ECLI:NL:RBNNE:2018:5240
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in drugszaken wegens gebrek aan bewijs van medeplichtigheid en samenwerking met medeverdachten
Op 18 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van de uitvoer van harddrugs. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Uit het onderzoek ter terechtzitting bleek dat de verdachte weliswaar wetenschap had van de handel in verdovende middelen door een medeverdachte, maar dat er onvoldoende bewijs was dat hij nauw en bewust had samengewerkt met deze medeverdachte of anderen om verdovende middelen te leveren aan Duitsers. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van medeplichtigheid.
De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor de ten laste gelegde feiten zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, onderbouwd door OVC-gesprekken waaruit bleek dat de verdachte en de medeverdachte besprekingen hadden over de verkoop van harddrugs aan Duitsers. De verdediging betoogde echter dat er gebrek aan bewijs was en dat de verdachte vrijgesproken moest worden.
De rechtbank oordeelde dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen waren. De verdachte was, met uitzondering van één keer, niet aanwezig bij de drugstransacties van de medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel op de hoogte was van de transacties, maar dat dit niet voldoende was voor het bewijs van medeplichtigheid. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen geldbedragen aan de verdachte, aangezien het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.