ECLI:NL:RBNNE:2018:4916

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
18/930038-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel en veroordeling voor mensensmokkel in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de exploitatie van twee dames in de prostitutie

Op 4 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mensenhandel en mensensmokkel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van mensenhandel, omdat niet bewezen kon worden dat de vermeende slachtoffers, twee Nigeriaanse zusjes, ten tijde van de feiten minderjarig waren. De rechtbank oordeelde dat de identiteit en leeftijd van de slachtoffers niet met voldoende zekerheid konden worden vastgesteld, ondanks dat er twijfels bestonden over de echtheid van hun paspoorten. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor mensensmokkel, omdat zij samen met een medeverdachte de dames had ondergebracht in een seksclub, terwijl zij ernstige redenen had te vermoeden dat zij niet beschikten over een geldige verblijfstitel. De rechtbank overwoog dat de verdachte, als bardame in de club, een verzwaarde onderzoeksplicht had om de verblijfsstatus van nieuwe prostituees te verifiëren. De verdachte had de dames ondergebracht in de club met het oog op het verrichten van prostitutiewerkzaamheden, terwijl zij wist dat er twijfels bestonden over hun leeftijd en verblijfsstatus. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 90 dagen op, waarvan 73 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/930038-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 december 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 november 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 2 februari 2016 tot en met 4 februari 2016 te [plaats], gemeente Aa en Hunze, en/of Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen, (een) ander(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europse Unie, IJsland, Noorwegen of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of haar/hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben verdachte en/of haar medeverdachte
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opgehaald van het station in Assen en/of ondergebracht in [naam club 1] alwaar zij zou(den) gaan werken in de prostitutie en/of
-het paspoort van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gecontroleerd waaruit zou blijken dat zij 31 jaar oud was/waren terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in werkelijkheid 16 jaar oud was/waren en/of getwijfeld aan de leeftijd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de echtheid van die paspoorten en/of (vervolgens) nagelaten in te grijpen en/of actie te ondernemen en/of
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] schaars gekleed laten plaatsnemen in de club en/of laten wachten op klanten, terwijl verdachte en/of haar medeverdachte wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, en dit feit werd begaan in de uitoefening van haar beroep;
2.
zij in of omstreeks de periode van 2 februari 2016 tot en met 4 februari 2016 te [plaats], gemeente Aa en Hunze, en/of Assen, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), en/of alleen, (telkens) (een) ander(en), te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1999) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 1999),
A) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (sub 2°), en/of
B) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of haar medeverdachte wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°),
terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 1999) de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, hebbende verdachte en/of verdachtes medeverdachte
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opgehaald van het station in Assen en/of ondergebracht in [naam club 1] alwaar zij zou(den) gaan werken in de prostitutie en/of
-(daartoe) (werk)afspraken met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gemaakt en/of uitleg gegeven over de (uitbetaling van) verdiensten en/of de tarieven en/of
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] schaars gekleed laten wachten op klanten in [naam club 1].

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde gevorderd.
Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De onder 2 ten laste gelegde mensenhandel in vereniging ten aanzien van [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1]) en [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2]) kan onder meer worden bewezen op grond van de omstandigheid dat de dames in [naam club 1] in "werkkleding", wachtend op klanten, zijn aangetroffen en het de bedoeling was dat zij aldaar als prostituees aan het werk zouden gaan. Dat zij ten tijde van de feiten minderjarig waren is vast te stellen op grond van hun officiële Nigeriaanse paspoorten waarin als geboortedatum [geboortedatum] 1999 staat vermeld. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij destijds in de Griekse ambassade in Nigeria het advies zouden hebben gekregen om als geboortejaar 1999 op te geven, in plaats van 1997, wat volgens haar hun werkelijke geboortejaar is, omdat ze anders geen visum zouden krijgen. Deze verklaring is echter volstrekt onaannemelijk, omdat dit zou betekenen dat de Griekse ambassade zich met vervalsing van paspoorten zou hebben ingelaten.
Verder blijkt uit de verklaring van verdachte dat de dames erg jong op haar overkwamen en dat één van hen zich in de auto van Assen naar [plaats] versprak over hun leeftijd hetgeen door de ander werd gecorrigeerd.
De onder 1 ten laste gelegde mensensmokkel in vereniging ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kan worden bewezen op grond van de hiervoor ten aanzien van feit 2 genoemde bewijsmiddelen. Daarnaast beschikten de dames enkel over valse reisdocumenten, hetgeen verdachte bij controle van de paspoorten opgevallen had moeten zijn.
Verder kan gelet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte]) worden bewezen dat zij beide feiten in vereniging hebben gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft verdachte direct actie ondernomen op het moment dat zij aan de echtheid van de paspoorten van de dames ging twijfelen. Verdachte heeft [medeverdachte] daarvan op de hoogte gesteld en de dames hebben niet gewerkt en hebben slechts in de keuken van de seksclub verbleven.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is niet te bewijzen dat de dames ten tijde van de feiten minderjarig waren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd, dat zij zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van twee minderjarige meisjes, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voornoemd (artikel 273f, sub-onderdelen 2, 5 en 8 Sr).
Uit onderzoek naar de identiteit van de meisjes is gebleken dat zij op 24 november 2015 bij de Griekse ambassade te Abuja in Nigeria een aanvraag hebben ingediend voor een EU-visum. Daarbij hebben zij beiden een Nigeriaans paspoort overgelegd waarin als geboortedatum [geboortedatum] 1999 staat vermeld [1] . Uitgaande van deze datum zouden de dames ten tijde van de feiten de leeftijd van zestien jaar hebben gehad. [slachtoffer 2] heeft op 8 februari 2016 bij de politie echter verklaard dat zij is geboren in 1999, maar ook dat zij en haar tweelingzus 19 jaar zijn [2] . [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat haar echte leeftijd 19 jaar is. Uitgaande van de leeftijd van 19 jaar zouden zij in 1997 geboren moeten zijn. Volgens [slachtoffer 1] zouden zij destijds op de Griekse ambassade van de reisagent die hen bracht het advies hebben gekregen om als geboortejaar 1999 op te geven omdat ze anders geen visum zouden krijgen [3] . Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank deze verklaring niet volstrekt onaannemelijk. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank overigens niet gezegd dat Griekse autoriteiten in de ambassade zich met vervalsing van paspoorten zouden hebben ingelaten. De omstandigheden waaronder één en ander mogelijk heeft plaatsgevonden zijn onbekend gebleven en [slachtoffer 1] noemt in dit verband de reisagent.
Op verzoek van de verdediging heeft de rechtbank ter terechtzitting van 16 januari 2018 bepaald dat onderzoek door een deskundige dient te worden verricht naar de werkelijke leeftijd van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en dat zij als getuigen dienen te worden gehoord. Dit onderzoek en het horen heeft evenwel niet kunnen plaatsvinden omdat de dames niet traceerbaar bleken te zijn.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat thans met onvoldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ten tijde van de feiten minderjarig waren. Het verweer van de raadsman treft in zoverre doel.
Verdachte zal van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 februari 2016, opgenomen op pagina 178 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRCC16002 BELEGORN, d.d. 15 maart 2016, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op woensdag 3 februari 2016 hebben wij een controle in [naam club 1] te [plaats] uitgevoerd. Wij troffen twee dames aan die gekleed waren in een witte badjas. Deze dames overlegden een Iers paspoort en een Brits paspoort met de volgende gegevens:
- Brits paspoort: t.n.v. [naam 1] geboortedatum: [geboortedatum]-1985 te [geboorteplaats];
- Iers paspoort: t.n.v. [naam 2] geboortedatum: [geboortedatum]-1985 te [geboorteplaats].
Op het paspoort van [naam 2] is als geslacht vermeld, mannelijk [4] .
(p. 179) Wij vroegen aan bardame [naam 3] hoe de dames in de club waren gekomen. We hoorden haar zeggen, dat ze van een vroegere collega van [naam club 2] te [plaats], genaamd [naam 4], de vraag had gekregen of de dames bij [naam club 1] aan het werk konden. [naam 3]
verklaarde, dat ze de dames gisteren (2/2/15) van het station in Assen had gehaald. [naam 3] voegde er aan toe, dat ze wel twijfelde aan de leeftijd van de dames. Ze had daarop de exploitant van de club (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]) gebeld en hem meegedeeld dat ze twijfelde of deze dames wel 30/31 jaar waren.
(p. 181) Besloten werd om op donderdag 4 februari 2016 om 01.00 uur opnieuw de club in te gaan en de dames staande te houden. (..) Deze staande houding vond plaats nadat de exploitant [medeverdachte] deze beide dames vanuit de bar daar naartoe had gestuurd. Een (1) van de dames zou bij een klant in de bar hebben gezeten, aldus [medeverdachte]. Wij zagen dat de dames schaars gekleed in sexy lingerie vanuit de bar naar de keuken kwamen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 februari 2016, opgenomen op pagina 187 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Uit het resultaat van de verificatie blijkt dat [naam 1] werkelijk genaamd is,
[slachtoffer 2], geboren te [geboorteplaats].
Uit het resultaat van de verificatie blijkt dat [naam 2] werkelijk genaamd is,
[slachtoffer 1], geboren te [geboorteplaats].
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2016 2016, opgenomen op pagina 227 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] werd het volgende bericht aangetroffen, verstuurd door '[verdachte]' (de rechtbank begrijpt: verdachte):
"Jammer dat er geen klanten waren voor de nieuwe meiden. ik hoop echt dat ze blijven. kijk donderdag hun paspoort maar even na. ze lijken zo vreselijk jong, maar volgens hun paspoort zijn ze 31. Ik vroeg ze in de auto al naar hun leeftijd en [naam 2] versprak zich, wat roos corrigeerde."
De berichten worden als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
(p. 229) Bijlage
4-2-2016
22:13:02
Dit is het bericht wat ik je woensdag heb gestuurd.
Staat op je messenger
4-2-2016
22.12.25
Jammer dat er geen klanten waren voor de nieuwe meiden. ik hoop echt dat ze blijven. kijk donderdag hun paspoort maar even na. ze lijken zo vreselijk jong, maar volgens hun paspoort zijn ze 31. Ik vroeg ze in de auto al naar hun leeftijd en [naam 2] versprak zich, wat roos corrigeerde
4. De door verdachte op de terechtzitting van 20 november 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik werkte ten tijde van de feiten in [naam club 1] in [plaats], in loondienst bij [medeverdachte]. Als [medeverdachte] niet in de club aanwezig was dan regelde ik de zaken. Op 2 februari 2016 heb ik, met medeweten van [medeverdachte], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ondergebracht in de club, waar zij als prostituees zouden gaan werken. Ze zaten de eerste avond al in de club en waren klaar om aan het werk te gaan. Daar waren ze ook op gekleed. Ze hebben niet gewerkt omdat er geen klanten waren.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2016, opgenomen op pagina 137 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte]:
(p. 140) V: Hoe komen nieuwe vrouwen bij jullie binnen?
A: Ik noem het een netwerk. Via internet is het heel veel zoeken en in de loop van de jaren ken ik ook een heleboel dames. Ik ga ook wel bellen met dames die ik ken.
(p. 145) V: Wat heeft [naam 4] precies aan jou verteld of gevraagd?
A: of we plek hadden voor 2 dames. [naam 4] vertelde aan mij dat ze ouder zijn dan 18 jaar.
(p. 146) V: Op de dag van de controle door onze collega's, vorige week woensdag 3 februari 2016, waren er ook twee Afrikaanse vrouwen in de club.
V: waren de vrouwen er om te werken?
A: dat was de bedoeling. Ze hadden nog niet gewerkt de eerste avond omdat er geen klanten waren.
V: Ze waren dus in principe wel klaar voor het werk, ze waren ook gekleed op het werk
A: ja dat klopt.
(p. 147) V: Hoe ging het na aankomst in de club?
A: Hoe ging het na aankomst in de club? Ik ben met de meiden in de keuken gaan zitten, we hebben een kop koffie gedronken. Ik heb uitgelegd wat de verdiensten zijn, en dat op een papiertje geschreven voor ze, de tarieven voor de drank en de kamer. Ik heb berichtje, sms of whats app naar [medeverdachte] gestuurd en ik vertelde dat het leuke meiden waren. Ik heb bij [medeverdachte] aangegeven dat ze wel jonger lijken dat ze op het paspoort hebben staan.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 februari 2016, opgenomen op pagina 149 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte]:
(p. 151) V: Hoe is het verder gegaan na aankomst in de club?
A: We hebben koffie en thee gedronken in de club. Ik heb de paspoorten bekeken. Ik heb uitgelegd de verdiensten en de tijden die ze verder zelf kunnen invullen. De meiden zijn toen naar boven gegaan, naar het privégedeelte. Hier hebben ze een kamer uitgezocht.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2016, opgenomen op pagina 96 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte]:
(p. 99) V: Jij bent de exploitant, [naam 3] is de beheerster. Wat zijn de gemaakte werkafspraken?
A: Als ik er niet ben dan neemt [naam 3] voor mij waar. Als er nieuwe dames komen dan moet [naam 3] de paspoorten controleren.
(p. 102) V: Hoe is de verdeling van de verdiensten (de rechtbank begrijpt: de verdiensten van de prostituees) in de club?
A: Half/half en dan nog de btw.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Aan verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat zij - samen met een ander - [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voornoemd, uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het verschaffen van wederrechtelijk verblijf in Nederland en het feit heeft begaan in de uitoefening van haar beroep.
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast, hetgeen niet door de verdediging is bestreden, dat het verblijf in Nederland voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk was, nu zij niet over geldige verblijfsdocumenten beschikten.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte, hetgeen zij ook heeft erkend, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 2 februari 2016 heeft ondergebracht in [naam club 1] in [plaats], alwaar de dames als prostituee zouden gaan werken. Verdachte heeft hun paspoorten bekeken, uitleg gegeven over de gang van zaken en de dames hebben een kamer uitgezocht in het privégedeelte. De avond van 2 februari 2016 hebben de dames niet gewerkt omdat er geen klanten waren. Tijdens een bestuurlijke controle in de avond van 3 februari 2016 zijn de dames gekleed in witte badjassen in de club aangetroffen terwijl zij op klanten zaten te wachten. Zij waren klaar om te werken en daar ook op gekleed. In de nacht van 3 op 4 februari 2016 is de politie opnieuw naar de club gegaan om de dames staande te houden. Zij kwamen toen schaars gekleed in lingerie uit de bar. Eén van hen had aan de bar met een klant zitten praten, zo werd verbalisanten door [medeverdachte] op dat moment meegedeeld. Op 2 februari 2016 hebben de dames niet gewerkt omdat er geen klanten waren, zo blijkt uit het bericht dat verdachte op 3 februari 2016 aan [medeverdachte] stuurde en de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Verdachte en [medeverdachte] hebben beiden verklaard dat de dames toen de politie kwam op 3 februari 2016 klaar waren om aan het werk te gaan. [medeverdachte] had hun paspoorten op dat moment nog niet gecontroleerd. De enige reden dat zij op 3 februari 2016 nog niet daadwerkelijk hadden gewerkt was dat er nog geen klanten waren geweest.
Volgens de valse paspoorten waarmee de dames zich na aankomst in de club tegenover verdachte hebben geïdentificeerd, zouden zij ten tijde van de feiten dertig jaar zijn geweest.
Desondanks heeft verdachte verklaard dat zij niet wist en ook niet behoefde te weten dat de dames illegaal in Nederland verbleven. Op grond van hun paspoorten verkeerde verdachte in de veronderstelling dat zij te maken had met twee dertigjarige, uit Europa afkomstige, dames. Verdachte heeft daarbij niet opgemerkt dat in het paspoort van één van de dames als geslacht "mannelijk" stond vermeld, zo heeft zij ter terechtzitting verklaard.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat zij gelijk al aan de leeftijd van de dames twijfelde. Uit genoemde verklaring van verdachte - in samenhang bezien met het feit dat [naam 4] verdachte had verteld dat de twee dames achttien-plus waren - leidt de rechtbank af dat verdachte kennelijk zelfs betwijfelde of zij meerderjarig waren. Verdachte heeft na aankomst in de club de paspoorten gecontroleerd en ook dat leidde kennelijk tot twijfels over de leeftijd. Verdachte heeft [medeverdachte] van haar twijfels over de leeftijd op de hoogte gesteld, Bij de politie heeft zij op 17 februari 2016 verklaard dat ze een berichtje heeft gestuurd naar [medeverdachte] en daarin heeft aangegeven dat ze jonger leken dan in het paspoort stond. Kennelijk gaat dit om het bericht waarin zij heeft aangegeven dat ze zo vreselijk jong waren maar dat ze volgens de paspoorten 31 jaar zouden zijn. In dit bericht heeft verdachte [medeverdachte] tevens gemeld dat "[naam 2]" (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) zich in de auto over hun leeftijd versprak en dat "[naam 1]" (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]) dit corrigeerde. De rechtbank leidt uit deze verklaringen en voornoemd bericht af dat verdachte ernstige twijfels had aan de juistheid van de in de paspoorten aangegeven geboortedata en dus kennelijk ook twijfelde aan de authenticiteit van het paspoort.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte op zijn minst ernstige redenen had te vermoeden dat het verblijf van de dames in Nederland wederrechtelijk was.
De rechtbank overweegt dat verdachte werkzaam was als bardame in een seksclub en tevens als zaakwaarnemer fungeerde als de exploitant van de seksclub, [medeverdachte], niet in de zaak aanwezig was. Tevens hield verdachte zich namens exploitant de club bezig met het aanwerven van nieuwe prostituees. De rechtbank is van oordeel dat zowel op verdachte als op [medeverdachte], vanuit hun werkveld een verzwaarde onderzoeksplicht rustte om zich te vergewissen van de verblijfsstatus van nieuwe prostituees.
Een dergelijk onderzoek dient in ieder geval een gedegen controle van het paspoort in te houden. Dit geldt in het bijzonder indien, zoals in deze zaak het geval was, bij aanvang van het contact met nieuwe dames al aan de in het paspoort vermelde leeftijd wordt getwijfeld en het twee jonge, niet-Nederlands sprekende dames betreft. Verdachte heeft weliswaar aangegeven dat [medeverdachte] de paspoorten nog zou controleren. De rechtbank stelt echter vast dat verdachte, terwijl die controle nog niet had plaatsgevonden en zij zelf ernstige twijfel had over de in de paspoorten van de dames vermelde geboortedata, de dames heeft ondergebracht in de club met het oog op het verrichten van prostitutiewerkzaamheden in die club. Verdachte heeft de dames onderdak geboden en hen schaars gekleed in de club laten plaatsnemen, wachtend op klanten.
Winstbejag en gepleegd in de uitoefening van haar beroep
Ten aanzien van het bestanddeel winstbejag overweegt de rechtbank als volgt.
Blijkens de wetsgeschiedenis is 'winst' iedere stoffelijke verrijking die zou kunnen intreden ten gevolge van het begaan van het verboden feit, daargelaten of deze verrijking om te zetten is in bepaalde valuta of economische eenheden. Bovendien gaat het bij winstbejag om een gerichtheid op verrijking. De verrijking behoeft niet daadwerkelijk te zijn ingetreden; voldoende is dat blijkt dat de dader op de hier bedoelde verrijking uit was.
De rechtbank overweegt dat het de bedoeling was dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als prostituees zouden gaan werken in de seksclub waar verdachte in loondienst was. Uit de verklaring van [medeverdachte] leidt de rechtbank af dat de inkomsten van de prostituees voor de helft naar de club gingen. Aangenomen kan daarom worden dat dit ook ten aanzien van de toekomstige inkomsten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zou gaan gelden. Nu het salaris van verdachte wordt betaald uit de inkomsten van de seksclub is het genereren van winst ook in haar belang. Gelet hierop kan worden bewezen dat verdachte de feiten uit winstbejag heeft begaan.
Tevens acht de rechtbank te bewijzen dat verdachte de feiten in de uitoefening van haar beroep heeft gepleegd.
In vereniging met een ander
Tussen verdachte en [medeverdachte] was sprake van een bewuste en nauwe samenwerking bij de exploitatie van [naam club 1]. Verdachte hield zich bezig met het werven van nieuwe prostituees voor de club. Bij afwezigheid van [medeverdachte] trad verdachte op als zaakwaarneemster en was zij de eerstverantwoordelijke voor de dames. Verdachte controleerde dan hun papieren en gaf hen uitleg over het werk.
Ook ten aanzien van het onderbrengen in de club van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bestond naar het oordeel van de rechtbank deze bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte]. Verdachte heeft hen met medeweten van [medeverdachte] opgehaald van het station in Assen en ondergebracht in de club van [medeverdachte]. Voorts zijn de dames onder verantwoordelijkheid en met medeweten van verdachte en [medeverdachte], in de club aangetroffen, klaar om als prostituees aan het werk te gaan, terwijl verdachte en [medeverdachte] beiden wisten dat er gerede twijfel over de leeftijd van de dames - en bijgevolg de echtheid van hun paspoorten - bestond.
De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat verdachte en [medeverdachte] de feiten in vereniging hebben gepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 2 februari 2016 tot en met 4 februari 2016 te [plaats], gemeente Aa en Hunze, tezamen en in vereniging met een ander, anderen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, immers hebben verdachte en haar medeverdachte
-die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ondergebracht in [naam club 1] alwaar zij zouden gaan werken in de prostitutie en
-die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] schaars gekleed laten plaatsnemen in de club en laten wachten op klanten, terwijl verdachte en haar medeverdachte ernstige redenen hadden te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, en dit feit werd begaan in de uitoefening van haar beroep.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. In de uitoefening van zijn beroep, tezamen en in vereniging met een ander, een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, of hem daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot:
- een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis;
- een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft in zijn strafeis rekening gehouden met het feit dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder meer gelet op overschrijding van de redelijke termijn, primair gepleit voor afdoening van de zaak met toepassing van artikel 9a Sr en subsidiair met oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het over haar opgemaakte reclasseringsrapport en het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander, ten aanzien van twee dames, schuldig gemaakt aan het plegen van mensensmokkel uit winstbejag in de uitoefening van haar beroep. Zij heeft de dames terwijl zij ernstige reden had te vermoeden dat zij niet beschikten over een geldige verblijfstitel ondergebracht in de seksclub waar zij als bardame werkzaam was, en waar de dames als prostituees aan het werk zouden gaan. Verdachte heeft daarmee het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in Nederland doorkruist.
De rechtbank acht voor deze feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel gerechtvaardigd.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verder stelt de rechtbank vast dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank acht gelet daarop en op de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, het thans niet passend om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de duur van het voorarrest op te leggen. Daarnaast dient een voorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd.
De rechtbank ziet geen reden om aan verdachte daarnaast nog een taakstraf op te leggen, als gevorderd door de officier van justitie, die zijn strafeis heeft gebaseerd op een ruimere bewezenverklaring.
Afdoening van de zaak met toepassing van artikel 9a Sr, als bepleit door de raadsman, doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 73 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 december 2018.
Mr. J.V. Nolta en W. Brandsma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 187 e.v..
2.Verklaring [slachtoffer 2], pagina 199 e.v..
3.Verklaring van [slachtoffer 1], p. 259.
4.Zaaksproces-verbaal [slachtoffer 1], p. 40.