ECLI:NL:RBNNE:2018:4993

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
18/820357-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling van een collega met inachtneming van wraakacties

Op 10 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van een collega. De zaak, die op tegenspraak werd behandeld, had betrekking op een incident dat plaatsvond op 30 juni 2018. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van het meermalen slaan van de aangever, waarbij hij ook de adamsappel van het slachtoffer raakte. Tijdens de zitting op 26 november 2018 was de verdachte aanwezig, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van mishandeling, waaronder het slaan en stompen van de aangever. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van getuige [getuige 1] betrouwbaar was, ondanks de verdediging van de verdachte die stelde dat deze getuige een vriend van de aangever was. De rechtbank achtte de mishandeling wettig en overtuigend bewezen, en verwierp het verweer van de verdachte dat hij zich had verdedigd tegen een aanval van de aangever.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met inachtneming van de omstandigheden waaronder het delict was gepleegd, waaronder de werkomgeving en de gevolgen van de mishandeling. De rechtbank hield ook rekening met het feit dat de aangever samen met anderen wraak had genomen op de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was mr. E.W. Jeuring.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820357-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 december 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 november 2018.
Verdachte is verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 juni 2018 te Groningen [slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen en/of met kracht op en/of tegen het hoofd en/of de keel(/adamsappel) en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan/stompen en/of te krabben en/of met (een) vinger(s) in het oog te prikken en/of naar/tegen de grond te werken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige 1] niet betrouwbaar is, omdat hij een vriend van aangever is. De verklaring is bovendien later afgenomen dan andere getuigenverklaringen inzake een met onderhavig feit samenhangende zaak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 26 november 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik raakte met aangever in een worstelpartij waarin over en weer klappen vielen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 augustus 2018, opgenomen op pagina 112 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018166729 d.d. 11 augustus 2018, inhoudend als verklaring van verdachte:
Op 30 juni 2018 vroeg ik aangever om de afwas te doen. Dat wilde hij niet doen. Ik heb aangever ongeveer zes keer geslagen. Ik denk op zijn gezicht.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2018, opgenomen op pagina 153 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Ik doe aangifte van mishandeling. Op 30 juni 2018 was ik aan het werk te Groningen. Verdachte is een collega van me. Verdachte vroeg of ik de afwas wilde doen. Voordat ik kon reageren sloeg verdachte mij. Ik zag in mijn ooghoek een gebalde vuist richting mijn gezicht komen. Omdat ik opkeek, kwam de gebalde vuist op mijn adamsappel terecht. Vervolgens zag ik dat verdachte mij met open armen bij mijn middel pakte. Verdachte werkte mij hierbij naar de grond. Terwijl wij op de grond lagen heb ik meerdere klappen van verdachte gekregen op mijn hoofd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 juli 2018, opgenomen op pagina 164 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1]:
Op 30 juni 2018 werkte ik bij de [bedrijf] te Groningen. Ik zag dat verdachte op aangever kwam aflopen met een stapel afwas. Ik zag dat aangever een harde klap kreeg van verdachte op zijn linkeroog. Ik zag dat verdachte aangever om zijn middel pakte en op de grond gooide.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 juli 2018, opgenomen op pagina 96 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2]:
Op 30 juni 2018 vertelde aangever mij dat hij door verdachte in elkaar was geslagen. Ik zag dat aangever een bobbel op zijn hoofd had, aan de zijkant had hij een wond en hij had moeite met praten.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van getuige [getuige 1] betrouwbaar. De verklaring van [getuige 1] komt op essentiële punten overeen met de aangifte en met de verklaring die verdachte tegenover de politie heeft afgelegd. Dat [getuige 1] later dan anderen in een met onderhavig feit samenhangende zaak een verklaring heeft afgelegd doet aan het vorenstaande niet af. De rechtbank acht hiervoor van belang dat op het moment dat [getuige 1] zijn verklaring aflegde nog geen aangifte tegen verdachte was gedaan. De beweerdelijke vriendschap tussen [getuige 1] en aangever maakt dit niet anders. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van verdachte.
De rechtbank acht de ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte aangever meerdere keren heeft geslagen en hem naar de grond heeft gewerkt. Uit de verklaring van [getuige 2] blijkt dat aangever moeite had met praten zodat de rechtbank eveneens bewezen acht dat verdachte aangever ook op de adamsappel heeft geslagen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 30 juni 2018 te Groningen [slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen tegen het hoofd en de adamsappel te slaan/stompen en naar de grond te werken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft aangevoerd dat hij een klap kreeg van aangever, waarna hij zich genoodzaakt zag om zich te verdedigen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte als eerste een klap uitdeelde aan aangever. De aangifte wordt bevestigd door de verklaring van [getuige 1]. Verdachte bevond zich niet in een noodweersituatie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat uit voormelde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte aangever als eerste heeft geslagen. Er zijn geen bewijsmiddelen die de lezing van verdachte ondersteunen. Derhalve is niet gebleken van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich noodzakelijkerwijs heeft moeten verdedigen.
De rechtbank verwerpt het verweer en acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 40 uren.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft geen standpunt ingenomen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en aangever waren op het moment van het delict collega's van elkaar. Nadat verdachte aangever had verzocht om werkzaamheden te verrichten, heeft verdachte aangever geslagen en naar de grond gewerkt. Verdachte heeft daardoor inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Het geweld vond bovendien plaats op een moment dat het bedrijf waar zij werkzaam waren open voor publiek was en overig personeel aan het werk was. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Voorts houdt de rechtbank ermee rekening dat aangever samen met anderen de mishandeling heeft gewroken door tegen verdachte openlijk in vereniging geweld te gebruiken.
Ten slotte neemt de rechtbank in overweging dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 40 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 1 (één) jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast, indien veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. M.S. van den Berg, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 december 2018.