ECLI:NL:RBNNE:2018:4855

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
30 november 2018
Zaaknummer
LEE 18/1464
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandeling stelling bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen de buiten behandeling stelling van een bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet (PW). Eiseres had op 8 januari 2018 een aanvraag ingediend, maar deze werd door het dagelijks bestuur van ISD Noordenkwartier op 19 februari 2018 buiten behandeling gesteld. De reden hiervoor was dat eiseres niet binnen de gestelde hersteltermijn de benodigde documenten had ingediend om haar recht op bijstand vast te stellen. Het bestreden besluit, dat het bezwaar van eiseres ongegrond verklaarde, werd op 24 april 2018 genomen.

Tijdens de zitting op 12 oktober 2018 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres erkende dat informatie over haar voormalige echtelijke woning relevant was voor de beoordeling van haar aanvraag, maar stelde dat zij geen eigenaresse was. De rechtbank oordeelde dat verweerder de aanvraag terecht buiten behandeling had gesteld, omdat eiseres niet tijdig de gevraagde informatie had verstrekt. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat eiseres redelijkerwijs niet in staat was om de benodigde gegevens binnen de gestelde termijn aan te leveren.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 18/1464

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2018 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. B. van Dijk),
en
het dagelijks bestuur van ISD Noordenkwartier, verweerder
(gemachtigde: N.A.J. Schuiten).

Procesverloop

Bij besluit van 19 februari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet (PW) van eiseres buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 24 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres heeft op 8 januari 2018 een aanvraag voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ingediend.
1.2.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat eiseres niet binnen de gegeven hersteltermijn alle benodigde stukken heeft ingediend die nodig zijn om het recht op bijstand vast te stellen. Stukken waaruit blijkt waarvan eiseres heeft geleefd in de periode vanaf 1 augustus 2017, stukken over de leefsituatie van eiseres en stukken die zien op de voormalige echtelijke woning van eiseres, heeft verweerder niet van eiseres ontvangen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit tot buiten behandeling stelling van de aanvraag gehandhaafd, onder verwijzing naar en overneming van het advies van de commissie bezwaarschriften van de ISD Noordenkwartier (commissie). De commissie heeft geconcludeerd dat verweerder de aanvraag niet kon beoordelen zonder de door hem gevraagde gegevens. Voorts heeft het eiseres volgens de commissie duidelijk moeten zijn wat de gevolgen zouden zijn van het niet tijdig overleggen van deze gegevens. Daarnaast is volgens de commissie niet komen vast te staan dat eiseres redelijkerwijs niet in staat zou zijn geweest de gevraagde informatie binnen de gestelde termijn te verstrekken.
3. Eiseres voert in beroep het volgende aan. Zij erkent dat de informatie over de voormalige echtelijke woning relevant is voor het vaststellen van het recht op bijstand, maar zij stelt dat zij terecht heeft gesteld dat zij geen eigenaresse is en dat dit in bezwaar door haar is bevestigd. Verder heeft de gemachtigde van verweerder tijdens de hoorzitting gezegd dat met de informatie van het kadaster alle gegevens gegeven zijn, maar dat het stuk te laat was, terwijl zij anderzijds ook heeft gezegd het niet gerechtvaardigd te vinden dat eiseres een nieuwe aanvraag zou moeten indienen. Voorts wijst eiseres erop dat zij al eerder bijstand van verweerder heeft ontvangen en dat er toen geen punt is gemaakt van de voormalige echtelijke woning. Gelet op het voorgaande vindt eiseres dat verweerder haar aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de onder 2 weergegeven motivering, de aanvraag buiten behandeling heeft kunnen stellen. De omstandigheid dat eiseres kort voor de hoorzitting in bezwaar bewijs heeft geleverd dat de voormalige echtelijke woning niet meer van haar is, maakt dit niet anders. Ten tijde van het primaire besluit was dit bewijs immers nog niet voorhanden. Zoals verweerder heeft toegelicht hebben de door eiseres zelf ingediende stukken bij verweerder vragen opgeroepen over de eigendom van de voormalige echtelijke woning. De enkele stelling ten tijde van de besluitvorming dat zij geen eigenaar van de woning was, heeft verweerder onvoldoende kunnen achten. Voorts heeft verweerder bij zijn standpunt kunnen betrekken dat niet is gebleken dat eiseres de gevraagde informatie niet tijdig had kunnen verstrekken. Ten slotte overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet is gebleken dat de gemachtigde van verweerder tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft gezegd dat verweerder terugkomt op de buiten behandeling stelling van de onderhavige aanvraag en deze alsnog inhoudelijk zal behandelen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.