ECLI:NL:RBNNE:2018:5034

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
18/740026-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling van een 17-jarige jongen

Op 6 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die samen met zijn vader is beschuldigd van medeplegen van poging tot zware mishandeling van een 17-jarige jongen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 augustus 2018 te Appelscha, samen met zijn vader, het slachtoffer heeft mishandeld. De verdachte was naar een feestje gegaan, wetende dat het slachtoffer daar ook aanwezig zou zijn, wat leidde tot een confrontatie. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte het slachtoffer meermalen geslagen en geschopt, terwijl het slachtoffer op de grond lag. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het aandeel van de verdachte minder groot was dan dat van zijn vader, hij toch een grove inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke werkstraf van 160 uren, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, namelijk poging tot doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, maar heeft de straf gematigd, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/740026-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 december 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
22 november 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.C.L. Crozier, advocaat te Sneek.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 augustus 2018 te Appelscha, (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen en/of met kracht en/of met geschoeide voet(en) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of bij de
keel heeft/hebben gegrepen en/of de keel heeft/hebben dicht geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 augustus 2018 te Appelscha, (althans) in de gemeente
Ooststellingwerf, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, (te weten [slachtoffer 1] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen en/of met kracht en/of met geschoeide voet(en) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of bij de keel heeft/hebben gegrepen en/of de keel heeft/hebben dicht geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 augustus 2018 te Appelscha, (althans) in de gemeente
Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem meermalen en/of met kracht en/of met geschoeide voet(en) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te schoppen en/of meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan en/of bij de keel te grijpen en/of de keel heeft/hebben dicht te knijpen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1. primair ten laste gelegde gevorderd. Daartoe heeft zij aangevoerd dat, ondanks dat verdachte heel stellig is in zijn ontkenning, op basis van de verklaringen van getuigen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, samen met zijn vader, aangever [slachtoffer 1] geslagen en geschopt tegen zijn hoofd en lichaam. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat het op deze wijze schoppen tegen het hoofd poging doodslag oplevert.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen het aanhoudingsverzoek van de raadsman. Zij heeft daartoe aangevoerd dat getuige [getuige 1] uitgebreid is gehoord. Er is geen noodzaak om de getuige opnieuw te gaan horen. Zijn verklaring is duidelijk genoeg en past ook in de verklaringen die door andere getuigen zijn afgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij verdachte bij de picknicktafel heeft weggehaald, en dat verdachte dus niet meer aanwezig was op het moment dat er geweld werd gepleegd tegen [slachtoffer 1] en de verklaringen van de andere getuigen niet kunnen kloppen. De raadsman acht het belangrijk dat duidelijk wordt op welk moment verdachte door [getuige 1] bij de picknicktafel is weggehaald. Indien de rechtbank niet tot een vrijspraak komt, verzoekt de raadsman om aanhouding voor het opnieuw horen van getuige [getuige 1] .
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van het door de raadsman gedane verzoek tot aanhouding voor het opnieuw horen van de getuige [getuige 1] het volgende. De getuige is naar aanleiding van het verzoek van de raadsman op 20 november 2018 door de politie gehoord Tijdens dat verhoor heeft de getuige verklaard wat hij zich nog weet te herinneren van de avond van 18 augustus 2018, waaronder dat en op welk moment hij verdachte heeft weggehaald uit het tumult. De raadsman heeft niet aangegeven welke specifieke vragen nog aan de getuige gesteld zouden moeten worden, anders dan dat hij hem zou willen vragen wat er precies is gebeurd. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen noodzaak voor het nader horen van getuige [getuige 1] . De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding dan ook af.
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, ten aanzien van het ten laste gelegde het volgende vast.
Op 18 augustus 2018 gaat verdachte naar een feestje bij de woning van de familie [naam 1] in Appelscha. Aangever [slachtoffer 1] is daar ook aanwezig. Op enig moment ontstaat er een woordenwisseling tussen [slachtoffer 1] en verdachte. De vader van verdachte (hierna: medeverdachte) krijgt van [getuige 2] te horen dat er problemen zijn tussen zijn zoon en [slachtoffer 1] . De medeverdachte komt vervolgens naar verdachte toegereden. [2] [3] [4]
Als verdachte naar [slachtoffer 1] , die op een picknicktafel bij de garage zit, toeloopt en hem bij de schouder pakt, slaat [slachtoffer 1] verdachte. De medeverdachte, die inmiddels met zijn auto ook bij de woning van de familie [naam 1] is aangekomen, ziet de ruzie tussen verdachte en [slachtoffer 1] en loopt er op af. Bij de picknicktafel aangekomen pakt de medeverdachte [slachtoffer 1] vast bij zijn keel en geeft hij hem meerdere klappen met de vuist op zijn hoofd. [5] Daarbij drukt de medeverdachte [slachtoffer 1] op de picknicktafel en slaat met zijn vuist in het gezicht van [slachtoffer 1] . [6] [slachtoffer 1] wordt zowel door verdachte als door medeverdachte geslagen met de vuist in het gezicht en op het lichaam geslagen. [7] [8] [9] [slachtoffer 1] komt op de grond terecht bij de picknicktafel. Hij wordt vervolgens tegen zijn hoofd geschopt door verdachte en de medeverdachte. [10] [11] [12] Dan wordt verdachte door [getuige 1] vastgepakt en opgetild. [getuige 1] brengt verdachte naar zijn auto en vertrekt met de medeverdachte naar de familie [naam 2] . [13]
Op 18 augustus 2018, omstreeks 23:10 uur, komt er bij de politie een melding binnen van een vechtpartij bij een woning aan de [straatnaam] te Appelscha. [14] De politie gaat ter plaatse en vervolgens op zoek naar de verdachten.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte (meermalen) tegen het hoofd en het lichaam van aangever heeft geslagen en geschopt. Hoewel verdachte ontkent de aangever te hebben geslagen en geschopt, valt uit verschillende getuigenverklaringen af te leiden dat verdachte de aangever ook heeft geslagen en geschopt. Hoewel niet elke getuige alles heeft gezien, zijn er meerdere getuigen die verdachte en de medeverdachte hebben zien slaan en schoppen tegen het hoofd en het lichaam van aangever. Deze verklaringen komen in grote lijnen overeen. De rechtbank acht deze getuigenverklaringen dan ook geloofwaardig.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank, niet bewezen dat verdachte met het slaan en het schoppen tegen het hoofd opzet heeft gehad op de dood van aangever, ook niet in voorwaardelijke zin. Daarbij merkt de rechtbank op dat de verklaringen onvoldoende aanknopingspunten bieden voor de vaststelling dat het aantal en de intensiteit van de schoppen van dien aard waren dat een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel is ontstaan. Daar komt bij dat het letsel bij [slachtoffer 1] gering was. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1. primair ten laste gelegde.
Met betrekking tot het (voorwaardelijk) opzet op zwaar lichamelijk letsel overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de intentie (zogenaamd vol opzet) had om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Daarom moet de rechtbank beoordelen of er sprake is van voorwaardelijk opzet.
Vooropgesteld moet worden dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals hier zwaar lichamelijk letsel- aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (en op de koop heeft toegenomen).
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte meermalen tegen het hoofd van aangever heeft geschopt, terwijl aangever op de grond lag. Naar algemene ervaringsregels brengt het schoppen tegen het hoofd, op de wijze zoals verdachte heeft gedaan, een aanmerkelijke kans met zich dat het slachtoffer ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel op loopt. Het hoofd is immers een kwetsbaar en vitaal onderdeel van het lichaam en een verwonding aan het hoofd of de hersenen kan tot zwaar lichamelijk letsel leiden. Verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest.
Voorts moet de rechtbank beoordelen of er sprake is geweest van medeplegen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Hoewel uit de verklaring van verdachte en getuige [getuige 1] blijkt dat [getuige 1] verdachte op een gegeven moment heeft weggehaald, gaat de rechtbank ervan uit dat dit was ná het schoppen tegen het hoofd bij de picknicktafel. Uit de verklaringen van de getuigen blijkt dat zowel verdachte als de medeverdachte gelijktijdig hebben deel genomen aan het geweld tegen aangever bij de picknicktafel, zodat in zoverre van een gezamenlijke uitvoering sprake was. In het licht daarvan hecht de rechtbank geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij zijn vader niet gezien heeft.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank acht dan ook het onder 1. subsidiair ten laste gelegde, medeplegen van poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij omstreeks 19 augustus 2018 te Appelscha, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander aan een persoon, te weten [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen met geschoeide voeten tegen het hoofd en elders tegen het lichaam heeft geschopt en meermalen met kracht met de vuist tegen het hoofd en elders tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair: Medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 185 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. Voorts heeft de officier van justitie een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie gevorderd. De officier van justitie heeft verzocht om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor algehele vrijspraak, dan wel aanhouding van de zaak om de getuige [getuige 1] nogmaals te horen. Hij heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van een eventueel op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich, samen met zijn vader, schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een 17-jarige jongen. Verdachte is naar een feestje gegaan, terwijl hij wist dat het slachtoffer, met wie hij al een tijdje problemen had, daar ook zou zijn en er daardoor mogelijk problemen zouden ontstaan. Toen het inderdaad tot een confrontatie tussen verdachte en het slachtoffer kwam, is verdachte niet weggegaan, maar heeft besloten terug te gaan naar het slachtoffer. Er ontstond een handgemeen tussen verdachte en het slachtoffer, waarna het slachtoffer door verdachte en zijn vader ernstig mishandeld is. Hoewel het aandeel van verdachte minder groot is geweest dan dat van zijn vader, heeft verdachte met zijn handelswijze een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 14 november 2018 blijkt dat verdachte positief functioneert op vrijwel alle ontwikkelingsgebieden. Wel heeft de Raad zorgen over de emotieregulatie van verdachte. De Raad is van mening dat een deels voorwaardelijke werkstraf volstaat om verdachte te confronteren met zijn gedrag en herhaling van strafbaar gedrag te voorkomen. De Raad acht het daarbij van belang dat verdachte wordt begeleid door de jeugdreclassering, waarbij aandacht dient te zijn voor de omgang met emoties en frustraties. Onder invloed van het slachtoffer gaan meerdere vrienden van verdachte niet meer met hem om. Voorts dient verdachte onderwijs te volgen dan wel een dagbesteding te hebben. Deze bijzondere voorwaarden kunnen worden gekoppeld aan de deels voorwaardelijke werkstraf.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte zich niet eerder aan een misdrijf schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank zal het advies van de Raad voor de Kinderbescherming volgen. Naar het oordeel van de rechtbank is de geadviseerde strafmodaliteit passend.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat kan worden volstaan met het opleggen van een werkstraf voor de duur van 160 uren, met aftrek van voorarrest, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met daaraan gekoppeld de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden. Voorts acht de rechtbank het noodzakelijk om, gedurende de proeftijd, een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer 1] op te leggen.
De rechtbank zal niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht bevelen, omdat niet is voldaan aan het wettelijk criterium dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een geweldsfeit zal begaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa , 77gg en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een werkstraf voor de duur van 160 uren.De werkstraf moet binnen 6 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 80 dagen zal worden toegepast.
Bepaalt dat van deze werkstraf
een gedeelte, groot 80 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, schuldig heeft gemaakt aan de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
c. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (jeugdreclassering) op het adres Tesselschadestraat 2 te Leeuwarden, en zich daar blijft melden zolang en zo vaak als de jeugdreclassering dat nodig acht;
2. dat veroordeelde naar school gaat, dan wel zich inspant voor het krijgen en behouden van een dagbesteding;
3. dat veroordeelde gedurende de proeftijd van twee jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats], zolang de reclassering dat nodig acht.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. N.A. Vlietstra en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 december 2018.
Mr. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt en bevinden zich, tenzij anders aangegeven, in het proces-verbaal met nummer 2018218887, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 145, gesloten op 20 september 2018.
2.Het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 23 augustus 2018, pagina 134.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 augustus 2018, pagina 127.
4.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 augustus 2018, pagina 44 en 45.
5.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 19 augustus 2018, pagina 44.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 augustus 2018, pagina 127.
7.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 21 augustus 2018, pagina 47.
8.Het proces-verbaal van aangifte [getuige 3] d.d. 19 augustus 2018, pagina 79.
9.Het proces van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 19 augustus 2018, pagina 60 en 61.
10.Het proces verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 19 augustus 2018, 44.
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 19 augustus 2018, pagina 61.
12.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 22 augustus 2018, pagina 121.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 20 november 2018, blad 1.
14.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2018, pagina 103.