In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 28 november 2018, is ChipsAway B.V. als eiseres in conventie en gedaagde in reconventie betrokken. De kantonrechter, mr. E.W. van Weringh, heeft vastgesteld dat ChipsAway in haar dagvaarding niet het verweer van de gedaagde heeft opgenomen, dat de franchiseovereenkomst door de gedaagde was ontbonden. Dit heeft geleid tot een schending van de substantiëringsplicht en vooral de waarheidsplicht zoals vastgelegd in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter oordeelt dat deze schending zo ernstig is dat ChipsAway niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering.
Daarnaast is ChipsAway veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 350,- aan salaris voor de gemachtigde, plus € 87,50 aan nakosten. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente over deze kosten toegewezen.
Wat betreft de reconventionele vordering, heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard om deze te behandelen, nu de vordering in conventie van tafel is. De zaak is verwezen naar de handelskamer van de afdeling Privaatrecht voor verdere behandeling. De kantonrechter heeft partijen erop gewezen dat zij in de vervolgprocedure alleen bij advocaat kunnen procederen en dat mogelijk griffierecht verschuldigd is.