ECLI:NL:RBNNE:2018:4957

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
6 december 2018
Zaaknummer
18/950079-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en wapenbezit

Op 6 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het voorhanden hebben van wapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juni 2016 tot en met 9 november 2016 in de gemeente Hoogeveen een hennepkwekerij heeft gehad met 517 hennepplanten en elektriciteit heeft gestolen van Enexis B.V. Daarnaast heeft hij op 16 november 2016 een semi-automatisch pistool, een gasrevolver en munitie voorhanden gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft de verweren van de verdediging verworpen, waaronder het pleidooi voor vrijspraak op basis van vormverzuim. De rechtbank oordeelde dat de politie rechtmatig heeft gehandeld bij de doorzoeking van de woning van de verdachte, en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte, die geen strafblad had. De rechtbank heeft ook de impact van de illegale hennepteelt en het wapenbezit op de samenleving meegewogen in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/950079-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 december 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
22 november 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.G. Cantarella, advocaat te Den Haag.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van ’t
Oever-Grootkarzijn.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2015 tot en met 9 november 2016,
te [woonplaats] , (althans) in de gemeente Hoogeveen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen hoeveelheden en/of een
hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan het bedrijf Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 9 november 2016, te [woonplaats] , (althans) in de gemeente Hoogeveen, opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft gehad (in een pand aan de [woonadres 1]
, een hoeveelheid van (ongeveer) 517, althans 450, althans een groot
aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid of
hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij op of omstreeks 16 november 2016 te [woonplaats] , (althans) in de gemeente
Hoogeveen, een of meer wapens van categorie III, te weten een semi-automatisch
pistool en/of een gasrevolver, en/of munitie van categorie III, te weten
(groot) een aantal knalpatronen en/of pepperpatronen, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 16 november 2016 te [woonplaats] , (althans) in de gemeente
Hoogeveen, een of meer wapens van categorie I, onder 3, te weten een
ploertendoder, voorhanden heeft gehad.

Vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv)

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor algehele vrijspraak. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat door te handelen zoals in het proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 9 november 2016 beschreven een belangrijk strafvorderlijk voorschrift in aanzienlijke mate is geschonden, namelijk artikel 9 Opiumwet. De raadsman is van mening dat ten onrechte een inval is gedaan in de woning van verdachte te [woonplaats] , omdat er geen redelijk vermoeden was dat er in de woning van verdachte een overtreding van de Opiumwet werd gepleegd. Nu dit verzuim in het voorbereidend onderzoek niet kan worden hersteld, komt de raadsman tot het oordeel dat de resultaten van de (onrechtmatige) inval ex artikel 359a Sv niet mogen bijdragen aan het bewijs. Het overige bewijsmateriaal is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de vier feiten te komen. Temeer daar uitsluitend de eigen verklaring van verdachte niet kan leiden tot wettig en overtuigend bewijs van hetgeen verdachte is ten laste gelegd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de inhoud van het proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 9 november 2016 de politie rechtmatig heeft gehandeld. Zij ziet geen aanleiding voor het vaststellen van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, zodat evenmin aanleiding bestaat om over te gaan tot bewijsuitsluiting.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 9 Opiumwet hebben opsporingsambtenaren toegang tot de plaatsen, waar een overtreding van de Opiumwet gepleegd wordt of waar redelijkerwijze vermoed kan worden, dat zodanige overtreding gepleegd wordt.
Uit de inhoud van het proces-verbaal van aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , d.d. 9 november 2016 volgt - onder meer -:
Op 4 en 5 januari 2016 was op het adres de [woonadres 2] op het besneeuwde dak een vlak te zien welke niet besneeuwd was, hetgeen wees op een warmtebron onder het onbesneeuwde gedeelte van het dak. Uit de gemeentelijke basisadministratie bleek dat er niemand ingeschreven stond op het adres [woonadres 2] . Uit opgevraagde gegevens bij het kadaster bleek dat de woning is aangekocht door [verdachte] , de zoon van verdachte. [verdachte] stond zelf ingeschreven aan de [woonadres 3] . Dit betrof een huurwoning.
Uit de politiesystemen bleek verder dat op 11 oktober 2013 een in werking zijnde hennepkwekerij was aangetroffen aan de [woonadres 2] .
[verdachte] verhuurde op dat moment zijn woning.
Op 18 mei 2016 werd vervolgens een onderzoek ingesteld rondom de woning aan de [woonadres 2] . Het erf van de boerderij was afgesloten middels een hek. Langs dit hekwerden perlietkorrels en hennepresten aangetroffen. Ook werd er een zoemend geluid waargenomen aan de achterzijde van het terrein. Op het terrein stond een witte bestelbus van het merk Renault Master voorzien van het kenteken [kenteken 1] op naam van [verdachte] , verdachte.
Op 3 mei 2014 werd via Meld misdaad anoniem een melding ontvangen over een mogelijk XTC/GHB laboratorium aan de [woonadres 4] . Verdachte stond geregistreerd als eigenaar van de woning aan de [woonadres 4] .
Bij dit adres is - onder meer - een personenauto gezien van het merk Volkswagen met het kenteken [kenteken 2] . Voornoemd kenteken stond op naam van [verdachte] , verdachte, ingeschreven op het adres [woonadres 1] .
Na onderzoek op google bleek dat de woning van verdachte aan de [woonadres 1] , net als de woning aan de [woonadres 2] , volledig afgelegen lag in een buitengebied. De ervaring leert dat zulke woningen vaak gebruikt worden en uitermate geschikt zijn om in de anonimiteit hennep te telen. Hierop is er tweemaal een netmeting gedaan op de [woonadres 1] . Dit was in de periode van 5 juli 2016 tot en met 12 juli 2016 en in de periode van 24 oktober 2016 tot en met 31 oktober 2016. Beide metingen gaven een cyclus weer van 12 uren met een inschakeltijd van 18:00 uur. Dit komt overeen met een kweekcyclus.
In verband met het vorenstaande achtte verbalisant het in het belang van het opsporingsonderzoek noodzakelijk dat ter verkrijgen van de nodige bewijslast tegen verdachte een doorzoeking wordt verricht in - onder meer - het pand aan de [woonadres 1] .
Naar het oordeel van de rechtbank vormden deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, voldoende grond voor een redelijk vermoeden dat in de woning van verdachte te [woonplaats] een overtreding van de Opiumwet werd gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat de politie op voornoemde wijze rechtmatig heeft gehandeld en ziet geen aanleiding voor het vaststellen van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, zodat evenmin aanleiding bestaat over te gaan tot bewijsuitsluiting. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft subsidiair betoogd dat voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde een veel kortere periode dan ten laste is gelegd bewezen kan worden, namelijk enkel de periode vanaf eind juni, begin juli 2016 tot 16 november 2016. De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen een bewezenverklaring van het onder 3 en 4 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2018;
2. het aangifteformulier diefstal energie van Enexis B.V. d.d. 21 november 2016 met bijlagen, opgenomen op pagina 185 e.v. van het dossier van Politie Eenheid
Noord-Nederland met nummer NNHTN16006-JUS-001 d.d. 18 januari 2018;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 6 december 2016, opgenomen op pagina 163 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d.
29 november 2016, opgenomen op pagina 156 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4] .
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Hoewel uit de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting aanwijzingen kunnen worden gevonden dat de diefstal van elektriciteit en het telen, bewerken en verwerken van de hennep wellicht over een langere periode hebben plaatsgevonden, zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de eigen verklaring van verdachte. De rechtbank acht daarom voor wat betreft het onder 1 en 2 ten laste gelegde in ieder geval de pleegperiode van 1 juni 2016 tot en met 9 november 2016 wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
verdachte in de periode van 1 juni 2016 tot en met 9 november 2016, te [woonplaats] , in de gemeente Hoogeveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, toebehorende aan het bedrijf Enexis B.V.;
2.
verdachte in de periode van 1 juni 2016 tot en met 9 november 2016, te [woonplaats] , in de gemeente Hoogeveen, opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verwerkt, in een pand aan de [woonadres 1] , aldaar, een hoeveelheid van 517 hennepplanten,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
verdachte op 16 november 2016 te [woonplaats] , in de gemeente Hoogeveen, wapens van categorie III, te weten een semi-automatisch pistool en een gasrevolver, munitie van categorie III, te weten een aantal knalpatronen en pepperpatronen, voorhanden heeft gehad;
4.
verdachte op 16 november 2016 te [woonplaats] , in de gemeente Hoogeveen, een wapen van categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal;
2. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod;
3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III;
4. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in geval van bewezenverklaring, verzocht bij de bepaling van de straf in het bijzonder rekening te houden met de inhoud van de rapportage van de Reclassering Nederland en het feit dat verdachte geen strafblad heeft. Verder is de schending van de redelijke termijn aan de orde. Ten aanzien van de op te leggen straf heeft de raadsman verwezen naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft in de bij zijn woning behorende schuur een hennepkwekerij in werking gehad en 517 hennepplanten geteeld, bewerkt en verwerkt. Hoewel verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven, duidt de wijze van opzetten op een professionele aanpak, gericht op het doelbewust op wederrechtelijke wijze verkrijgen van omvangrijk financieel gewin. Daarbij is verdachte berekenend te werk gegaan. Verdachte verklaart dat hij de kwekerij heeft opgezet teneinde de hoge ziektekosten van zijn destijds ongeneeslijk zieke en inmiddels overleden partner te kunnen bekostigen. Hij heeft echter geen nader inzicht willen verschaffen in de gestelde ziektekosten en deze kosten in het geheel niet onderbouwd. Verdachte heeft zich welbewust bezig gehouden met illegale hennepteelt, waar hij een andere keuze kon en had moeten maken. Bij zijn handelen heeft hij kennelijk geen oog heeft gehad voor de schadelijke gevolgen die het door hem gepleegde feit voor de samenleving heeft. Productie van en handel in hennep gaan vaak gepaard met vele andere vormen van criminaliteit die verdachte door zijn handelen heeft bevorderd dan wel mede in stand heeft gehouden.
Ten behoeve van deze kwekerij heeft verdachte tevens illegaal stroom afgenomen, wat naast schade en overlast voor de stroomleverancier, brand- en elektrocutiegevaar met zich mee kan brengen.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een
semi-automatisch pistool en een gasrevolver en de daarbij behorende munitie en een ploertendoder. De rechtbank acht het voorhanden hebben van dergelijke wapens zeer ernstig en rekent verdachte ook deze feiten zwaar aan.
De rechtbank heeft anderzijds in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten, alsmede het tijdsverloop in deze zaak.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Reclassering Nederland d.d. 13 november 2018. De reclassering signaleert geen problemen die een interventie noodzakelijk maken en adviseert daarom een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank acht alles afwegende een taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur geboden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank geen beslissing hoeft te nemen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen genoemd onder de nummers 1 tot en met 86 en nummer 121 op de beslaglijst d.d. 24 oktober 2018, omdat daar conservatoir beslag op is gelegd.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen genoemd onder de nummers 107 tot en met 110 op de beslaglijst d.d. 24 oktober 2018 heeft de officier van justitie gevorderd deze te onttrekken aan het verkeer.
De in beslag genomen voorwerpen genoemd onder de nummers 87 tot en met 90, de nummers 95 tot en met 106, de nummers 111 tot en met 113 en nummer 120 op de beslaglijst d.d. 24 oktober 2018 kunnen aan verdachte worden teruggegeven, indien en voor zover dit feitelijk nog niet is gebeurd. De officier van justitie verzet zich ook niet tegen teruggave van de in beslag genomen voorwerpen genoemd onder de nummers 115 tot en met 117 tegen zekerheidsstelling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt allereerst dat op de in beslag genomen voorwerpen genoemd onder de nummers 1 tot en met 86 en nummer 121 op de beslaglijst d.d. 24 oktober 2018 conservatoir beslag ligt. Nu de ontnemingsvordering nog niet is afgedaan zal de rechtbank over die voorwerpen geen beslissing nemen.
Voorts acht de rechtbank de in beslag genomen voorwerpen genoemd onder de nummers 107 tot en met 110 op de beslaglijst d.d. 24 oktober 2018 vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is in strijd met de wet en het algemeen belang.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen genoemd onder de nummers 87 tot en met 90, de nummers 95 tot en met 106, de nummers 111 tot en met 113 en nummer 120 op de beslaglijst d.d. 24 oktober 2018 zal de rechtbank - overeenkomstig de vordering van de officier van justitie - de teruggave aan verdachte gelasten, voor zover nog niet teruggegeven. Daarnaast zal de rechtbank teruggave tegen zekerheidsstelling gelasten van de in beslag genomen voorwerpen genoemd onder de nummers 115 tot en met 117 van de beslaglijst d.d. 24 oktober 2018, indien en voor zover dit nog niet is gebeurd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 57, 310 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3, 11 van de Opiumwet en de artikelen 13, 26, 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen genoemd onder de nummers 107 tot en met 110 van de beslaglijst d.d. 24 oktober 2018, zijnde:
107. 1.00 STK Wapen Kl:ZWART
WALTHER P99 VUURWAPEN B1603774698
2 DS (10 CARTIDGES PEPPER/S 0 PATRONEN 9MM KNALL)
108. 1.00 STK Wapen Kl:ZWART
COLT DETECTIVE VUURWAPEN
ALARMREVOLVER
109. 50.00 STK Munitie
RUAG 9MM R KNALL
110. 1.00 STK Wapen Kl:ZWART
WALTHER SLAGWAPEN
BETREFT EEN PLOERTENDODER
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen genoemd onder de nummers 87 tot en met 90, de nummers 95 tot en met 106, de nummers 111 tot en met 113 en nummer 120 van de beslaglijst d.d. 24 oktober 2018, voor zover nog niet teruggegeven, zijnde:
87. 1.00 STK Sieraad
B.01.05.001
88. 1.00 STK Sieraad
B.01.05.001
89 1.00 STK Sieraad
B.01.05.001 BIJOUTERIEDOOS
90. 1.00 STK Sieraad Kl:GOUD
RING B.01.05.001 (HEREN RING GOUD MET PLATTE BOVEN KANT, ZIVEREN INZ
95. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:ZWART
APPLE IPHONE
96. 1.00 STK Telefoontoestel
NOKIA XPRESS
MUSIC
97. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:WIT
BLACKBERRY CURVE
(IN ZWART HOESJE MET LADER)
98. 1.00 STK Telefoontoestel
SAMSUNG
IN ROOD FLAPHOESJE
99. 1.00 STK Telefoontoestel
APPLE IPHONE
IN ZWART FLAPHOESJE MET OPLADER
100. 1.00 STK Videocamera Kl:WIT
PROLINE COMWON
101. 2.00 STK Computer
ROUTER
102. 1.00 STK Computer
ACER
103. 1.00 STK Computer
ACER ASPIRE NOTEBOOK
104. 1.00 STK Computer
APPLE PERSONAL
105. 1.00 STK Computer
APPLE 1 PAD TABLET
IPAD MET LADER
106. 1.00 STK Navigator
TOM TOM
NAVIGATIESYSTEEM/ COMPUTER
111. 1.00 STK Document
B.01.07.001
112. 1.00 STK Document
B. 03.01.001
113. 1.00 STK Document
B 03.02.001
EN ENVELOPPPEN MET AANTEKENINGEN
120. 1.00 STK Koffer
G813639
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen genoemd onder de nummers 115 tot en met 117 van de beslaglijst d.d. 24 oktober 2018 tegen zekerheidsstelling, voor zover nog niet teruggegeven, zijnde:
115. 1.00 STK Armband
PERQUINET acier3l58 G813634
117. 1.00 STK Horlogeband
PEQUINET EP G813636
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. M. van den Steenhoven en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 december 2018.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.