Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
feit 1
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde, en veroordeling gevorderd voor het subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte en medeverdachten wilden wraak nemen op aangever, omdat één van de medeverdachten door aangever in elkaar was geslagen. Zij gingen met het doel om aangever uit wraak aan te pakken naar de [bedrijf] , waar aangever op dat moment aan het werk was; de voorbedachte raad is daarmee een gegeven. Dat blijkt onder andere uit de agressieve wijze waarop verdachte en medeverdachten de zaak binnen kwamen. In ieder geval is duidelijk dat zij niet slechts wilden praten, zoals zij tegenover de politie hebben verklaard. Het aandeel van verdachte in het geweld op aangever is beperkt gebleven, omdat hij werd weggetrokken. Het aandeel is wel voldoende om het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
feit 2
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd.
Verdachte werd door aangever in diens greep gehouden. Verdachte wilde zich losrukken van aangever. Verdachte heeft aangever daarbij meermalen in het gezicht, althans tegen het hoofd geslagen en geschopt. Daarmee heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard dat zwaar lichamelijk letsel bij aangever zou ontstaan.
Standpunt van de verdediging
feit 1
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Tussen verdachte en medeverdachten bestond geen bewuste en nauwe samenwerking gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever en daarmee evenmin een voorbedachte raad daarop. Zij wilden slechts praten met aangever en hem intimideren, omdat hij even daarvoor één van de medeverdachten meerdere malen had geslagen. Ter plekke werd verdachte vastgepakt door een collega van aangever. Verdachte was met deze collega in worsteling en heeft om die reden geen geweldshandelingen uitgevoerd op aangever. De rol van verdachte in het geheel is te marginaal om te concluderen dat hij in vereniging met medeverdachten heeft gehandeld.
feit 2
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte had geen boos opzet op het intreden van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel aan te nemen. De opzet van verdachte was erop gericht om uit de greep van aangever te komen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde. De rechtbank stelt vast dat verdachte aangever [slachtoffer 2] heeft geslagen en tegen zijn hoofd heeft geschopt. Verdachte heeft verklaard te hebben geslagen en geschopt om los te komen van aangever. Er kan niet kan worden vastgesteld dat verdachte aangever met zodanige kracht op kwetsbare lichaamsdelen heeft geslagen of geschopt, dat hieruit kan worden afgeleid dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
1. De door verdachte ter zitting van 26 november 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 30 juni 2018 ben ik met medeverdachten naar de [bedrijf] in de [straatnaam] te Groningen gegaan. We gingen de [bedrijf] binnen en riepen "Wie is [slachtoffer 1] ? Wie is [slachtoffer 1] ?". Daarna werd ik door [slachtoffer 2] vastgepakt en raakte ik met hem in worsteling.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juni 2018, opgenomen op pagina 118 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018212186 d.d. 11 augustus 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 30 juni 2018 kwam er vijf man de [bedrijf] aan de [straatnaam] te Groningen binnen gestormd. Ze riepen: "Wie is [slachtoffer 1] ? Wie is [slachtoffer 1] ?" Ik stond in de keuken uien te snijden en had een koksmes in mijn hand. De voorste van het vijftal, een forse man, nam mij in een stevige nekklem. Ik voelde pijn en kreeg van alle kanten klappen. Harde klappen. Het deed overal pijn. Ik werd op mijn hoofd geslagen. Door de nekklem werd ik voorover getrokken. Ik hoorde mijn belager roepen dat ik een mes had. Ik werd losgelaten. De jongens verlieten de zaak.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2018, opgenomen op pagina 135 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Ik heb de camerabeelden bekeken die door de [bedrijf] aan de politie zijn afgegeven.
Te zien is dat medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte als eerst binnenkomen gevolgd door [naam] Medeverdachte [medeverdachte 2] en [naam] zijn aan het duwen/ trekken/ slaan. Medeverdachte [medeverdachte 2] maakt wederom een trappende beweging richting aangever. Vervolgens maakt medeverdachte [medeverdachte 2] nog twee trappende bewegingen richting aangever. Aangever ligt op de grond. Vervolgens is te zien dat een worsteling gaande is waarbij medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] aangever op de grond proberen te houden. Op dat moment is te zien dat medeverdachte [medeverdachte 3] een voorwerp gooit in de richting van aangever. Het lukt aangever om in de worsteling overeind te komen en zich richting de ingang te begeven, terwijl de worsteling tussen aangever en medeverdachte [medeverdachte 1] en [naam] doorgaat.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juli 2018, opgenomen op pagina 122 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 30 juni 2018 was ik werkzaam in de [bedrijf] in de [straatnaam] te Groningen. Op het moment dat aangever zei dat hij degene was die ze zochten, begonnen alle vier de jongens op hem in te slaan. Ik ging naar ze toe en pakte één van de jongens vast. Ik trok hem naar achteren.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juni 2018, opgenomen op pagina 128 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Toen kwamen ze binnenstormen en ze riepen 'Wie is [slachtoffer 1] ?' [slachtoffer 1] zei: "Ik ben [slachtoffer 1] ." Uit het niets begonnen de vier jongens vervolgens te slaan, te duwen en aan kleding te trekken.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juni 2018, opgenomen op pagina 130 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Op 30 juni 2018 was ik in een zaak tegenover de [bedrijf] in de [straatnaam] te Groningen. Ik zag dat in de [bedrijf] een jongen op de grond lag en ik zag dat er door ongeveer vier man op die op de grond liggende jongen werd ingeslagen en getrapt.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en medeverdachten verhaal gingen halen bij aangever. Zij zijn gezamenlijk de werkplek van aangever binnengelopen en hebben gevraagd naar aangever. Een medeverdachte heeft aangever vervolgens vastgepakt en naar de grond gewerkt, waarna aangever meerdere klappen en trappen heeft gekregen. Uit de verklaringen van getuigen [slachtoffer 2] , [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat verdachte aangever heeft geslagen.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat verdachte een actieve rol heeft gehad en dus een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld tegen aangever heeft geleverd. Dat verdachte al vrij snel na het begin van het incident werd weggetrokken door getuige [slachtoffer 2] doet hieraan niet af, nu verdachte op dat moment reeds geweld had toegepast tegen aangever. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
1. De door verdachte ter zitting van 26 november 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik raakte met aangever in worsteling. Ik zwaaide met mijn armen en ellebogen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juli 2018, opgenomen op pagina 122 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik wilde dat ze stopten met vechten, daarom wilde ik ingrijpen. Ik pakte één van de jongens vast. We begonnen te vechten op de grond. Hij zat half op mij. Ik kreeg een harde knal op de linkerkant van mijn hoofd. Toen zat die jongen bovenop mij. Ik kreeg nog vijf of zes harde klappen met de vuist tegen mijn hoofd. Hij stond op en wilde weglopen. Ik pakte zijn been. De jongen schopte mij toen met zijn andere voet in mijn gezicht. Mijn oor is blauw geworden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 juni 2018, opgenomen op pagina 128 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Op 30 juni 2018 zag ik dat vier jongens de [bedrijf] te Groningen binnenkwamen. Ik zag dat aangever op de grond lag. Hij hield één van de jongens bij zijn voet vast. Ik zag dat die jongen aangever tegen zijn hoofd trapte.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte aangever tegen het hoofd heeft geslagen en geschopt. De rechtbank acht derhalve de subsidiair ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.