ECLI:NL:RBNNE:2018:495
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- R. Depping
- H.H.A. Fransen
- E.C.M. Wolfert
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs in ontuchtzaak
Op 15 februari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1978, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen jegens een slachtoffer. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer en vond zijn oorsprong in een terechtzitting op 1 februari 2018. De verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.G. ten Have, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.
De tenlastelegging omvatte meerdere beschuldigingen van geweld en ontuchtige handelingen, waaronder het vastpakken van de armen en keel van het slachtoffer en het tegenhouden van het slachtoffer. De officier van justitie concludeerde dat het ten laste gelegde bewezen kon worden, verwijzend naar de verklaring van de aangever en andere bewijsmiddelen. De verdediging betwistte echter de beschuldigingen en stelde dat de verklaring van de aangever niet voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder een Whatsapp-bericht dat niet in de juiste context kon worden geplaatst.
De rechtbank heeft de verklaringen en het bewijs zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangever onvoldoende steun vond in andere wettige bewijsmiddelen. Het Whatsapp-bericht en de 112-gesprekken boden geen duidelijke relatie met de beschuldigingen. Gezien het gebrek aan overtuigend bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van alle beschuldigingen.