ECLI:NL:RBNNE:2018:5105

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
14 december 2018
Zaaknummer
18/940027-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van afpersing en diefstal met geweld; veroordeling voor medeplichtigheid aan afpersing

Op 14 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten A en B, maar hem wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan afpersing (feit C). De verdachte had een bijdrage geleverd aan de planning van de overval, die op 1 juli 2017 plaatsvond in Hoogeveen. De medeverdachte had de overval gepleegd, waarbij hij een klant omver duwde en met een mes dreigde. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat noodzakelijk is voor een veroordeling voor medeplegen. De verdachte had echter wel kleding voor de medeverdachte klaargelegd en een deel van de buit ontvangen, wat hem medeplichtig maakte aan de afpersing. De rechtbank legde een werkstraf van 60 uren op, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/940027-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 december 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 november 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
A.
verdachte op of omstreeks 1 juli 2017,
te Hoogeveen, (althans) in de gemeente Hoogeveen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid of hoeveelheden
geld, in elk geval van enig goed,
(alles) geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde partij] (gevestigd aan
de [straatnaam] , aldaar), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
en/of (één van) verdachtes mededader(s)
- met een (zeer) (groot) mes, in elk geval een (zeer) (groot) puntig voorwerp,
in (één van) zijn hand(en) die winkel is binnengegaan of in die winkel een
(zeer) (groot) mes, in elk geval een (zeer) (groot) puntig voorwerp,
tevoorschijn heeft gehaald en/of
- ( vervolgens) onverhoeds en (zeer) krachtig die [slachtoffer 1] , althans een
persoon, omver/tegen de grond heeft geduwd en/of
- een (of meer) stekende beweging(en) (over de balie/toonbank) heeft gemaakt
in de richting van die [slachtoffer 2] , althans een (ander) persoon en/of die
[slachtoffer 2] , die persoon, daarbij heeft toegeroepen/toegevoegd: “Geld” of "Geef
me geld”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
of
B.
verdachte op of omstreeks 1 juli 2017,
te Hoogeveen, (althans) in de gemeente Hoogeveen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
hoeveelheid of hoeveelheden geld, in elk geval enig goed,
(alles) geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde partij] (gevestigd aan
de [straatnaam] , aldaar), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of verdachtes mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval één
of meer perso(o)n(en),
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
en/of (één van) verdachtes mededaders
- met een (zeer) (groot) mes, in elk geval een (zeer) (groot) puntig voorwerp,
in (één van) zijn hand(en) die winkel is binnengegaan of in die winkel een
(zeer) (groot) mes, in elk geval een (zeer) (groot) puntig voorwerp,
tevoorschijn heeft gehaald en/of
- ( vervolgens) onverhoeds en (zeer) krachtig die [slachtoffer 1] , althans een
persoon, omver/tegen de grond heeft geduwd en/of
- een (of meer) stekende beweging(en) (over de balie/toonbank) heeft gemaakt
in de richting van die [slachtoffer 2] , althans een (ander) persoon en/of die
[slachtoffer 2] , die persoon, daarbij heeft toegeroepen/toegevoegd: “Geld” of “Geef
me geld”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
althans, indien terzake van de vorenstaande varianten A of B geen veroordeling
mocht volgen dat,
C.
[medeverdachte] op of omstreeks 1 juli 2017, te Hoogeveen, (althans) in de
gemeente Hoogeveen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid of hoeveelheden
geld, in elk geval van enig goed,
(alles) geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde partij] (gevestigd aan
de [straatnaam] , aldaar), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
en/of (één van) verdachtes mededader(s)
- met een (zeer) (groot) mes, in elk geval een (zeer) (groot) puntig voorwerp,
in (één van) zijn hand(en) die winkel is binnengegaan of in die winkel een
(zeer) (groot) mes, in elk geval een (zeer) (groot) puntig voorwerp,
tevoorschijn heeft gehaald en/of
- ( vervolgens) onverhoeds en (zeer) krachtig die [slachtoffer 1] , althans een
persoon, omver/tegen de grond heeft geduwd en/of
- een (of meer) stekende beweging(en) (over de balie/toonbank) heeft gemaakt
in de richting van die [slachtoffer 2] , althans een (ander) persoon en/of die
[slachtoffer 2] , die persoon, daarbij heeft toegeroepen/toegevoegd: “Geld” of “Geef
me geld”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte
in of omstreeks de periode van 30 juni 2017 tot en met 01 juli 2017 te
Hoogeveen en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (van
te voren) kleding van die [medeverdachte] voornoemd, (om te dragen ten tijde van de
diefstal) voor die [medeverdachte] te bewaren en/of (vervolgens) die kleding (in een
steegje) klaar te leggen/te verstoppen ten behoeve van die [medeverdachte] ;
of
D.
[medeverdachte] op of omstreeks 1 juli 2017 te Hoogeveen, althans in de gemeente
Hoogeveen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
hoeveelheid of hoeveelheden geld, in elk geval enig goed,
(alles) geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde partij] (gevestigd aan
de [straatnaam] , aldaar), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of verdachtes mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in eik geval één
of meer perso(o)n(en),
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
en/of (één van) verdachtes mededader(s)
- met een (zeer) (groot) mes, in elk geval een (zeer) (groot) puntig voorwerp,
in (één van) zijn hand(en) die winkel is binnengegaan of in die winkel een
(zeer) (groot) mes, in elk geval een (zeer) (groot) puntig voorwerp,
tevoorschijn heeft gehaald en/of
- ( vervolgens) onverhoeds en (zeer) krachtig die [slachtoffer 1] , althans een
persoon, omver/tegen de grond heeft geduwd en/of
- een (of meer) stekende beweging(en) (over de balie/toonbank) heeft gemaakt
in de richting van die [slachtoffer 2] , althans een (ander) persoon en/of die
[slachtoffer 2] , die persoon, daarbij heeft toegeroepen/toegevoegd: Geld” of "Geef
me geld”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte
in of omstreeks de periode van 30 juni 2017 tot en met 01 juli 2017 te
Hoogeveen en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (van
te voren) kleding van die [medeverdachte] voornoemd, (on te dragen ten tijde van de
diefstal) voor die [medeverdachte] te bewaren en/of (vervolgens) die kleding (in een
steegje) klaar te leggen/te verstoppen ten behoeve van die [medeverdachte] ;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
althans, indien terzake van de vorenstaande varianten C of D geen veroordeling
mocht volgen, dat
E.
hij op of omstreeks 01 juli 2017 te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen
een goed, te weten een hoeveelheid geld heeft verworven, voorhanden gehad,
en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder A en B ten laste gelegde en veroordeling voor het onder C ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte, die op de hoogte was van de plannen van de medeverdachte, de afpersing met die medeverdachte heeft medegepleegd. Wel kan volgens de officier van justitie worden bewezen dat verdachte medeplichtig was aan die afpersing door tevoren kleding voor de medeverdachte klaar te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder A, B, C en D ten laste gelegde en dat veroordeling kan volgen voor de onder E ten laste gelegde heling. Hij heeft daartoe bepleit dat sprake was van een onvoldoende nauwe en bewuste samenwerking om van medeplegen te spreken. Nu niet kan worden bewezen dat de medeverdachte de door verdachte neergelegde kleding heeft gedragen, en deze rol ook overigens onvoldoende is om van medeplichtigheid te spreken, kan evenmin worden bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan de overval. De onder E ten laste gelegde heling kan wel worden bewezen, aangezien verdachte een deel van het van de overval afkomstige geldbedrag in ontvangst heeft genomen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder A en B ten laste gelegde:
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte een bijdrage heeft geleverd aan de planning van de overval die plaatsvond op initiatief van de medeverdachte. Voorts heeft verdachte kleding die de medeverdachte tijdens of na de overval zou kunnen dragen voor hem klaargelegd. Bij de uitvoering van het misdrijf is verdachte niet aanwezig geweest. Wel heeft hij na afloop een geldbedrag afkomstig van de buit in ontvangst genomen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan de door de medeverdachte gepleegde overval is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het onder A en B tenlastegelegde medeplegen van afpersing en diefstal met geweld.
Ten aanzien van het onder C ten laste gelegde:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 30 november 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Medeverdachte [medeverdachte] vertelde mij dat hij een overval wilde plegen in Hoogeveen. Ik heb hem daarbij geholpen. Hij was aanvankelijk van plan een overval op een andere winkel te plegen, maar ik zei dat hij beter een winkel aan het begin van de straat kon overvallen, omdat hij dan meer ontsnappingsmogelijkheden zou hebben. Bij de [benadeelde partij] kon hij gemakkelijker ontsnappen. Na mijn advies veranderde hij zijn plan. We hebben samen de route vanaf de [benadeelde partij] naar een steegje, waar ik kleding voor hem zou neerleggen, doorgenomen. Daarna hebben we de kleding van zijn huis gehaald en heb ik deze daar neergelegd. Na afloop heb ik een deel van de buit van hem gekregen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juli 2017, opgenomen op pagina 23 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018242010 d.d. 13 september 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben als verkoopster werkzaam bij de [benadeelde partij] in de [straatnaam] in Hoogeveen. Op 1 juli 2017 was ik in de winkel aanwezig. Er kwam een man de winkel binnen. De man liep naar mij toe, duwde een klant opzij en zei dat hij geld wilde hebben. Ik hoorde het woord geld en ik zag dat hij een groot mes in zijn handen had. Ik heb geld uit de kassa gepakt. De man had een tas bij zich en die hield hij open zodat ik begreep dat ik daar het geld in moest doen. Dat heb ik ook gedaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 juli 2017, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 1 juli 2017 was ik in de [benadeelde partij] te Hoogeveen. Ik hoorde een geluid, keek op en ik voelde eigenlijk gelijk een harde duw tegen mij aan. Ik viel hierdoor opzij tegen een stelling met goederen aan. Ik hoorde dat iemand zei: " Geef me geld, " of woorden van deze strekking. Ik zag dat de man een groot mes in zijn hand had. Ik vond het een indrukwekkend mes.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 juli 2017, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
Ik ben getuige geweest van een overval in de [benadeelde partij] te Hoogeveen. Ik zag dat de man met een zilverkleurig voorwerp wees naar medewerkster [slachtoffer 2] . Ik zag dat de man het mes op haar richtte.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte
d.d. 5 september 2018, opgenomen op pagina 210 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
Donderdag voor de overval sprak ik met [verdachte] over de te plegen overval. Op zaterdag 1 juli 2017 heb ik een [benadeelde partij] in Hoogeveen overvallen. Ik heb een klant omver geduwd en had een keukenmes meegenomen. Het was een vleesmes van ongeveer 40 centimeter.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte een bijdrage heeft geleverd aan de planning van de overval die plaatsvond op initiatief van de medeverdachte. Verdachte heeft de medeverdachte geadviseerd een winkel te overvallen met goede ontsnappingsmogelijkheden. De [benadeelde partij] voldeed aan deze voorwaarde. Daarnaast heeft verdachte samen met de medeverdachte de vluchtroute uitgestippeld en heeft hij inlichtingen verschaft over de plaats waar hij de kleding zou neerleggen die de medeverdachte na de overval zou kunnen dragen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het verschaffen van deze
inlichtingenhet door de medeverdachte uitgevoerde misdrijf opzettelijk heeft ondersteund en dat hij aldus opzettelijk behulpzaam is geweest tot het plegen van het misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de medeverdachte behulpzaam is geweest door het verschaffen van
middelen, te weten kleding, nu de medeverdachte heeft verklaard dat hij deze kleding niet heeft gedragen en verdachte het misdrijf hierdoor derhalve niet daadwerkelijk heeft ondersteund.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder C ten laste gelegde medeplichtigheid aan afpersing.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder C ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
[medeverdachte] op 1 juli 2017, te Hoogeveen, in de gemeente Hoogeveen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan de [benadeelde partij] , gevestigd aan de [straatnaam] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- met een zeer groot mes in één van zijn handen die winkel is binnengegaan en
- vervolgens onverhoeds die [slachtoffer 1] omver heeft geduwd en
- een beweging heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 2] daarbij heeft toegevoegd: “Geld” of “Geef me geld”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte omstreeks de periode van 30 juni 2017 tot en met 1 juli 2017 te Hoogeveen opzettelijk inlichtingen heeft verschaft.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
C. Medeplichtigheid aan afpersing.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder C ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verdediging zich kan vinden in de eis van de officier van justitie en heeft bepleit dat verdachte daarnaast gedurende een jaar contact dient te onderhouden met de jeugdreclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportages en hetgeen de deskundigen ter terechtzitting hebben verklaard, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een overval op een winkel door een vriend te helpen bij de planning van dit misdrijf en hem daartoe inlichtingen te verschaffen. Na de door die vriend gepleegde overval heeft verdachte bovendien een deel van de verkregen buit in ontvangst genomen. Een feit als het onderhavige tast het gevoel van veiligheid van de slachtoffers aan. Verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door spanning, sensatie en eigen financieel gewin, zonder erbij stil te staan dat de slachtoffers van het delict nog geruime tijd kunnen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. Ook brengt een dergelijk feit in het algemeen bij burgers heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Verdachte is niet eerder in aanraking geweest met justitie en is na het onderhavige feit dat inmiddels bijna anderhalf jaar geleden is gepleegd evenmin in aanraking met justitie gekomen.
In het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) worden geen zorgen over verdachte geconstateerd. Verdachte heeft zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis gehouden aan de hem opgelegde voorwaarden; hij heeft zich goed begeleidbaar opgesteld richting de jeugdreclassering. De Raad vindt het niet noodzakelijk het reclasseringstoezicht te continueren. Om te benadrukken dat verdachte met zijn handelen heeft bijgedragen aan een strafbaar feit adviseert de Raad de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke werkstraf. Ook de ter terechtzitting verschenen deskundigen geven aan dat verdachte op diverse fronten op een positieve wijze met zijn toekomst bezig is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. Gelet op het advies van de Raad en het feit dat verdachte welwillend staat tegenover herstelbemiddeling met de slachtoffers, acht de rechtbank het niet geboden een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen en hieraan als voorwaarde reclasseringstoezicht te verbinden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 812,55 ter vergoeding van materiële schade en € 3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op het aandeel van verdachte een bedrag van € 200,00 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van
€ 200,00 ter vergoeding van immateriële schade hoofdelijk dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag. De vordering dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gelet op de rol van verdachte zal de rechtbank een vijfde deel van dit bedrag aan hem toerekenen. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 162,51 voor de materiële schade en tot een bedrag van € 200,00 met betrekking tot de immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2017. De rechtbank zal de benadeelde voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 48, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder A en B is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder C ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een werkstraf voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 362,51(zegge: driehonderdtweeënzestig euro en eenenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2017.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige in haar vordering niet- ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van
€ 362,51(zegge: driehonderdtweeënzestig euro en eenenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2017. Dit bedrag bestaat uit € 162,51 aan materiële schade en € 200,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. F.J. Agema en mr. L.W. Janssen, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 december 2018.