ECLI:NL:RBNNE:2018:4722

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
18-820135-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in geweldszaak door gebrek aan bewijs van actieve deelname aan geweld

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 31 oktober 2017 te Groningen betrokken was bij een geweldsincident, heeft de rechtbank op 5 oktober 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. Tijdens de zitting op 21 september 2018 werd duidelijk dat de verdachte aanwezig was bij het geweld, maar dat hij zelf geen gewelddadige handelingen had verricht. De rechtbank overwoog dat de verklaringen van medeverdachten en getuigen summier waren en niet voldoende bewijs boden voor een actieve bijdrage van de verdachte aan het geweld. De medeverdachte verklaarde dat de verdachte juist probeerde de andere verdachten, die boos waren, rustig te houden. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlasteleggingen en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om een nauwe en bewuste samenwerking aan te tonen voor veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18-820135-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 oktober 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 september 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G. Bakker, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 oktober 2017 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] (nadat deze naar de grond was geslagen en/of gebracht) meermalen en/of met kracht en/of met geschoeide voet(en) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) in/op en/of tegen het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of gestampt en/of meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of met een voorwerp (een sleutel) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 31 oktober 2017 te Groningen openlijk, te weten, in (de hal van) het schoolgebouw (/opleidingscentrum) van het [naam school] (gevestigd aan de [straatnaam]), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] door hem
- meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of met een voorwerp (een sleutel) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen, en/of (nadat die [slachtoffer 1] naar de grond was geslagen en/of gebracht)
- meermalen en/of met kracht en/of met geschoeide voet(en) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) in/op en/of tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of te stampen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 31 oktober 2017 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem
- meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of met een voorwerp (een sleutel) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen, en/of (nadat die [slachtoffer 1] naar de grond was geslagen en/of gebracht)
- meermalen en/of met kracht en/of met geschoeide voet(en) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) in/op en/of tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of te stampen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij deel uitmaakte van de groep die het lokaal is ingelopen om aangever te zoeken. Deze groep wilde verhaal gaan halen bij aangever. Vervolgens hebben drie medeverdachten aangever geslagen en geschopt. Verdachte was hierbij steeds aanwezig. Zelf heeft verdachte geen geweld gebruikt tegen aangever. Alle verdachten hebben echter zowel vooraf als achteraf uitlatingen gedaan die er op duiden dat het de bedoeling was om wraak te nemen op aangever en geweld tegen hem te gebruiken. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij verdachte hoorde zeggen dat zij aangever gingen slaan. Hoewel verdachte zelf geen geweld heeft gebruikt, maakte hij wel deel uit van een groep die geweld pleegde. Hij heeft zich niet afzijdig gehouden van het geweld en heeft geen afstand genomen. Na het geweld heeft hij samen met de medeverdachten de school verlaten. Dit maakt dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
Mocht de rechtbank poging doodslag niet bewezen achten, dan acht de officier van justitie de ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel te bewijzen. Het handelen van verdachten heeft volgens de officier van justitie een aanmerkelijke kans in het leven geroepen op zwaar lichamelijk letsel bij aangever, welke aanmerkelijke kans verdachte en de medeverdachten bewust hebben aanvaard. De verdachten hadden daarmee voorwaardelijk opzet op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel. Dat dit uiteindelijk niet is ontstaan is niet aan het handelen van de verdachten te danken, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Samengevat voert hij aan dat verdachte niet wordt omschreven in de aangifte en dat uit de getuigenverklaringen ook niet blijkt dat verdachte geweld heeft gebruikt. Uit de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] volgt dat hij juist deëscalerend heeft opgetreden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde en spreekt verdachte daarvan vrij. De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte zelf gewelddadige handelingen heeft verricht of anderszins een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld. Dat hij zich voorafgaand en na afloop van de vechtpartij in gezelschap van de medeverdachten heeft bevonden is naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer toereikend voor het bewijs van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten gericht op de ten laste gelegde geweldshandelingen. Er wordt door zowel medeverdachten als getuigen slechts summier verklaard over het gedrag van verdachte in de aanloop naar het geweld. Medeverdachte [medeverdachte] verklaart dat verdachte juist bezig was om de drie andere verdachten, die allen boos waren, rustig te houden. Uit het dossier valt bovendien niet af te leiden dat verdachte zich voorafgaand aan het geweld zodanig concreet heeft uitgelaten over het nemen van wraak of gebruik van geweld dat daaruit een nauwe en bewuste samenwerking gericht op de gezamenlijke uitvoering van het geweld kan worden afgeleid.
Dit leidt tot de conclusie dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet kan worden bewezen. De meer subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging kan evenmin worden bewezen, wegens het ontbreken van bewijs van een significante bijdrage van verdachte aan geweldshandelingen, waarbij de rechtbank er op bovendien op wijst dat, op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden uitgesloten dat verdachte getracht heeft het door de medeverdachten uitgeoefende geweld te beperken, zoals hij zelf heeft verklaard. De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat ook het meer subsidiair ten laste gelegde niet kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema voorzitter, tevens kinderrechter, mr.
M. Brinksma en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. A.M.J. Flach, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 oktober 2018.
Mr. Brinksma en mr. Krijger zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.