ECLI:NL:RBNNE:2018:495

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
18/930283-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs in ontuchtzaak

Op 15 februari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1978, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen jegens een slachtoffer. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer en vond zijn oorsprong in een terechtzitting op 1 februari 2018. De verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.G. ten Have, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

De tenlastelegging omvatte meerdere beschuldigingen van geweld en ontuchtige handelingen, waaronder het vastpakken van de armen en keel van het slachtoffer en het tegenhouden van het slachtoffer. De officier van justitie concludeerde dat het ten laste gelegde bewezen kon worden, verwijzend naar de verklaring van de aangever en andere bewijsmiddelen. De verdediging betwistte echter de beschuldigingen en stelde dat de verklaring van de aangever niet voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder een Whatsapp-bericht dat niet in de juiste context kon worden geplaatst.

De rechtbank heeft de verklaringen en het bewijs zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangever onvoldoende steun vond in andere wettige bewijsmiddelen. Het Whatsapp-bericht en de 112-gesprekken boden geen duidelijke relatie met de beschuldigingen. Gezien het gebrek aan overtuigend bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930283-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 februari 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 01 februari 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 januari 2016 te Assen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, een en ander hierin bestaande dat verdachte
- die [slachtoffer] (meermalen) bij een arm en/of een schouder en/of de keel/hals heeft gepakt en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) heeft tegengehouden toen deze het pand waarin hij en verdachte zich bevonden, wilde verlaten en/of
- die [slachtoffer] door dat pand heeft achtervolgd en/of - (onverwachts) de penis van die [slachtoffer] (over diens kleding heen) heeft vastgepakt en/of daarin heeft geknepen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van de op de terechtzitting opgegeven bewijsconstructie, geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen. Naar het standpunt van de officier van justitie wordt de verklaring van aangever voldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Verdachte ontkent hetgeen hem wordt verweten en de verklaring van aangever wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Het Whatsapp bericht kan de verklaring van aangever onvoldoende ondersteunen omdat niet duidelijk is in welke context dat bericht moet worden gezien. Het bericht kan dan ook niet gerelateerd worden aan de verweten ontuchtige handelingen.
Oordeel van de rechtbank
In het dossier bevindt zich de verklaring van aangever dat verdachte hem in zijn kruis heeft vastgepakt en daarin heeft geknepen en dat verdachte hem bij de armen en keel heeft vastgepakt.
Verdachte heeft de hem verweten handelingen ten stelligste ontkend en heeft verklaard dat hij aangever op niet aldus heeft aangeraakt.
Voorts bevindt zich in het dossier een door aangever verstuurd Whatsapp bericht met onder andere de tekst: “waarom zit je aan me, hoe zo”. Dit bericht is verstuurd nadat de gestelde ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het Whatsapp bericht onvoldoende steun bieden aan de verklaring van aangever omdat niet zonder enige twijfel kan worden gezegd dat bedoelde tekst betrekking heeft op de verweten ontuchtige handelingen.
Ook de uitgewerkte 112-gesprekken kunnen de aangifte niet ondersteunen nu daaruit geen relatie met de vermeende ontuchtige handelingen naar voren komt.
Nu de verklaring van aangever onvoldoende steun vindt in andere wettige bewijsmiddelen, acht de rechtbank het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en mr. E.C.M. Wolfert, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2018.