ECLI:NL:RBNNE:2018:4839

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
18/730127-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op tabakszaak met geweld en ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte

Op 29 november 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een overval op een tabakszaak in Leeuwarden. De verdachte, die op 17 mei 2018 de tabakszaak binnenkwam met een op een wapen gelijkend voorwerp, richtte dit op de 79-jarige eigenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet toerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, op basis van rapporten van een psycholoog en psychiater die een borderlinepersoonlijkheidsstoornis en een verstandelijke beperking bij de verdachte constateerden. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.

De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte gevaarlijk was voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Daarom werd er een gedwongen plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar opgelegd. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de samenleving, en de recidiverisico's van de verdachte. De rechtbank heeft de conclusies van de deskundigen overgenomen en de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk geacht, ondanks het ontbreken van een directe plaatsing in een kliniek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730127-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 november 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen en gedetineerd te P.I. Leeuwarden, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 november 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr P. Bollema, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
primair
hij op 17 mei 2018 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in/uit een (winkel)pand, gelegen aan de [straatnaam], aldaar, een aantal doosjes sigaren (merk/type Agio/Meharis en/of Neos/Mini), althans rookwaar, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander of anderen toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat verdachte
- terwijl zijn gezicht was bedekt met een sjaal, voornoemd (winkel)pand (snel) is binnengegaan en/of (vervolgens)
- ( direct) op die [slachtoffer], die zich achter de toonbank in dat (winkel)pand bevond, is afgelopen en/of (vervolgens)
- ( op zeer korte afstand van die [slachtoffer]) een taser, althans een voorwerp, op die [slachtoffer] gericht en/of gericht gehouden, althans zichtbaar voor die [slachtoffer] bij zich gehad, waardoor die [slachtoffer] zich genoodzaakt voelde meer afstand van hem, verdachte, te nemen;
subsidiair
hij op of omstreeks 17 mei 2018 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, (een) goed(eren), te weten een aantal doosjes sigaren ( (onder meer) merk/type Meharis Gold en/of Neos/Mini ), heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijze had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 17 mei 2018 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk een of meer doosje(s) sigaren (onder meer merk/type Meharis Gold en/of Neos/Mini), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gevonden voorwerp, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Primair heeft de raadsman aangevoerd dat de overtuiging ontbreekt, hoewel er voldoende wettig bewijs is voor het primaire feit. De door [slachtoffer] en [getuige] gegeven signalementen komen niet overeen met verdachte; verdachte heeft immers geen lange jas en deze lange jas is ook niet aangetroffen, de beschrijving van het haar komt niet overeen met het haar van verdachte noch met zijn pruik, en verdachte is niet langer maar korter dan [getuige].
Subsidiair heeft de raadsman aangegeven dat uit de deskundigenrapporten blijkt dat verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het feit en dat verdachte daarom niet wist wat er gebeurde. Op grond hiervan kan het oogmerk dan wel het opzet op de feiten niet bewezen worden.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] , die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Op 17 mei 2018 was [slachtoffer] in zijn tabakszaak, genaamd [benadeelde partij], gevestigd aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Tussen 10:50 uur en 10:55 uur zag hij dat een man de tabakszaak binnen kwam. De man droeg een donkergekleurde jas en het gezicht van de man was bedekt met een sjaal. De man liep direct op [slachtoffer] af, die zich op dat moment achter de toonbank bevond. De afstand tussen de man en [slachtoffer] was op dat moment ongeveer één meter. Hij zag dat de man een zwart/grijs kleurig voorwerp in zijn hand had en in zijn richting hield. Hierdoor deinsde [slachtoffer] achteruit en vergrootte hiermee de afstand tussen hem en de man. De man pakte vervolgens meerdere pakjes sigaren van het merk/type Agio Mehari’s en verliet de tabakszaak. [slachtoffer] zag dat de man over de Vijzelstraat liep en in de richting van de Noorderweg wegrende. [2]
Rond 11:20 uur spraken verbalisanten van de afdeling Toezicht en Handhaving met verdachte in het Rengerspark te Leeuwarden. Dit was in de nabijheid van het Indië-oorlogsmonument. Verdachte droeg op dat moment een zwartgekleurde harige sjaal.
Enige tijd later werd verdachte staande gehouden door de politie. Verdachte droeg op dat moment de genoemde sjaal niet meer. Een getuige in het park wees de genoemde verbalisanten van de afdeling Toezicht en Handhaving de plek aan waar verdachte zojuist uit de bosjes was gekomen. [3]
De politieagenten die verdachte staande hielden, zagen dat verdachte een doosje sigaren van het merk Mehari's Gold bij zich had. Het zegel van dit doosje was nog intact.
Eén van de politieagenten is vervolgens de bosjes ingelopen die de getuige had aangewezen als de plek vanwaar verdachte gekomen was. Hier werd een zwartgekleurde sjaal aangetroffen. [4]
Bij een nadere zoekslag zijn op de route vanaf de tabakszaak naar het Rengerspark verschillende goederen gevonden. In de bosjes ter hoogte van de Noorderbrug is onder meer een zwarte jas aangetroffen. [5] Op de jas is aan de binnenzijde van de kraag en op de binnenzijde van de manchetten DNA van verdachte aangetroffen. [6]
In de nabijheid van het Indië-monument is een tas gevonden met daarin onder meer een op een vuurwapen lijkend voorwerp. Dit bleek later de onderkant van een handkruisboog te zijn. Tevens lagen er in de tas verschillende sigarendoosjes. [7] Het ging om sigarendoosjes van het merk/type Agio Mehari’s. [8] Bij de tas werd ook een pruik aangetroffen. [9] Deze pruik is van verdachte. [10]
Overweging
Verdachte heeft ter terechtzitting stellig ontkend dat hij de persoon is die [slachtoffer] heeft beschreven en dat hij de dader is van de diefstal met bedreiging met geweld.
De rechtbank stelt op grond van de genoemde bewijsmiddelen echter vast dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] heeft beroofd. Immers:
- bevond verdachte zich korte tijd na de diefstal op korte afstand van de tabakszaak, namelijk in het Rengerspark;
- is een jas met zijn DNA aangetroffen op de route van tabakszaak naar Rengerspark;
- is gezien dat verdachte in het Rengerspark een zwarte sjaal droeg die overeenkwam met de door aangever beschreven sjaal;
- is deze sjaal in de bosjes aangetroffen waar verdachte uit kwam lopen;
- had verdachte bij staandehouding een intact doosje met sigaren van het merk en type Mehari's Gold bij zich;
- is op de plek waar verdachte eerder is gezien bij het Indië-monument een tas aangetroffen met een pruik van verdachte en sigaren van het merk Agio Mehari’s, hetzelfde merk en type sigaren dat kort daarvoor was gestolen bij de tabakszaak.
Hieruit blijkt dat verdachte goederen heeft geprobeerd te verstoppen die gestolen waren in de tabakszaak en kleding die hem linkte aan deze diefstal.
Ten aanzien van het oogmerk, de zwaarste vorm van opzet, overweegt de rechtbank het volgende.
De psychiater en psycholoog hebben geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit niet in vrijheid over zijn wil kon beschikken en volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Dit staat echter niet in de weg aan een bewezenverklaring van opzet. Een geestelijke stoornis staat slechts dan aan een bewezenverklaring van opzet in de weg indien bij verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken. Daarvan is slechts bij hoge uitzondering sprake. Noch de over verdachte opgestelde rapportage, noch het onderzoek ter terechtzitting doen vermoeden dat die uitzonderingssituatie zich hier voordeed. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich wel degelijk bewust was van de betekenis van zijn handelingen en inzicht had in de draagwijdte daarvan. Dit blijkt onder meer daaruit dat verdachte zich voorzien had van een voorwerp dat geschikt is voor afdreiging, dat hij zijn gezicht grotendeels had bedekt om herkenning te voorkomen en dat hij na de diefstal welbewust heeft getracht spullen te verstoppen die afkomstig waren van de diefstal en die hem met die diefstal in verband konden brengen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 17 mei 2018 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, uit een winkelpand, gelegen aan de [straatnaam] aldaar, een aantal doosjes sigaren, merk/type Agio Mehari’s, toebehorende aan [benadeelde partij], heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- terwijl zijn gezicht was bedekt met een sjaal, voornoemd winkelpand snel is binnengegaan en vervolgens
- direct op die [slachtoffer], die zich achter de toonbank in dat winkelpand bevond, is afgelopen en vervolgens
- op zeer korte afstand van die [slachtoffer] een voorwerp op die [slachtoffer] heeft gericht, waardoor die [slachtoffer] zich genoodzaakt voelde meer afstand van hem, verdachte, te nemen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de raadsman hebben beiden op grond van de deskundigenrapporten geconcludeerd dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het ten laste gelegde feit en dat verdachte daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt met betrekking tot de toerekenbaarheid het volgende.
Verdachte is door een psycholoog en een psychiater onderzocht. Beide deskundigen hebben geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een borderlinepersoonlijkheidsstoornis, een verstandelijke beperking en problemen met betrekking tot middelengebruik. Verdachte is onder invloed van een ophoping van stressfactoren psychisch afgegleden en op 17 mei 2018 psychisch gedecompenseerd, oftewel hij was (rand-)psychotisch. Verdachte is de grip op de realiteit en op zichzelf kwijt geraakt, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot het door verdachte plegen van het feit. Beide gedragsdeskundigen hebben dan ook geadviseerd om verdachte ontoerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank neemt deze conclusies van de deskundigen over. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde en gekwalificeerde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank zal verdachte derhalve ontslaan van alle rechtsvervolging.

Motivering maatregel

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, wordt opgelegd voor de duur van één jaar.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de kans op herhaling lager is dan wordt geschat door de deskundigen. In geval van bewezenverklaring is de samenloop van de omstandigheden die hebben geleid tot het plegen van het feit zo uniek dat de kans klein is dat een dergelijke situatie zich weer voordoet. Bovendien is er geen zicht op plaatsing in een kliniek op korte termijn en zou het opleggen van de maatregel betekenen dat verdachte onnodig lang vastzit.
Oordeel rechtbank
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden maatregel in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie, het rapport van de psycholoog D. Breuker d.d. 17 september 2018 en het rapport van de psychiater drs. K.N. Broek d.d. 21 september 2018;
- de vordering van de officier van justitie en
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een tabakszaak, waarbij hij een op een wapen gelijkend voorwerp heeft gericht op de 79-jarige eigenaar. De rechtbank acht dit een ernstig feit. Voor de nietsvermoedende slachtoffers is een overval veelal traumatiserend. Zulke feiten wekken voorts angstgevoelens in de samenleving. Daar komt bij dat [slachtoffer] zijn tabakszaak door toedoen van verdachte heeft gesloten. Het plan was om de tabakszaak, die al 40 jaar bestond, twee weken na de bewuste 17 mei 2018 te sluiten. Echter, door de impact van deze overval zijn de deuren meteen en definitief dichtgegaan. Verdachte is daarmee verantwoordelijk voor een tragische afsluiting van een werkzaam leven.
Verdachte is in het verleden meermalen veroordeeld voor diefstallen en een diefstal met geweld.
Verdachte is onderzocht door een psycholoog en psychiater. Beide deskundigen hebben aangegeven dat het recidiverisico matig tot hoog is.
De psychiater heeft beschreven dat de grootste risicofactor is dat verdachte bij oplopende spanning vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis en zijn verstandelijke beperking (rand-) psychotisch kan worden. Om dergelijke ontregeling te voorkomen heeft verdachte hulp van buitenaf nodig.
De psycholoog beschrijft dat er sprake is van een lang bestaande meervoudige problematiek. Mede daardoor glijdt verdachte sociaal-maatschappelijk snel af in periodes waarin hij weinig structuur en veel stress ervaart. Hij valt dan terug in toenemend harddrugsgebruik, wat vervolgens leidt tot problemen met justitie, uitmondend in klinische opname. Beschermende factoren zijn er dan ook niet veel.
De psycholoog en psychiater menen dat, gelet op het voorgaande, een klinische opname noodzakelijk is. Zij adviseren derhalve om de maatregel van plaatsing op een gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis op te leggen.
De rechtbank neemt deze conclusies van de deskundigen over. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte gevaarlijk is voor de algemene veiligheid van personen en goederen. De rechtbank is daarom van oordeel dat een gedwongen plaatsing en behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar nodig is. Dat er thans nog geen passende kliniek voor verdachte is gevonden en dat thans nog niet bekend is wanneer verdachte in een kliniek kan worden geplaatst, maakt dit niet anders. De rechtbank legt deze maatregel dan ook op.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2018.
Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt en bevinden zich in het proces-verbaal met nummer 2018122104, gesloten op 26 juni 2018.
2.Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 mei 2018, pagina 54, 55 en 56.
3.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 mei 2018, pagina 74 en 75.
4.Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 17 mei 2018, pagina 13 en 14.
5.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 mei 2018, pagina 78.
6.Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2018.07.13.222 (aanvraag 001), d.d. 13 augustus 2018 opgemaakt door L.J.W. Grol, BASc, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige.
7.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2018, pagina 92.
8.Een proces-verbaal Afstandsverklaring d.d. 27 mei 2017, pagina 52a.
9.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2018, pagina 94.
10.De door verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting van 15 november 2018.