ECLI:NL:RBNNE:2018:4736

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
18/930182-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarigen door werkgever in Assen

Op 22 november 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met drie minderjarige jongens, die als zijn ondergeschikten werkten. De feiten vonden plaats in de periode van oktober 2016 tot april 2017 in Assen. De verdachte, die als werkgever optrad, heeft de jongens met geld en drank gepaaid om hen te laten terugkomen, waardoor hij gelegenheid had om de ontuchtige handelingen te plegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de jongens op verschillende manieren heeft betast, waaronder het wrijven over de benen richting het geslachtsdeel, het slaan op de billen, en het masseren van de nek met olie. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de tenlastelegging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 90 uren. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan een van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930182-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 november 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 november 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij - als stagebegeleider/werkgever - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 oktober 2016 tot en met 28 februari 2017 te Assen, (telkens) met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijn minderjarige bediende/ondergeschikte [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 2001, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit
- het slaan/geven van tikjes op de billen en/of het geslachtsdeel/kruis van die [slachtoffer 1] en/of
- het bewegen/wrijven van/met zijn hand over een been richting het geslachtsdeel/kruis van die [slachtoffer 1] en/of
- het (met massageolie) masseren van de nek van die [slachtoffer 1] en/of
- het likken aan een oor van die [slachtoffer 1] en/of
- het wrijven over de borst van die [slachtoffer 1];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij - als stagebegeleider/werkgever - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 oktober 2016 tot en met 28 februari 2017 te Assen (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 2001, (telkens) bestaande uit
- het slaan/geven van tikjes op de billen en/of het geslachtsdeel/kruis van die [slachtoffer 1] en/of
- het bewegen/wrijven van/met zijn hand over een been richting het geslachtsdeel/kruis van die [slachtoffer 1] en/of
- het (met massageolie) masseren van de nek van die [slachtoffer 1] en/of
- het likken aan een oor van die [slachtoffer 1] en/of
- het wrijven over de borst van die [slachtoffer 1];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij - als stagebegeleider/werkgever - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 oktober 2016 tot en met 28 februari 2017 te Assen (telkens) door giften en/of beloften van geld en/of goed(eren), te weten
- het geven van (te) hoge geldbedragen als vergoeding voor verrichte werkzaamheden en/of
- het geven van alcoholhoudende drank en/of
- het geven van sigaretten en/of
- het geven van baangarantie en/of
- het beloven van meer geld de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte [slachtoffer 1], geboren
op [geboortedatum] 2001, van wie hij, verdachte, (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen een of meer ontuchtige handelingen van hem te dulden,(telkens) bestaande uit
- het slaan/geven van tikjes op de billen en/of het geslachtsdeel/kruis van die [slachtoffer 1] en/of
- het bewegen/wrijven van/met zijn hand over een been richting het geslachtsdeel/kruis van die [slachtoffer 1] en/of
- het (met massageolie) masseren van de nek van die [slachtoffer 1] en/of
- het likken aan een oor van die [slachtoffer 1] en/of
- het wrijven over de borst van die [slachtoffer 1];
2.
hij - als stagebegeleider/werkgever - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 september 2016 tot en met 31 januari 2017 te Assen, (telkens) met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit
- het bewegen/wrijven van/met zijn hand over een been richting het geslachtsdeel/kruis van die [slachtoffer 2] en/of
- het wrijven over de borst van die [slachtoffer 2] en/of
- het wrijven over de rug van die [slachtoffer 2];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij - als stagebegeleider/werkgever - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 september 2016 tot en met 31 januari 2017 te Assen (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 2002, (telkens) bestaande uit
- het bewegen/wrijven van/met zijn hand over een been richting het geslachtsdeel/kruis van die [slachtoffer 2] en/of
- het wrijven over de borst van die [slachtoffer 2] en/of
- het wrijven over de rug van die [slachtoffer 2];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij - als stagebegeleider/werkgever - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 september 2016 tot en met 31 januari 2017 te Assen (telkens) door giften en/of beloften van geld en/of goed(eren) en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding, te weten
- het geven van (te) hoge geldbedragen als vergoeding voor verrichte werkzaamheden en/of
- het geven van sigaretten en/of
- het geven van een jas en/of
- het geven van een paar schoenen en/of
- het beloven van een scooter en/of
- het beloven van een rijbewijs en/of
- het beloven van het betalen van de studie later en/of
- het beloven van meer geld de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum]
2002, van wie hij, verdachte, (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen een of meer ontuchtige handelingen van hem te dulden, (telkens) bestaande uit
- het bewegen/wrijven van/met zijn hand over een been richting het geslachtsdeel/kruis van die [slachtoffer 2] en/of
- het wrijven over de borst van die [slachtoffer 2] en/of
- het wrijven over de rug van die [slachtoffer 2];
3.
hij - als werkgever - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 19 april 2017 te Assen, met zijn minderjarige bediende of ondergeschikte [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum] 2001, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het aanraken/knijpen van/in het geslachtsdeel/kruis van die [slachtoffer 3];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij - als werkgever - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode
van 1 april 2017 tot en met 19 april 2017 te Assen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige bediende of ondergeschikte [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum] 2001, bestaande uit het aanraken/knijpen van/in het geslachtsdeel/kruis van die [slachtoffer 3]
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij - als werkgever - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 19 april 2017 te Assen door giften en/of beloften van geld en/of goed(eren) en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding, te weten
- het geven van (te) hoge geldbedragen als vergoeding voor verrichte werkzaamheden en/of
- het geven van alcoholhoudende drank en/of
- het geven van sigaretten zijn minderjarige bediende of ondergeschikte [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum] 2001, van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze
de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen van hem te dulden bestaande uit het aanraken/knijpen van/in het geslachtsdeel/kruis van die [slachtoffer 3].

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde gevorderd. De officier van justitie acht deze feiten te bewijzen op grond van de aangiftes, waarbij sprake is van een zodanig specifieke modus operandi, dat gebruik kan worden gemaakt van schakelbewijs. Verder heeft verdachte erkend dat hij de nek van [slachtoffer 1] met massageolie heeft gemasseerd en dat hij hem mogelijk ook op zijn kont heeft geslagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Aangevers trokken veel met elkaar op en hebben niet onafhankelijk van elkaar verklaard. Ze waren door verdachte ontslagen en het doen van aangifte lijkt daarop een wraakactie te zijn geweest. De verklaringen van aangevers, waaruit volgens de officier van justitie de modus operandi zou blijken, zijn onvoldoende onafhankelijk en onvoldoende betrouwbaar om als schakelbewijs te kunnen dienen. Verdachte heeft de hem verweten feiten ontkend.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1 primair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 april 2017, opgenomen op pagina 30 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017100370-9, d.d. 4 juli 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 2001:
[verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) klopte me op de schouder en zei dat ik het goed bij hem kreeg. Dat ik miljonair zou worden en dat ik er wel kon wonen en geen huur hoefde te betalen. Ik kreeg ook betaald in de stageweek en dat wist school ook niet. [verdachte] gaf me nog een tientje. [verdachte] heeft mij seksueel betast. [verdachte] is mijn oude werkgever. Ik kwam voor het eerst in contact met [verdachte] op 7 oktober 2016.
Ik kreeg vragen over de sollicitatie en kreeg een fles drank en 10 euro mee, voor niks. Ik kreeg als 15-jarige al 15 euro per uur en later 20 euro. Ik werkte eigenlijk ook niet echt. Voordat ik daar werkte rookte ik niet. Als je daar werkt krijg je het mee naar huis of [verdachte] legt het voor je klaar. Daar zit je dan als 15-jarige te drinken en te roken. Elke keer kreeg ik 20 euro, dus dat is 100 tot 120 euro in de week en als ik dan vroeg om een fles Hennesey dan kreeg ik er gewoon een fles Hennesy bij. Ik kom daar gewoon en [verdachte] probeert steeds om op mijn kont te slaan als ik voorbij loop. Een paar keer stond [verdachte] tegenover me en probeerde hij mijn geslachtsdeel aan te raken en dat is ook gelukt. Hij wreef een stukje met zijn hand over mijn geslachtsdeel, bij mijn lul. In het begin zat ik naast hem en dan legde hij zijn hand op mijn knie en dan ging zijn hand steeds hoger. Ook heeft [verdachte] zijn hand een keer aan de bovenkant van mijn shirt naar binnen gedaan en dat deed best wel zeer. Hij deed met een harde kracht zijn hand op mijn borstkas onder mijn shirt en hij wreef over mijn borst heen en dat deed pijn. En oh ja, dat vond ik heel vies, [verdachte] heeft me twee keer in mijn oor gelikt. [verdachte] heeft me ook gemasseerd, dan zei hij dat het heel droog was in mijn nek en deed hij er olie op.
[verdachte] zei ook altijd dat ik miljonair zou worden. Vooral in het begin, best wel vaak, zeker wel in totaal tussen de 10 en 15 keer heeft hij over mijn borst gewreven. Dat hij over mijn knie wreef, op mijn kont slaan en proberen naar mijn geslachtsdeel te grijpen dat heeft hij wel vaker gedaan. Ik denk wel 40 keer. Niet per onderdeel maar als je alles bij elkaar optelt wel tussen de 50 en 60 keer. Ik denk dat het slaan op mijn kont in totaal 10 keer is gebeurd. Dat hij echt naar mijn kruis greep is 4 of 5 keer gebeurd. Ik had een rekening om te sparen om in het bedrijf te kunnen komen. [verdachte] stortte daar ook geld op. Ik kwam elke week met zo’n beetje 200 euro thuis. De laatste keer dat en mij seksueel heeft aangeraakt was twee dagen voor mijn ontslag. Hij sloeg op mijn kont. Ik ben volgens mij de laatste dag van februari ontslagen. De laatste dag is 28 februari dus dan was het op 26 februari.
2. De door verdachte op de terechtzitting van 8 november 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb de nek van [slachtoffer 1] gemasseerd met massageolie.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 juni 2017, opgenomen op pagina 149 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte]:
Misschien is het één keer voorgekomen dat ik [slachtoffer 1] op zijn kont hebt geslagen als [slachtoffer 1] voorbij liep. Het klopt dat ik [slachtoffer 1] heb gemasseerd. Ik heb massageolie en heb de rug gemasseerd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met [slachtoffer 2] d.d. 25 april 2017, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd (p. 35) Ik heb gezien dat [verdachte] bij [slachtoffer 1] aan zijn borst zat.
Ten aanzien van feit 2 primair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 mei 2017, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 2002:
[verdachte] is eigenaar van de drankenhandel. Ik zocht een baantje. Ik kwam daar binnen en toen had ik een baantje.
[verdachte] heeft een hand op mijn been gelegd en een arm om me heen geslagen. Best wel vaak. Hij zegt ook: Ik kan je alles geven en als je losser komt dan kan ik je meer geven. Ik heb [verdachte] leren kennen net na de zomervakantie volgens mij, in september 2016. Ik werkte er van september tot januari. Ik werd aangenomen en kreeg een tientje mee. Voor tv kijken en niks doen tien euro verdienen. Door [verdachte] ben ik begonnen met roken. [verdachte] zei dan: Neem toch, neem toch. Per keer verschilde het wanneer het aanraken begon. Als [verdachte] mij begint aan te raken ben ik meestal al een kwartiertje, half uurtje aan het werk. Dan heb ik een cola gedronken en een sigaretje gerookt. Ik denk dat ik een maandje of twee aan het werk was toen [verdachte] mij voor de eerste keer aanraakte. Hij deed de eerste keer een hand op mijn schouder en een hand over mijn rug. Vanaf mijn nek tot ongeveer het midden van mijn rug. Daarna deed hij wel eens een hand in je nek en zei dat die nek heel vast zat. De arm om mijn schouder en het wrijven in mijn nek is vanaf de eerste keer dat het gebeurde, elke keer gebeurd als ik kwam werken. Ik werkte één keer per week. Soms werkte ik ook wel vaker dan één keer per week. Ik denk in totaal wel 30 keer, wel meer denk ik. [verdachte] zat bijvoorbeeld aan mijn been. Hij zei dan: Als ik meer van je kan genieten krijg je meer geld. Eerst begon [verdachte] een beetje over mijn rug heen. [verdachte] zat dan naast me en legde zijn hand op mijn knie en streelde mijn knie met zijn hand. Hij zat dan ook aan mijn nek. Hij ging steeds hoger. [verdachte] beloofde een scooter als ik 16 was, een rijbewijs, mijn studie later. Ik ben midden januari ontslagen. Twee weken voordat ik op uitwisseling ging, dat was de 24e januari.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 april 2017, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
Ik vond dat hij raar tegen [slachtoffer 2] deed, een hand in de nek.
Ik heb er zelfs een keer bij gezeten dat [verdachte] met zijn hand bij [slachtoffer 2] onder het shirt ging en over zijn borst wreef. [verdachte] zei tegen [slachtoffer 2]: "Als je doet wat [slachtoffer 1] doet dan krijg je 50.000 Euro. " [slachtoffer 2] zei: "Voor 50.000 mag je me hebben hoor! "[verdachte] ging met zijn hand onder de trui van [slachtoffer 2] en zat aan zijn borst ". Dat je ziet dat hij [slachtoffer 2] over de borst wrijft. Dit was volgens mij eind 2016.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 juni 2017, opgenomen op pagina 135 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte]:
[slachtoffer 2] is begin oktober 2016 gekomen of half september.
Ten aanzien van feit 3 primair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met [slachtoffer 3] d.d. 21 april 2017, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op donderdag 6 april pakt [verdachte] in één keer [slachtoffer 3] bij zijn piemel beet.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 april 2017, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum] 2002:
Ik kreeg gratis drank mee. Daarna vroeg hij, bij de derde of vierde keer, of ik daar kon
komen werken. Ik kon goed geld verdienen. Na de eerste dag vond ik het een beetje
apart omdat ik een biertje kreeg aangeboden en ik heb daar helemaal niet gewerkt. Ik
ging daar werken en toen ging ik een film kijken en een biertje drinken. Ik kreeg toen geld van hem. Ik kreeg toen "vet random" geld van hem. Op het pad greep hij mij "vet random" in het kruis. Dit is één keer gebeurd. Hij pakte mij bij mijn geslachtsdeel met zijn hand. Hij kneep. Ik kreeg elke dag salaris als ik had gewerkt. Ik heb daar wel eens twee uur gezeten en dan kreeg ik 20 euro. Ik heb daar wel eens een kwartiertje gewerkt en dan kreeg ik 15 euro. Het was sowieso boven de tien euro. Ik [verdachte] nooit met 5 euro de deur uitgewandeld. Ik heb daar drie middagen gewerkt. Ik [verdachte] daar ook wel eens gewoon geweest zonder te werken. Dat was samen met een vriend. Dan kregen we ook 20 euro elk.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat zij, anders dan de raadsman, geen reden heeft om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de aangiftes van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te twijfelen. Naast de aangiftes van deze jongens baseert de rechtbank zich op de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 2] heeft betast en van [slachtoffer 2] dat hij heeft waargenomen dat verdachte aan de borst van [slachtoffer 1] heeft gezeten. Daarnaast geeft verdachte toe dat hij de nek van [slachtoffer 1] heeft gemasseerd met massageolie.
Verder is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een zodanige specifieke modus operandi, dat gebruik kan worden gemaakt van schakelbewijs. Het verweer van de raadsman dat de aangiftes onvoldoende onafhankelijk en onvoldoende betrouwbaar zijn om als schakelbewijs te kunnen dienen, wordt verworpen.
De rechtbank overweegt dat verdachte met zijn compagnon een drankengroothandel in Assen had. Aangevers hadden alle drie een bijbaantje/stageplek in het bedrijf van verdachte. Verdachte stond derhalve in een gezagsverhouding ten opzichte van de aangevers. Uit de verklaringen van aangevers leidt de rechtbank af dat er grote overeenkomsten bestonden tussen de wijze van omgang door verdachte met de drie jongens afzonderlijk en de manier waarop hij hen kennelijk aan zich heeft willen binden. Verdachte bood hen allerlei, voor (parttime) medewerkers, zeer ongebruikelijk voordelen. Hij betaalde hen een - voor hun leeftijd - veel te hoog loon waarvoor niet of nauwelijks gewerkt behoefte te worden. [slachtoffer 2] kreeg nadat hij was aangenomen een tientje van verdachte en verdachte beloofde hem een scooter als hij zestien zou worden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] kregen gratis sterke drank en bier van verdachte. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] mochten tv kijken terwijl zij kwamen om te werken en kregen daarvoor betaald.
Tegelijkertijd werden de jongens door verdachte betast en aangeraakt op de wijze zoals in de tenlastelegging is omschreven, welke wijze van betasten en aanraken, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, als ontuchtig dient te worden aangemerkt. Dit vond veelal plaats tijdens momenten dat verdachte zich alleen met de jongens bevond.
De omstandigheid dat het steeds om vergelijkbare situaties gaat, waarbij sprake is van een vergelijkbare handelwijze (bevoordelen en betasten), maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de hiervoor vermelde bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 primair en 3 primair elkaar over en weer versterken en derhalve telkens redengevend zijn voor het bewijs van die feiten. Ook het tenlastegelegde onder feit 3, ten aanzien waarvan naast de aangifte van [slachtoffer 3] en het schakelbewijs geen ander steunbewijs aanwezig is, acht de rechtbank derhalve wettig en overtuigend te bewijzen. De rechtbank acht gelet op het voorgaande de drie ten laste gelegde feiten in primaire vorm te bewijzen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij - als werkgever - in de periode van 7 oktober 2016 tot en met 28 februari 2017 te Assen, telkens met zijn minderjarige ondergeschikte [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 2001, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het slaan/geven van tikjes op de billen en het grijpen naar het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] en
- het bewegen/wrijven van/met zijn hand over een been richting het geslachtsdeel/kruis van die [slachtoffer 1] en
- het met massageolie masseren van de nek van die [slachtoffer 1] en
- het likken aan een oor van die [slachtoffer 1] en
- het wrijven over de borst van die [slachtoffer 1];
2.
hij - als werkgever - in de periode van 24 september 2016 tot en met 31 januari 2017 te Assen, telkens met zijn minderjarige ondergeschikte [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het bewegen/wrijven met zijn hand over een been richting het geslachtsdeel/kruis van die [slachtoffer 2] en
- het wrijven over de borst van die [slachtoffer 2] en
- het wrijven over de rug van die [slachtoffer 2];
3.
hij - als werkgever - op 6 april 2017 te Assen, met zijn minderjarige ondergeschikte [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum] 2001, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit het knijpen in het geslachtsdeel van die [slachtoffer 3].
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1, primair, 2 primair: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt
ontuchtige handelingen plegen en het feit begaan tegen zijn
ondergeschikte, meermalen gepleegd.
en 3 primair: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt
ontuchtige handelingen plegen en het feit begaan tegen zijn
ondergeschikte.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden als geadviseerd in het reclasseringsadvies van de VNN d.d. 14 maart 2018. De officier van justitie acht de oplegging van een taakstraf - in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - niet haalbaar omdat zedendelinquenten niet geaccepteerd zouden worden op werkstrafprojecten
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is, gelet op de ouderdom van de feiten in combinatie met de omstandigheid dat het in deze zaak niet om zeer ernstige ontuchtige handelingen gaat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het over hem opgemaakte reclasseringsrapport en het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met drie jongens in de leeftijd van veertien en vijftien jaar. Deze ontuchtige handelingen bestonden uit het over de benen wrijven richting het geslachtsdeel, het slaan op de billen, het grijpen naar en het knijpen in het geslachtsdeel, het wrijven over de rug en borst, het likken aan een oor en het masseren van de nek met massageolie. Dergelijke feiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor minderjarige slachtoffers, in de zin van psychische en emotionele schade. Deze schade kan tevens nadelige gevolgen hebben voor de verdere (psychische) ontwikkeling van de kinderen. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1], die ter terechtzitting door zijn moeder is voorgelezen, blijkt dat de feiten een grote impact op hem hebben gehad en nog steeds hebben.
De rechtbank neemt verdachte zijn handelen te meer kwalijk, nu hij de feiten als werkgever van de jonge slachtoffers heeft gepleegd en hen daarbij met geld en drank heeft gepaaid zodat zij bij hem bleven komen, waardoor hij gelegenheid had de ontuchtige handelingen te plegen. Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen het vertrouwen van de jongens geschonden, maar tevens het vertrouwen van hun ouders die (aanvankelijk) in de veronderstelling verkeerden dat hun kind een onschuldig bijbaantje in het bedrijf van verdachte had.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank houdt verder rekening met het reclasseringsrapport van 14 maart 2018 dat is opgemaakt door de VNN.
De reclassering schat het recidiverisico in als hoog gemiddeld. De reclassering adviseert een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, onder oplegging van bijzondere voorwaarden, die samengevat inhouden:
  • meldplicht
  • behandelverplichting – Ambulante behandeling AFPN
  • een verbod om minderjarigen in dienst te nemen.
De reclassering acht de oplegging van een taakstraf niet haalbaar omdat zedendelinquenten niet geaccepteerd zouden worden op werkstrafprojecten.
De rechtbank is van oordeel dat niet slechts met de oplegging van een voorwaardelijke straf kan worden volstaan. Gelet op de combinatie van de ernst en ouderdom van de feiten acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf echter niet passend. De rechtbank zal daarom, ondanks het advies van reclassering, overgaan tot de oplegging van een onvoorwaardelijk taakstraf. Tevens zal de rechtbank een gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen en zal daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzonder voorwaarden verbinden, met uitzondering van het verbod om minderjarigen in dienst te nemen. Deze bijzondere voorwaarde acht de rechtbank niet geboden nu verdachte, kennelijk uit zichzelf al, geen minderjarigen meer in dienst heeft genomen, zoals is gebleken uit het reclasseringsrapport.
De meldplicht, behandelverplichting en voorwaardelijke gevangenisstraf (als stok achter de deur) dienen verdachte van het opnieuw plegen van strafbare feiten te weerhouden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 590,13 ter vergoeding van materiële schade en € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu verdachte van het betreffende feit moet worden vrijgesproken dan wel nu behandeling van de vordering tot een onevenredige belasting van het strafgeding zal leiden.
Subsidiair heeft de raadsman de hoogte van de immateriële schade betwist, omdat uit de stukken is gebleken dat de benadeelde partij al langere tijd persoonlijke problemen had en niet duidelijk is geworden in hoeverre zijn problemen uit het feit zijn ontstaan. Verder is ter onderbouwing van de vordering op dit punt verwezen naar een uitspraak waarbij een vergoeding voor immateriële schade is toegekend tot een bedrag van (slechts) € 1.200,00.
De opgevoerde snipperuren van de stiefvader van de benadeelde partij kunnen niet als rechtstreekse schade worden aangemerkt, zo heeft de raadsman gesteld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is - anders dan de raadsman - van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden (en met stukken is onderbouwd) dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. Bij de vordering bevindt zich als bijlage 1 een brief van Yorneo d.d. 2 augustus 2017 waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] een behandeling heeft gevolgd bij de GGZ na een hulpvraag in verband met diverse problemen. De problemen zouden mede het gevolg zijn van de onderhavige feiten. Nu uit deze brief blijkt dat er naast de feiten ook andere factoren van invloed zijn geweest op de problemen van [slachtoffer 1], zal de rechtbank de vordering voor wat betreft een deel van de materiële schade toewijzen, te weten tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf 28 februari 2017.
Ten aanzien van het overige deel van de vordering beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom in zoverre niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich (op uitnodiging) zal melden bij de reclassering van de VNN in Assen en zich daar zal blijven melden zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk zullen worden gegeven;
2. dat de veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen voor psychisch welzijn en alcoholproblematiek bij de AFPN of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering van de VNN op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

een taakstraf voor de duur van 90 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 45 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Ten aanzien van 18/930182-17, feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 500,00(zegge: vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2017.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige in de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 november 2018.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.