ECLI:NL:RBNNE:2018:471
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van witwassen in verband met huurbetalingen door coffeeshop
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 januari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte, geboren in 1965, was enig aandeelhouder van een coffeeshop en werd verweten dat de huurbetalingen voor een loods, die door de coffeeshop werden gedaan, afkomstig waren van misdrijf. De tenlastelegging betrof de periode van 1 juli 2012 tot en met 8 december 2015, waarin de verdachte in totaal ongeveer 60.000 euro aan huur zou hebben betaald. De officier van justitie stelde dat er sprake was van een schijnconstructie, waarbij de huurbetalingen niet marktconform waren en de huurovereenkomst niet geldig was. De verdediging betwistte deze beschuldigingen en voerde aan dat de huurpenningen legitiem waren en dat er geen bewijs was dat deze afkomstig waren uit misdrijf.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig beoordeeld. Er werd vastgesteld dat er geen direct bewijs was dat de huurbetalingen uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank oordeelde dat de huurprijs niet buitenproportioneel was en dat de huurovereenkomst niet op schrift hoefde te zijn gesteld om geldig te zijn. De rechtbank concludeerde dat de huurbetalingen mogelijk uit legale verdiensten van de coffeeshop waren gedaan. Aangezien het wettig en overtuigend bewijs ontbrak, sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.
Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken, vooral in gevallen van witwassen, waar de herkomst van geld cruciaal is voor de beoordeling van de zaak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken omdat niet kon worden vastgesteld dat de huurbetalingen van misdrijf afkomstig waren.