ECLI:NL:RBNNE:2018:4931

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2018
Publicatiedatum
5 december 2018
Zaaknummer
18/750025-14 ontnemingsvordering
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering wegens witwassen van contante geldbedragen in het kader van de aan- en verkoop van luxe voertuigen

Op 5 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de ontnemingsvordering tegen een veroordeelde die betrokken was bij de aan- en verkoop van drie luxe voertuigen: een Aston Martin, een Maserati en een Audi A6. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van contante geldbedragen in verband met deze voertuigen. De ontnemingsvordering was gebaseerd op het voordeel dat de veroordeelde volgens het openbaar ministerie wederrechtelijk had verkregen. De rechtbank oordeelde dat het niet mogelijk was om het exacte bedrag van het voordeel dat de veroordeelde had verkregen uit de verkoop van de Aston Martin vast te stellen, omdat de hoogte van het geldbedrag dat door een medeverdachte aan de veroordeelde was betaald niet kon worden vastgesteld. Echter, de rechtbank concludeerde dat de veroordeelde wel voordeel had verkregen door middel van het witwassen van een contant geldbedrag van € 25.000 in verband met de Maserati en € 10.000 in het kader van de verkoop van de Audi A6. De rechtbank schatte het totale wederrechtelijk verkregen voordeel op € 35.000 en legde de veroordeelde de verplichting op om dit bedrag aan de staat te betalen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/750025-14
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 5 december 2018, Noordelijke Fraudekamer, op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde],

veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 30 oktober 2018 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), wordt geschat en dat de rechtbank aan veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 242.021,00 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/750025-14 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel (hierna: de ontnemingsvordering).
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 21 november 2018. Veroordeelde (toen nog verdachte) is ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op het volgende bewijsmiddel:
De door veroordeelde (toen nog verdachte) op de terechtzitting van 21 november 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
In verband met de personenauto van het merk Audi A6 met het kenteken [kenteken] (hierna: de Audi A6) heb ik van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) een bedrag van € 25.000,00 ontvangen dat ik heb verantwoord in mijn kasboek. Daarnaast heb ik van hem een contant geldbedrag van € 10.000,00 ontvangen dat ik niet in mijn administratie heb opgenomen. Ik wist dat dit niet mocht. [medeverdachte 1] kon dat bedrag niet verantwoorden. Ik heb mezelf verrijkt door dat bedrag van € 10.000,00 aan te nemen en dat is mijn voordeel.
De personenauto van het merk Maserati heb ik aan [medeverdachte 1] verhuurd. Een deel van die verhuur is verantwoord in mijn administratie. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] mij een bedrag van € 25.000,00 contant gegeven. Ik wist dat het niet mocht. [medeverdachte 1] kon dat bedrag niet verantwoorden. Ik heb mezelf verrijkt door dat bedrag van € 25.000,00 aan te nemen en dat is mijn voordeel.

Beoordeling

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde wordt vastgesteld op een bedrag van
€ 242.021,00en dat dit bedrag aan veroordeelde wordt ontnomen. De manier waarop dit bedrag is berekend, is uiteengezet in het "Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex art 36e, 2e lid, Sr, FIN-003-00" d.d. 26 november 2015 (hierna: de ontnemingsrapportage). [1] De berekening is gebaseerd op het voordeel dat veroordeelde volgens het openbaar ministerie heeft verkregen in het kader van de aan- en verkoop van drie auto's, te weten de Audi A6, de personenauto van het merk Maserati met het kenteken [kenteken] (hierna: de Maserati) en een personenauto van het merk Aston Martin, type Vanquish Volante One (hierna: de Aston Martin). Volgens het openbaar ministerie heeft veroordeelde zich in het kader van de aan- en verkoop van deze drie auto's schuldig gemaakt aan witwassen.
Het witwassen van (het aankoopbedrag van) de Aston Martin is in de strafzaak met het parketnummer 18/750025-14 onder 1. ten laste gelegd. Het witwassen van de Audi A6 en de Maserati is niet aan veroordeelde ten laste gelegd.
Het voordeel dat veroordeelde in het kader van de aan- en verkoop van de Aston Martin heeft verkregen, is in de ontnemingsrapportage berekend op
€ 176.050,00. Daarbij is men ervan uitgegaan dat veroordeelde op 17 april 2014 in verband met de verkoop van de Aston Martin een contant geldbedrag heeft ontvangen van € 405.050,00. Van dit bedrag zijn de inkoopkosten van € 229.000,00 afgetrokken.
Het voordeel dat veroordeelde in het kader van de aan- en verkoop van de Audi A6 heeft verkregen, is in de ontnemingsrapportage berekend op
€ 17.500,00. Daarbij is men ervan uitgegaan dat veroordeeldes bedrijf [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1]) in verband met de verkoop van de Audi A6 een bedrag van € 100.000,00 van [medeverdachte 1] heeft ontvangen. Dit bedrag is gebaseerd op de mededeling van [medeverdachte 1] in een afgeluisterd gesprek dat deze auto normaal rond de € 136.000,00 kost maar dat hij hem een ton heeft gekost. Van dit bedrag zijn de inkoopkosten van € 82.500,00 afgetrokken. Dit bedrag is gebaseerd op de verkoopfactuur van [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2]), gericht aan [bedrijf 1].
Het voordeel dat veroordeelde in verband met de Maserati heeft verkregen, is in de ontnemingsrapportage berekend op
€ 48.471,00. Daarbij is men ervan uitgegaan dat veroordeelde de Maserati heeft verkocht aan [medeverdachte 1] en dat hij in verband met die verkoop van [medeverdachte 1] een bedrag van € 180.000,00 heeft ontvangen. Dit bedrag is gebaseerd op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) dat [medeverdachte 1] aan veroordeelde het aankoopbedrag van de Maserati heeft betaald en dat dit zo uit zijn hoofd € 180.000,00 was. Van dit bedrag zijn de inkoopkosten van € 112.000,00, de kosten voor de invoer van € 41.000,00 en de transportkosten van € 900,00 afgetrokken. Op basis van deze gegevens is in de ontnemingsrapportage berekend dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde in verband met de verkoop van de Maserati aan [medeverdachte 1] (€ 180.000,00 - € 112.000,00 - € 41.000,00 - € 900,00 =)
€ 26.100,00bedraagt. Voorts is men er in de ontnemingsrapportage vanuit gegaan dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen doordat [bedrijf 1] de Maserati enige tijd later van [medeverdachte 1] heeft teruggekocht en vervolgens heeft doorverkocht aan [bedrijf 2]. Daarbij is men ervan uitgegaan dat [bedrijf 1] blijkens de verkoopfactuur d.d. 29 oktober 2013 van [bedrijf 2] een bedrag van € 162.371,00 heeft ontvangen voor de Maserati. Van dit bedrag is afgetrokken het bedrag van € 140.000,00 dat veroordeelde aan [medeverdachte 1] heeft betaald voor de Maserati. Dit bedrag is gebaseerd op de opmerking van [medeverdachte 1] in een afgeluisterd gesprek dat de Maserati is weggegaan voor € 140.000,00. Op basis van deze gegevens is in de ontnemingsrapportage berekend dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde in verband met deze transactie (€ 162.371,00 - € 140.000,00 =)
€ 22.371,00bedraagt.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde (toen nog verdachte) moet worden vrijgesproken van het witwassen van (het aankoopbedrag van) de Aston Martin, omdat dit niet kan worden bewezen, en dat het deel van de ontnemingsvordering dat betrekking heeft op deze auto dus moet worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat, indien het inbeslaggenomen contante geldbedrag van € 128.445,00 in de strafzaak verbeurd wordt verklaard, dit bedrag dient te worden afgetrokken van het wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van de Aston Martin.
Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het voordeel dat veroordeelde wederrechtelijk heeft verkregen in verband met de Maserati moet worden vastgesteld op
€ 25.000,00. Daartoe is aangevoerd dat veroordeelde stelt dat hij de auto alleen heeft verhuurd aan [medeverdachte 1], dat hij daarvoor een contant geldbedrag van € 25.000,00 heeft ontvangen en dat daarvoor geen factuur is opgemaakt. Volgens de verdediging zijn er voldoende aanwijzingen dat die huuropbrengsten onder het voordeel vallen. Volgens de verdediging gaat het openbaar ministerie er ten onrechte vanuit dat de hele transactie wederrechtelijk is, aangezien niet kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] eigenaar van de auto was. Ook zijn er volgens de verdediging onvoldoende aanwijzingen dat veroordeelde de Maserati heeft teruggekocht van [medeverdachte 1] en zou het goed kunnen dat het door [medeverdachte 1] genoemde bedrag van € 140.000,00 ziet op de opbrengst van de Maserati bij de veiling door Domeinen na de inbeslagneming.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde in het kader van de verkoop van de Audi A6 een wederrechtelijk voordeel heeft verkregen van
€ 10.000,00. Daartoe is aangevoerd dat veroordeelde heeft verklaard dat hij de auto voor € 70.000,00 heeft verkocht aan [medeverdachte 1], waarbij een Audi A4 ter waarde van € 45.000,00 is ingeruild, waarbij een contant bedrag van € 25.000,00 is betaald en is verantwoord in het kasboek en waarbij veroordeelde daarnaast een contant bedrag van € 10.000,00 heeft ontvangen dat hij niet in het kasboek heeft verantwoord. Dit laatste bedrag kan volgens de verdediging worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel.
Oordeel van de rechtbank
Inleidende overwegingen
Op grond van artikel 36e, eerste lid, Sr kan op vordering van het openbaar ministerie bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Op grond van het tweede lid kan de verplichting worden opgelegd aan de in het eerste lid bedoelde persoon die voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het daar bedoelde feit of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 5 december 2018 in de zaak met parketnummer 18/750025-14 (hierna: de strafzaak) veroordeeld ter zake - zakelijk weergegeven - het medeplegen van het witwassen van een hoeveelheid geld met betrekking tot de aankoop van de Aston Martin, het medeplegen van het witwassen van de Aston Martin, het medeplegen van het witwassen van een contant geldbedrag van € 150.000,00 en belastingfraude.
De ontnemingsvordering is gebaseerd op het voordeel dat veroordeelde volgens het openbaar ministerie wederrechtelijk heeft verkregen in het kader van de aan- en verkoop van drie auto's, te weten de Aston Martin, de Maserati en de Audi A6.
Aston Martin
In de strafzaak heeft de rechtbank bewezen verklaard dat veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een contant geldbedrag in het kader van de aan- en verkoop van de Aston Martin en tevens aan het witwassen van die Aston Martin. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de hoogte van het geldbedrag dat [medeverdachte 1] in dit kader aan veroordeelde heeft betaald niet kan worden vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de beschikbare bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat het contante geldbedrag dat [medeverdachte 1] op 17 april 2014 aan verdachte heeft overgedragen, bestond uit het (gehele) bedrag van € 229.000,00 dat [bedrijf 3] voor de Aston Martin heeft betaald aan [bedrijf 4]. Laat staan dat daaruit kan worden afgeleid dat het door [medeverdachte 1] aan verdachte overgedragen contante geldbedrag bestond uit de door verdachte genoemde te verwachten verkoopprijs van € 400.000,00.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, hoeveel voordeel veroordeelde wederrechtelijk heeft verkregen in verband met de aan- en verkoop van de Aston Martin.
Maserati
In de strafzaak zijn geen strafbare feiten ten laste gelegd en dus ook niet bewezen verklaard die verband houden met de Maserati en veroordeelde is daarvoor ook overigens niet veroordeeld. In zo'n geval kan wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontnomen, indien dit voordeel is verkregen door middel van of uit de baten van andere dan de bewezenverklaarde strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende aanwijzingen zijn dat veroordeelde zich in verband met de Maserati schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Daartoe overweegt de rechtbank dat veroordeelde ter terechtzitting heeft verklaard dat hij in verband met (de verhuur van) deze auto van [medeverdachte 1] een contant geldbedrag van € 25.000,00 heeft ontvangen dat hij niet in zijn administratie heeft opgenomen, dat [medeverdachte 1] dit bedrag niet kon verantwoorden en dat hij wist dat dit niet mocht. [2] Bij de politie heeft veroordeelde verklaard dat hij dit bedrag in januari 2013 van [medeverdachte 1] heeft ontvangen. [3] De rechtbank is van oordeel dat er voldoende aanwijzingen zijn dat dit contante geldbedrag afkomstig is van enig misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat [medeverdachte 1] in januari 2013 kon beschikken over een contant geldbedrag van € 25.000,00, terwijl hij en zijn partner in de jaren daarvoor slechts een gering legaal inkomen hadden en zij op dat moment geen bekend (legaal) vermogen hadden [4] , het vermoeden rechtvaardigt dat dit geld uit misdrijf afkomstig is. Een andere manier om een dergelijke hoeveelheid contact geld te genereren, laat zich - onder die omstandigheden - immers moeilijk voorstellen. Onder deze omstandigheden mocht van [medeverdachte 1] en veroordeelde worden gevergd dat zij een concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring gaven, die het vermoeden dat sprake is van een criminele herkomst, kon weerleggen. Een dergelijke verklaring hebben zij niet gegeven. Daarom is er naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie mogelijk dan dat het contante geld dat [medeverdachte 1] in verband met de Maserati aan veroordeelde heeft gegeven - middellijk of onmiddellijk - afkomstig is uit enig misdrijf en dat [medeverdachte 1] dit wist. Uit de verklaring van veroordeelde leidt de rechtbank af dat veroordeelde bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig was. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat de overdracht van dit contante geldbedrag heeft plaatsgevonden, kort nadat veroordeelde in oktober 2012 een contant geldbedrag van € 150.000,00 van [medeverdachte 1] had ontvangen en hij dit had witgewassen door [medeverdachte 1] een schijnlening te verstrekken. De rechtbank verwijst in dit kader naar hetgeen zij in het vonnis in de strafzaak heeft overwogen ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde en de bewijsmiddelen die zij in dat kader in dat vonnis heeft opgenomen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van het wettige bewijsmiddel is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van het witwassen van het contante geldbedrag van € 25.000,00 in verband met de Maserati. Uit de verklaring van veroordeelde leidt de rechtbank af dat dit gehele bedrag veroordeelde tot voordeel heeft gestrekt.
De rechtbank acht niet voldoende aannemelijk dat veroordeeldes voordeel in verband met de Maserati € 48.471,00 heeft bedragen, zoals de officier van justitie heeft gesteld. De rechtbank is van oordeel dat er aanwijzingen zijn dat [medeverdachte 1] de Maserati van veroordeelde heeft gekocht en niet slechts heeft gehuurd zoals veroordeelde heeft verklaard. Zij is echter van oordeel dat dit onvoldoende aannemelijk is geworden. De officier van justitie heeft de conclusie dat [medeverdachte 1] de Maserati van veroordeelde heeft verkocht en het bedrag dat [medeverdachte 1] daarvoor heeft betaald met name gebaseerd op de verklaringen van [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] heeft hierover verklaard dat hij van [medeverdachte 1] heeft gehoord dat de Maserati nieuw € 300.000,00 kostte en dat "hij hem vermoedelijk wel kon oppakken" voor € 250.000,00 à € 260.000,00, geïmporteerd uit Duitsland. Ook heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij van [medeverdachte 1] heeft gehoord dat deze het aankoopbedrag van de Maserati, "zo uit mijn hoofd is dat € 180.000,00", aan veroordeelde heeft betaald. De rechtbank constateert dat de in deze verklaringen genoemde bedragen sterk van elkaar verschillen. Daarbij komt dat uit de eerste verklaring niet blijkt dat [medeverdachte 1] de Maserati daadwerkelijk heeft gekocht en dat uit de tweede verklaring blijkt dat [medeverdachte 2] niet geheel zeker is van zijn zaak. Ook uit de door [medeverdachte 1] in een afgeluisterd gesprek gemaakte opmerking dat de Maserati is weggegaan voor € 140.000,00, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat [medeverdachte 1] de Maserati van veroordeelde heeft gekocht. [medeverdachte 1] heeft immers niet gezegd dat hij een bedrag van € 140.000,00 voor de Maserati heeft ontvangen.
Audi A6
In de strafzaak zijn geen strafbare feiten ten laste gelegd en dus ook niet bewezen verklaard die verband houden met de Audi A6 en veroordeelde is daarvoor ook overigens niet veroordeeld. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, kan in zo'n geval wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontnomen, indien dit voordeel is verkregen door middel van of uit de baten van andere dan de bewezenverklaarde strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende aanwijzingen zijn dat veroordeelde zich in het kader van de verkoop van de Audi A6 schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Daartoe overweegt de rechtbank dat veroordeelde ter terechtzitting heeft verklaard dat hij in het kader van deze verkoop van [medeverdachte 1] een contant geldbedrag van € 10.000,00 heeft ontvangen dat hij niet in zijn administratie heeft opgenomen, dat [medeverdachte 1] dit bedrag niet kon verantwoorden en dat hij wist dat dit niet mocht. [5] Bij de politie heeft veroordeelde verklaard dat daarnaast in het kader van de betaling van de Audi A6 door [medeverdachte 1] een ander contant geldbedrag van € 25.000,00 is betaald en een Audi A4 ter waarde van € 45.000,00 is ingeruild. [6] De inruil van de Audi A4 heeft plaatsgevonden in februari 2013. [7] De rechtbank is van oordeel dat er voldoende aanwijzingen zijn dat deze Audi A4 en deze contante geldbedragen afkomstig zijn van enig misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat [medeverdachte 1] ten tijde van de aankoop van de Audi A6 in februari 2013 kon beschikken over een Audi A4 met een inruilwaarde van € 45.000,00 en contante geldbedragen van in totaal € 35.000,00, terwijl hij en zijn partner in de jaren daarvoor slechts een gering legaal inkomen hadden en zij op dat moment geen bekend (legaal) vermogen hadden, het vermoeden rechtvaardigt dat deze Audi A4 en deze geldbedragen - middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf afkomstig zijn. Een andere manier om een auto met een dergelijke waarde aan te schaffen en een dergelijke hoeveelheid contact geld te genereren, laat zich - onder die omstandigheden - immers moeilijk voorstellen. Onder deze omstandigheden mocht van [medeverdachte 1] en veroordeelde worden gevergd dat zij een concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring gaven, die het vermoeden dat sprake is van een criminele herkomst, kon weerleggen. Een dergelijke verklaring hebben zij niet gegeven. Daarom is er naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie mogelijk dan dat het contante geld dat [medeverdachte 1] in het kader van de verkoop van de Audi A6 aan veroordeelde heeft gegeven en de Audi A4 die [medeverdachte 1] daarbij heeft ingeruild - middellijk of onmiddellijk - afkomstig zijn uit enig misdrijf en dat [medeverdachte 1] dit wist. Uit de verklaring van veroordeelde leidt de rechtbank af dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de Audi A4 en de contante geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat de overdracht van dit contante geldbedrag heeft plaatsgevonden, kort nadat veroordeelde een contant geldbedrag van € 150.000,00 had witgewassen door [medeverdachte 1] een schijnlening te verstrekken en kort nadat veroordeelde een contant geldbedrag van € 10.000,00 had witgewassen in verband met de Maserati.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van het wettige bewijsmiddel is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van het witwassen van het contante geldbedrag van € 10.000,00 in het kader van de verkoop van de Audi A6. Uit de verklaring van veroordeelde leidt de rechtbank af dat dit gehele bedrag veroordeelde tot voordeel heeft gestrekt.
De rechtbank acht niet voldoende aannemelijk dat veroordeeldes voordeel in het kader van de verkoop van de Audi A6 € 17.500,00 heeft bedragen, zoals de officier van justitie heeft gesteld. De enkele opmerking van [medeverdachte 1] in een afgeluisterd gesprek dat de auto hem een ton heeft gekost, acht de rechtbank in dit kader onvoldoende.
Concluderende overwegingen
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde (€ 25.000,00 + € 10.000,00 =) € 35.000,00 voordeel heeft genoten.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 35.000,00.
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 35.000,00 (zegge: vijfendertigduizend euro) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze uitspraak is gegeven door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. F.J. Agema en mr. J.Y.B. Jansen, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 december 2018. Mr. Jansen en mr. Van Emst zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De ontnemingsrapportage, map 29, p. 362 ev.
2.De verklaring van veroordeelde ter terechtzitting van 21 november 2018.
3.Het proces-verbaal van verhoor van veroordeelde d.d. 29 augustus 2014, V-005-04, map 34, p. 7558.
4.Het "Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex art 36e, 3e lid, Sr
5.De verklaring van veroordeelde ter terechtzitting van 21 november 2018.
6.Het proces-verbaal van verhoor van veroordeelde d.d. 29 augustus 2014, V-005-04A, map 34, p. 7563.
7.Het inkoopattest van [bedrijf 1] d.d. 18 februari 2013 betreffende een Audi A4, O-01-05-07-003, map 8, p. 3557.