdrijven. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de handel in harddrugs en softdrugs, witwassen en het medeplegen van hennepteelt. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het aanwezig hebben van harddrugs en softdrugs in een vakantiewoning waar hij verbleef, en voor medeplichtigheid aan hennepteelt door zijn woning ter beschikking te stellen aan anderen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden ter beperking van recidive. De rechtbank hield rekening met een ad informandum gevoegd feit, dat ook in de strafmaat werd meegenomen.
De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne, cocaïne, amfetamine en MDMA, alsook hennep en hasjiesj. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de meeste tenlastegelegde feiten, maar veroordeling voor het aanwezig hebben van de stoffen. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de meeste feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij het aanwezig hebben van de verdovende middelen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zijn woning ter beschikking had gesteld voor drugshandel en dat hij op de hoogte was van de activiteiten die daar plaatsvonden.
De rechtbank overwoog dat de verdachte zich had onttrokken aan zijn verantwoordelijkheden en enkel oog had voor zijn eigen behoeften, wat leidde tot de beslissing om een gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank benadrukte de schadelijkheid van hard- en softdrugs voor de volksgezondheid en de criminaliteit die daaruit voortvloeit. De verdachte werd ook veroordeeld tot bijzondere voorwaarden, waaronder een klinische opname en reclasseringstoezicht, om recidive te voorkomen.