ECLI:NL:RBNNE:2018:4813

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2018
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
18/830241-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens verkrachting met gevangenisstraf en taakstraf, terbeschikkingstelling onder voorwaarden

Op 29 november 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1973, die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 dagen en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is de verdachte ter beschikking gesteld onder voorwaarden, die onmiddellijk uitvoerbaar zijn. De zaak kwam voort uit een incident op 18 november 2016, waarbij de verdachte het slachtoffer, een vriendin, heeft vastgepakt, geduwd en seksueel geweld heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer meerdere keren heeft gebeten en op gewelddadige wijze zijn vingers in haar vagina heeft geduwd, ondanks de verbale en non-verbale signalen van verzet van het slachtoffer. De rechtbank heeft het bewijs voor de tenlastelegging als wettig en overtuigend bewezen beschouwd, mede op basis van de verklaring van de verdachte en proces-verbaal van aangifte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor zedendelicten en de psychische problematiek die bij hem is vastgesteld. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd om de veiligheid van anderen te waarborgen en de verdachte te laten behandelen voor zijn psychische problemen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die een gevangenisstraf en taakstraf had geëist, en heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830241-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 november 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 november 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. van der Burg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 november 2016, in de gemeente Groningen,
door geweld en/of door één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of met één of meer feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen bestaande uit of mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , door één of meer van zijn vingers in haar vagina te brengen/duwen,
en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer 1] van achteren heeft vastgepakt en/of aan haar haren heeft getrokken, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, op de grond heeft geduwd en/of gegooid, en/of
- het hoofd van die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, op de grond heeft geduwd en/of gedrukt en/of gedrukt gehouden, en/of
- die [slachtoffer 1] in bedwang heeft gehouden door (gedeeltelijk) op haar te gaan liggen, en/of
- zijn hand op de mond van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden, en/of
- die [slachtoffer 1] op meerdere plaatsen in het lichaam heeft gebeten, en/of
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft getrokken en/of
- met kracht één of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd, en/of
- met kracht aan de huid nabij de vagina van die [slachtoffer 1] heeft getrokken, en/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] ,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 november 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 januari 2017, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016340990 d.d. 4 juli 2017, inhoudende de verklaring van [getuige] , namens [slachtoffer 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met [slachtoffer 1] d.d. 12 december 2016, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen kan het ten laste gelegde naar het oordeel van de rechtbank worden bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 18 november 2016 in de gemeente Groningen door geweld en door andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , door meer van zijn vingers in haar vagina te brengen/duwen,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer 1] van achteren heeft vastgepakt en aan haar haren heeft getrokken, en
- vervolgens die [slachtoffer 1] meermalen op de grond heeft geduwd, en
- het hoofd van die [slachtoffer 1] meermalen op de grond heeft gedrukt en gedrukt gehouden, en
- die [slachtoffer 1] in bedwang heeft gehouden door (gedeeltelijk) op haar te gaan liggen, en
- zijn hand op de mond van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt, en
- die [slachtoffer 1] op meerdere plaatsen in het lichaam heeft gebeten, en
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft getrokken en
- met kracht vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd, en
- met kracht aan de huid nabij de vagina van die [slachtoffer 1] heeft getrokken, en
- meermalen voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] ,
en/of aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
verkrachting.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering van straf en maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van de duur van het voorarrest en een taakstraf voor de duur van 240 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd, waarbij de voorwaarden moeten worden gesteld zoals door de reclassering geformuleerd. Het medicatiegebod dient volgens de officier van justitie geen onderdeel te zijn van de voorwaarden, gelet op de mogelijke strijd met artikel 6 EVRM. Bovendien is het gebod gelet op het soort medicatie niet noodzakelijk. De officier van justitie heeft gevorderd dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij de eis van de officier van justitie en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien de hoogte van de taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het reclasseringsrapport opgemaakt door Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) d.d. 27 september 2018, het psychiatrisch onderzoek opgemaakt door D.T. van der Werf d.d. 4 augustus 2018, het psychologisch onderzoek opgemaakt door R.A. Sterk d.d. 20 september 2017, het aanvullend psychologisch onderzoek d.d. 20 juli 2018, het reclasseringsrapport opgemaakt door Reclassering Nederland d.d. 29 januari 2018, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een vriendin, die hij sinds enkele maanden kende. Hij heeft het slachtoffer, toen zij bij hem thuis op bezoek was, meegevraagd naar zijn slaapkamer, waar hij zijn schilderijen/tekeningen aan haar wilde laten zien. Boven op de slaapkamer heeft verdachte het slachtoffer vervolgens aan haar haren getrokken en haar naar de grond geduwd, waarna hij op hardhandige wijze meerdere vingers in haar vagina heeft geduwd. Ook heeft verdachte het hoofd van het slachtoffer tegen de grond gedrukt en heeft hij haar meerdere malen gebeten. Hoewel het slachtoffer meerdere keren zowel verbaal als non-verbaal te kennen heeft gegeven dat zij dit niet wilde, is verdachte steeds doorgegaan. Het slachtoffer heeft door het gebruikte geweld verwondingen opgelopen, te weten blauwe plekken, beetafdrukken op haar lichaam en een gescheurde clitorishoed. Het slachtoffer heeft voorts een aantal weken last gehad van urineverlies, bloedverlies en pijn aan de baarmoedermond.
Met zijn handelen heeft verdachte zijn eigen seksuele verlangens voorop gesteld, zonder zich te bekommeren om de mogelijke gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer zou hebben. Verdachte heeft hiermee de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig en op een zeer grove manier aangetast.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder is veroordeeld voor een zedendelict en dat het onderhavige feit is gepleegd binnen de proeftijd van deze veroordeling.
Voorts slaat de rechtbank acht op de omstandigheid dat het feit verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, gelet op de (hierna nog verder uit te lichten) adviezen van de psycholoog en de psychiater.
Naar het oordeel van de rechtbank dient bij een dergelijk ernstig feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur het uitgangspunt te zijn. In het onderhavige geval ziet de rechtbank echter geen aanleiding een gevangenisstraf op te leggen van langere duur dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten, nu de rechtbank ook de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden zal opleggen. Een gevangenisstraf van langere duur zal de door de rechtbank noodzakelijk geachte behandeling doorkruisen. De rechtbank zal daarom - naast een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest - een taakstraf van de maximale duur opleggen, zoals geëist door de officier van justitie.
De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen.
Blijkens de psychiatrische en psychologische rapporten bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van die maatregel.
De rechtbank heeft haar oordeel gegrond op, zoals eerder vermeld, de adviezen van de gedragsdeskundigen R.A. Sterk, psycholoog, en D.T. van der Werf, psychiater en het advies van de reclassering van VNN.
Het advies van de psycholoog houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Er is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van pedofilie van het niet-exclusieve type en een parafilie NAO (hyperseksualiteit). Voorts is er sprake van een stoornis in alcoholgebruik, welke momenteel in remissie is. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig tot hoog. Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek acht de onderzoeker voortzetting van de reeds ingezette behandeling geïndiceerd.
Het advies van psychiater houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Verdachte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een (aanzienlijke) cluster-B-persoonlijkheidsstoornis (vooral borderline en met ook enige antisociale en narcistische kenmerken) met daarbinnen ook een diffuse seksuele ontwikkeling leidende tot meervoudige parafilie (inclusief eerder vastgestelde pedofilie/efebofilie, niet-selectieve type). Daarnaast is er sprake geweest van misbruik van alcohol en cannabis; beide overwegend in remissie. Indien onbehandeld zal het recidiverisico onverminderd hoog blijven. De ingezette behandeling in combinatie met ondersteuning en toezicht in zijn woon-/leefomgeving zullen voor de langere termijn het recidiverisico beduidend kunnen verkleinen. Indien verdachte de voorwaarden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel niet voldoende zou naleven of de behandeling bewust voortijdig zou verzuimen, dan resteert alleen detentie. Terbeschikkingstelling met voorwaarden borgt dan wel de noodzakelijke zorg, hetgeen vanuit gedragskundige optiek met het oog op delictpreventie dan te verkiezen is.
Het advies van de reclassering van VNN houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Sinds begin 2017 is de ambulante behandeling van verdachte in het kader van een eerdere zedenveroordeling van start gegaan bij de AFP Assen. Er is sprake van een positieve ontwikkeling binnen deze behandeling. Het feit dat verdachte sinds maart 2017 tevens begeleid woont binnen Forensisch Begeleid Wonen (FBW) is daarbij zeker ondersteunend geweest. Deze externe structuur, die geboden wordt vanuit de FBW maar ook vanuit het reclasseringstoezicht, is voor verdachte noodzakelijk. De verwachting is dat het traject van ambulante behandeling en (forensisch) begeleid wonen nog meerdere jaren zal moeten worden voortgezet om tot recidivevermindering te komen. Gelet op het matig tot hoge recidiverisico achten wij een garantie van voortzetting van de huidige delictpreventieve behandeling van essentieel belang. Binnen een voorwaardelijke straf kan dit onder druk komen te staan wanneer verdachte op enig moment niet meer mee zou werken aan het toezicht en detentie verkiest boven het huidige behandeltraject. Hoewel er op dit moment geen signalen zijn die hier op duiden, is de reclassering van mening dat gelet op het justitieel verleden, de ernst van de delicten, de eerdere hulpverleningsgeschiedenis, de complexe problematiek van verdachte en de hoge risico’s (zonder afgeronde behandeling) een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden de noodzakelijke continuïteit van het huidige behandeltraject beter waarborgt.
De rechtbank kan zich met de inhoud en de conclusies van de adviezen van de psycholoog en psychiater verenigen, voor zover deze zien op de vaststelling dat bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond en het recidiverisico, en neemt deze over. Hoewel de psycholoog en psychiater het stellen van voorwaarden binnen een voorwaardelijk strafdeel in beginsel afdoende achten om het recidiverisico te beperken, is de rechtbank van oordeel dat deze strafmodaliteit onvoldoende waarborgen biedt en dat de veiligheid van personen de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling eist, zoals door de reclassering is geadviseerd.
De rechtbank zal niet bevelen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. Wel zal de rechtbank ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen, de na te noemen voorwaarden stellen betreffende het gedrag van verdachte. De rechtbank heeft bij het formuleren van de voorwaarden gelet op het advies van de reclassering van VNN. Verdachte heeft zich bereid verklaard de voorwaarden na te leven.
Anders dan de officier van justitie en de raadsman, acht de rechtbank de voorwaarde ten aanzien van het medicatiegebod wel noodzakelijk in het kader van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De mogelijkheid van een door de reclassering te initiëren kortdurende klinische opname zal echter niet worden opgenomen in de voorwaarden, nu dit een vrijheidsbenemende interventie betreft waarvan oplegging slechts is voorbehouden aan de rechter.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 38, 38a en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 4 maanden zal worden toegepast.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
1. de veroordeelde verleent, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
2. de veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
3. de veroordeelde begeeft zich niet zonder toestemming buiten de Europese landsgrenzen van Nederland. De veroordeelde overlegt hierover vooraf met de reclassering. Het Openbaar Minister beslist;
4. de veroordeelde verleent medewerking aan het verstrekken van een actuele foto aan de reclassering ten behoeve van eventuele opsporing;
5. de veroordeelde woont bij Forensisch Beschermd Wonen (FBW) van GGZ Drenthe of een soortgelijke instelling, zolang de begeleiding en de reclassering dit nodig achten, en houdt zich aan aldaar geldende huisregels en gegeven adviezen, ook adviezen aangaande het vervolgtraject;
6. de veroordeelde neemt deel aan de ambulante behandeling, zolang dit nodig wordt geacht door de reclassering;
7. de veroordeelde neemt, indien geïndiceerd, de voorgeschreven medicatie in en werkt indien nodig mee aan controle hierop;
8. de veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering, ook aangaande de meldplichtfrequentie en eventuele huisbezoeken;
9. de veroordeelde verandert niet van woon- of verblijfplaats zonder toestemming van de reclassering;
10. de veroordeelde geeft toestemming voor informatie-uitwisseling tussen de voor het toezicht relevante betrokken partijen en personen;
11. de veroordeelde houdt zich ten aanzien van alcohol- en drugsgebruik aan de aanwijzingen van de reclassering. Vooralsnog betekent dit algehele abstinentie;
12. de veroordeelde werkt mee aan alcohol- en drugscontroles middels speeksel-, urine- en/of bloedonderzoek;
13. de veroordeelde zet zich in voor het behouden van een passende dagbesteding en verandert niet van dagbesteding zonder toestemming van de reclassering;
14. de veroordeelde is open over de ontwikkelingen op alle leefgebieden in het contact met de reclassering en de begeleidende instellingen;
15. de veroordeelde is open over zijn contacten met vrouwen. Indien geïndiceerd werkt hij mee aan systeemtherapie. Ook geeft hij toestemming voor contact met een eventueel toekomstige partner, buiten zijn aanwezigheid, indien geïndiceerd;
16. de veroordeelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] (dochter en slachtoffer in de eerste zedenzaak), zolang de reclassering dit nodig acht;
17. de veroordeelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , zolang de reclassering dit nodig acht;
18. de veroordeelde begeeft zich niet in een straal van 4 kilometer rond de [straatnaam] te Rotterdam en de stad Groningen, zolang de reclassering dit nodig acht.
Draagt de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland te Assen op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en
mr. M. Haisma, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2018.