ECLI:NL:RBNNE:2018:5063
Rechtbank Noord-Nederland
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen dwangbevel inzake Belgische geldboete en kosten
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzetprocedure ex artikel 15 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC). De veroordeelde had zich verzet tegen een dwangbevel dat was uitgevaardigd door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) voor een in België opgelegde geldboete van € 12.000,00, gerechtskosten van € 30.592,35 en een bijdrage aan slachtofferhulp van € 150,00, wat in totaal € 42.742,35 bedroeg. De veroordeelde stelde dat hij gedetineerd was ten tijde van de uitvaardiging van het dwangbevel en dat de aan hem verzonden stukken naar de verkeerde penitentiaire inrichting waren gestuurd, waardoor hij niet in staat was om te reageren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het CJIB voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij het innen van het verschuldigde bedrag. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een onrechtmatige verhoging van het bedrag met extra kosten. De rechtbank benadrukte dat zij niet in het buitenlandse rechtsgeding mocht treden en dat de officier van justitie in redelijkheid het dwangbevel had kunnen uitvaardigen. De rechtbank heeft het bezwaarschrift van de veroordeelde ongegrond verklaard, omdat er geen verplichte weigeringsgronden van toepassing waren en de officier van justitie in redelijkheid had kunnen afzien van het gebruik van facultatieve weigeringsgronden.
De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheidseisen die gelden voor het CJIB bij het innen van buitenlandse geldboetes en de mogelijkheden voor veroordeelden om verzet aan te tekenen tegen dwangbevelen. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de betrokken rechters hebben de beschikking ondertekend, met uitzondering van twee rechters die buiten staat waren om te ondertekenen.