ECLI:NL:RBNNE:2018:4680

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
16 november 2018
Zaaknummer
18/730321-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met TBS en schadevergoeding na steekincident in Leeuwarden

Op 16 november 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 39-jarige man uit Leeuwarden, die werd beschuldigd van doodslag. De verdachte heeft op 10 oktober 2017 een man bij het Jacobijnerkerkhof in Leeuwarden meermalen met een mes gestoken, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan doodslag, maar niet aan moord, omdat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachten rade. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 jaren op, evenals de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging, gezien de antisociale persoonlijkheidsstoornis van de verdachte en de beperkte impulscontrole en agressieregulatie. De rechtbank oordeelde dat de algemene veiligheid van personen de oplegging van TBS vereiste. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de moeder van het slachtoffer ter hoogte van € 2.265,66, bestaande uit kosten voor de begrafenis. De uitspraak volgde na een inhoudelijke behandeling op 2 november 2018, waarbij de verdachte bijgestaan werd door zijn advocaten en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730321-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 november 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 juli 2018, 10 oktober 2018 en 2 november 2018.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 november 2018. Ter terechtzitting is verdachte verschenen, bijgestaan door mr. T. Bruinsma en mr. H. Jonker, beide advocaat te Lemmer. Mr. Bruinsma (hierna: de raadsman) heeft ter terechtzitting van 2 november 2018 het woord ter verdediging gevoerd.
Het openbaar ministerie is vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair
hij op 10 oktober 2017 te Leeuwarden, (op of aan of bij het Jacobijnerkerkhof en/of de Jacobijnerstraat, aldaar) opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] , meermalen, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het (boven)lichaam gestoken en/of gesneden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair
hij op 10 oktober 2017 te Leeuwarden, (op of aan of bij het Jacobijnerkerkhof en/of de Jacobijnerstraat, aldaar) [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] , meermalen, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het (boven)lichaam gestoken en/of gesneden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde, omdat hij van mening is dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor voorbedachten rade.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de officier van justitie geconcludeerd dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk is en dat bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk twee steekletsels in het bovenlichaam heeft toegebracht en dat [slachtoffer] ten gevolge van dit letsel is overleden. Derhalve acht de officier van justitie doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken moet worden van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van de primair ten laste gelegde moord ontbreekt volgens de raadsman ieder bewijs voor de voorbedachten rade.
Voor de subsidiair ten laste gelegde doodslag is evenmin wettig en overtuigend bewijs. Behoudens de op de schoenen en kleding van verdachte aangetroffen bloedsporen van het slachtoffer is er geen enkel direct bewijs dat verdachte de dader is. Voor de aanwezigheid van deze bloedsporen heeft verdachte een duidelijke verklaring gegeven die alleszins plausibel is en derhalve niet zondermeer als ongeloofwaardig of onwaarschijnlijk kan worden afgewezen. Hij heeft immers verklaard dat hij, terugkerend van zijn wandeling via de Prinsentuin, waarschijnlijk het slachtoffer als eerste heeft aangetroffen. Het slachtoffer lag op dat moment op zijn buik in een plas bloed. Verdachte heeft vervolgens het lichaam van het slachtoffer omgedraaid. Daarbij zijn waarschijnlijk de later aangetroffen bloedsporen op zijn kleding en schoenen terecht gekomen.
Hoewel er veel getuigen zijn gehoord, hebben hun verklaringen geen direct bewijs opgeleverd voor het daderschap van verdachte. Geen van de getuigen heeft gezien dat het slachtoffer werd gestoken, laat staan dat is gezien dat verdachte dit zou hebben gedaan. Daarnaast variëren de opgegeven signalementen van de man met de hond dusdanig, dat deze niet kunnen worden gebruikt in de bewijsvoering.
Bij de tijdlijnreconstructie is uitgegaan van meerdere aannames die simpelweg niet kloppen: verdachte heeft slechts enkele minuten bij de woning van [slachtoffer] gestaan en hij heeft geen vijf minuten op een bankje in de Prinsentuin gezeten, maar slechts twee à drie minuten. Hierdoor klopt de tijdlijnreconstructie niet en kan deze met een aanpassing door uit te gaan van voornoemde tijden juist als onderbouwing gelden voor het door verdachte alternatief geschetste scenario.
Oordeel van de rechtbank
Primair ten laste gelegde: moord
Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij [slachtoffer] met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, kort gezegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan moord.
De rechtbank acht -evenals de officier van justitie en de raadsman- moord niet wettig en overtuigend bewezen vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor de voorbedachten rade. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
Subsidiair ten laste gelegde: doodslag
Aan verdachte is subsidiair ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.
1. Bewijsmiddelen
Op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
1.1
Overlijden [slachtoffer]
Op 10 oktober 2017 is [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) overleden op het Jacobijnerkerkhof te Leeuwarden. Zijn lichaam is aangetroffen op de bestrating op een afstand van enkele meters van de Jacobijnerkerk. [2]
Er werd een bloedspoor aangetroffen op het Jacobijnerkerkhof vanaf de nabijheid van een oude waterpomp, langs de Jacobijnerkerk tot de plaats waar het slachtoffer lag. [3] Dit bloedspoor is afkomstig van [slachtoffer] . [4]
Bij de sectie zijn twee scherprandige huidperforaties, steekletsels, vastgesteld: één hoog aan de borst links zijwaarts en één midden aan de rug links. Vastgesteld is dat deze steekletsels bij leven zijn ontstaan door ingewerkt uitwendig mechanisch scherprandig snijdend of perforerend geweld, zoals opgeleverd kan worden door één of meerdere messen.
Het intreden van de dood wordt verklaard door de gevolgen van de twee steekletsels, namelijk functiestoornissen van het hart en de longen en daarmee overige organen en bloedverlies. [5]
1.2
Voorafgaand aan het overlijden van [slachtoffer]
werd om
22:05:51 uurdoor verdachte gebeld op zijn mobiele telefoon. Het gesprek tussen [slachtoffer] en verdachte duurde 81 seconden. [6]
Verdachte belde vanuit zijn woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Kort na dit telefoongesprek vertrok verdachte met zijn hond in de richting van de woning van [slachtoffer] .
Verdachte liep via De Put, langs de Grote kerk/Jacobijnerkerk naar de woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden, de woning waar [slachtoffer] verblijft. [7]
Verdachte liep om
22:20:52 uurbij De Put in de richting van de Grote Kerk. [8]
Verdachte zijn hond was een kruising tussen een Amerikaanse stafford en een Mechelse herder, een pitbull. De hond was lichtgekleurd. [9]
Bij de woning van [slachtoffer] wilde verdachte een schuld voor de aankoop van drugs aflossen door een ring aan [slachtoffer] te geven. [slachtoffer] had geld verwacht en er vond een 'onderhandeling' plaats volgens verdachte. [10] Verdachte kocht zijn drugs liever niet bij [slachtoffer] omdat hij volgens verdachte 'rattengif' verkocht. [11]
Getuige [getuige 1] , die in de woning van [slachtoffer] was op het moment dat verdachte daar aankwam, hoorde verdachte en [slachtoffer] met elkaar praten. Toen zij de woning verliet, hoorde zij verdachte schreeuwen: 'je hebt me rattengif gegeven, ik maak je helemaal dood, vuile oplichter'. Ze zag verdachte met zijn hond weglopen in de richting van de kerk, langs de Joodse school. [slachtoffer] bleef op dat moment in zijn woning. [12]
Ook verdachte heeft verklaard dat hij alleen met zijn hond de woning heeft verlaten en [slachtoffer] in de woning is gebleven. [13]
Getuige [getuige 2] zag vanuit de richting van de Bredeplaats en vervolgens voor de kerk langs, twee personen lopen. Het ging om een blanke man met een stafford/pitbullachtige hond en een man met een donkere huidskleur. Ze zag dat de mannen ruzie hadden en hoorde de man met de hond zeggen: 'ik hou hier niet van', 'ik wil dit niet' en 'anders laat ik de hond los'. [14]
Op grond van camerabeelden kan vastgesteld worden dat dit tussen 22:20:06 uur en 22:30:05 uur was, [15] meer specifiek
rond 22:27 uur. [16]
De man met de hond had zij vaker gezien, maar na het incident tot op het moment van haar verklaring op 21 november 2017 niet meer. [17] Verdachte is op 11 oktober 2017 aangehouden. [18]
Getuige [getuige 3] hoorde vanuit zijn woning aan de [straatnaam] in Leeuwarden een ruzie. Hij hoorde iemand schelden en schreeuwen: 'Kankerlijer', 'Ik maak je af klootzak' en 'Ik zei toch ik maak je dood'. Hij keek vervolgens naar buiten. Vanuit zijn woning had hij zicht op het Jacobijnerkerkhof. Toen hij naar buiten keek hoorde hij één stem. Hij zag twee personen. Een van deze personen was een blanke man met een hond. De hond was licht gekleurd: een pitbull of een stafford. Hij zag de tweede persoon op de grond vallen, naar later bleek [slachtoffer] . Hij zag de man met de hond weggaan via het Jacobijnerkerkhof in de richting van de Krommejat. Vervolgens zag hij dat de man zich omdraaide en via de kerk in de richting van de Joodse school vertrok. De getuige trok een broek, shirt en slippers aan en verliet zijn woning om naar het slachtoffer te gaan. Buiten zag hij -naar later bleek- de getuige [getuige 4] die 112 aan het bellen was. [19]
[getuige 3] heeft geschat dat het aankleden in zijn eigen woning zo'n 20/30 seconden heeft geduurd. Daarna rende hij over de trappen naar de uitgang. Hij heeft daarbij gebruik gemaakt van de trapleuningen om zo treden over te slaan en sneller beneden te zijn. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat [getuige 3] vervolgens zo'n 46 tot 48 seconden heeft gerend vanaf de deur van zijn woning tot aan de plaats waar [slachtoffer] is aangetroffen. [20]
Getuige [getuige 4] belde om
22:34:47 uur112, dit was nadat zij [slachtoffer] had aangetroffen. [21]
Verdachte heeft verklaard dat hij bij [slachtoffer] is geweest, terwijl deze bloedend op de grond lag. Op het moment dat hij personen aan zag komen, draaide hij zich om en liep hij voor de kerk langs, weg. [22] Om
22:37:06 uurwas verdachte bij de [straatnaam] 5. [23] De loopafstand vanaf de plaats waar [slachtoffer] is aangetroffen tot de [straatnaam] is rond de 5 minuten. [24] Verdachte moet dus tussen
22:32:06 uur en 22:34 uurbij het slachtoffer weggelopen zijn.
De broek, jas en schoenen van verdachte zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloedsporen. Het DNA profiel van de op de kleding en schoenen van verdachte aangetroffen bloedspatjes matchen met het DNA-profiel van [slachtoffer] .
Verspreid over de linker- en rechterschoen zijn zowel min of meer circulaire als ovaalvorige bloedspatjes ter grootte van circa 1 millimeter aangetroffen. Aan de onderkant van de achterzijde van de rechterbroekspijp zijn enkele bloedspatjes ter grootte van circa 1 millimeter aanwezig. Het verspreid aantreffen van deze bloedspatjes kan verklaard worden door een wisselende onderlinge oriëntatie tussen de drager van de schoenen en de broek enerzijds en de bloedbron anderzijds. De locaties, de verspreiding, de hoeveelheid, de grootte en vormen van deze bloedspatjes passen bij bloedspoorpatronen als gevolg van uitgeoefende kracht.
De kans op het verspreid over de schoenen en de onderkant van de achterzijde van de broek verkrijgen van bloedspatjes, afkomstig van een op de straat neerkomende forse hoeveelheid bloed wordt beoordeeld als groot. Dit betekent dat de kans op het verkrijgen van dit onderzoeksresultaat wordt beoordeeld als groot, wanneer de hypothese dat verdachte de steekletsel heeft toegebracht aan het slachtoffer, waar is. [25]
2. Overweging
Verdachte heeft ter terechtzitting stellig ontkent dat hij de persoon is die getuige [getuige 2] en [getuige 3] beschrijven en hij heeft een alternatief scenario geschetst: hij heeft [slachtoffer] niet neergestoken, maar hij heeft [slachtoffer] dood aangetroffen, heeft hem omgedraaid en is daarna weggegaan, omdat hij zag dat er andere personen aan kwamen lopen.
De rechtbank gaat er op grond van de volgende omstandigheden vanuit dat de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] een woordenwisseling tussen verdachte en [slachtoffer] hebben waargenomen.
Uit de verklaringen van verdachte, getuigen en uit camerabeelden is niet gebleken van een andere man met een hond op de route van de woning van [slachtoffer] naar de plaats waar [slachtoffer] is aangetroffen in de tijd tussen het moment dat verdachte de woning van [slachtoffer] heeft verlaten en het moment dat [getuige 4] 112 heeft gebeld.
Verdachte heeft zelf verklaard dat hij bij [slachtoffer] is geweest op het moment dat deze op de grond lag. De rechtbank gaat er vanuit dat het verdachte is geweest die bij [slachtoffer] was toen deze op de grond viel, omdat er in de door [getuige 3] beschreven tijd tussen het zien vallen van [slachtoffer] en het arriveren bij het slachtoffer, geen tijd is geweest voor het geschetste alternatieve scenario van verdachte dat het een ander moet zijn geweest die [slachtoffer] heeft neergestoken. Dan zou verdachte tenminste de dader moeten hebben zien wegrennen, hetgeen hij verklaart niet te hebben gezien. Daarnaast wordt de kans op het verkrijgen van het vastgestelde bloedspatpatroon op de kleding en de schoenen van verdachte als zeer klein beoordeeld wanneer het door verdachte alternatief geschetste scenario waar zou zijn.
Het door verdachte geschetste alternatieve scenario wordt op geen enkel punt ondersteund door enige verklaring of bewijsmiddel, anders dan door hetgeen door verdachte is gesteld. Dit alternatieve scenario is aldus op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Integendeel: verdachte heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer] al dood was toen hij hem had omgedraaid, terwijl [getuige 5] , [getuige 3] en [getuige 4] hebben verklaard dat [slachtoffer] nog leefde toen zij hem op straat aantroffen. Ook lukte het verdachte niet bij de reconstructie een pop om te draaien op de wijze zoals verdachte gesteld heeft dat hij [slachtoffer] heeft omgedraaid toen hij hem bloedend op straat aantrof.
Nu het alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden en door de inhoud van de bewijsmiddelen wordt weerlegd, schuift de rechtbank het alternatieve scenario terzijde.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de door getuige [getuige 1] waargenomen ruzie tussen verdachte en [slachtoffer] bij de woning van [slachtoffer] zich heeft voortgezet vanaf de Bredeplaats in de richting van de plaats waar [slachtoffer] gevonden is. Gelet op het bloedspoor langs de kerk, moeten de twee steekletsels op dat moment zijn toegebracht. Omdat verdachte op dat moment de enige persoon bij [slachtoffer] was, kan het niet anders dan dat verdachte de persoon was die op 10 oktober 2017 in Leeuwarden opzettelijk [slachtoffer] door het toebrengen van steekletsels van het leven heeft beroofd. Hij moet dit hebben gedaan op enkele meters afstand van de plaats waar [slachtoffer] is aangetroffen, gelet op het aangetroffen bloedspoor langs de kerk. Het bloedspatpatroon op de schoenen en broek van verdachte past ook bij deze vaststelling.
Dit betekent dat de rechtbank verdachte zal veroordelen voor het subsidiair ten laste gelegde, doodslag.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 10 oktober 2017 te Leeuwarden, op het Jacobijnerkerkhof, aldaar [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] , meermalen met een mes in het bovenlichaam gestoken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering en motivering maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van het subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van het voorarrest, alsmede de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij een strafoplegging rekening te houden met de volgende omstandigheden. Alhoewel verdachte een aanzienlijk strafblad heeft, had hij de laatste jaren zijn leven behoorlijk op de orde en is hij een aantal jaren niet in aanraking geweest met politie en justitie. Het Pieter Baan Centrum heeft geen relatie kunnen leggen tussen de bij verdachte vastgestelde antisociale persoonlijkheidsstoornis en het gepleegde delict. Hij heeft verzocht om naast een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen, omdat hier onvoldoende grond voor is. De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging te volstaan met een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 28 mei 2018, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Aard en ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag, door een man meermalen met een mes te steken. Verdachte heeft door zijn handelen het meest fundamentele recht aan het slachtoffer ontnomen: het recht om te leven.
De aanleiding voor de ruzie tussen verdachte en het slachtoffer was een schuld voor het kopen van drugs. Verdachte had eerder drugs bij het slachtoffer en diens compagnon gekocht en dit nog niet betaald. Verdachte werd kwaad op het slachtoffer toen het slachtoffer hem eerder op de dag bij een supermarkt hierop in het bijzijn van anderen aansprak. 's Avonds is verdachte naar de woning van het slachtoffer gegaan en hier is het wederom tot een woordenwisseling gekomen. Ondanks het feit dat verdachte toen de woning heeft verlaten en het slachtoffer de deur had gesloten, zijn zij elkaar korte tijd later weer tegengekomen en is de ruzie uit de hand gelopen. Verdachte heeft daarbij het slachtoffer twee keer met een mes gestoken, ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden. Daarbij moeten de laatste momenten voor het slachtoffer verschrikkelijk zijn geweest. Getuigen troffen het slachtoffer bloedend op straat aan, terwijl hij nog schokkerig adem haalde, zijn borstkas snel heen en weer ging en zijn ogen nog bewogen. Eén van de getuigen beschrijft dat hij het slachtoffer nog heeft geprobeerd gerust te stellen door te zeggen: 'we zijn bij je, hulp is onderweg, je bent niet alleen'. De getuigen en hulpdiensten hebben nog getracht het slachtoffer te reanimeren, maar dit mocht niet meer baten.
De gevolgen voor de nabestaanden zijn groot: zij missen hun zoon, broer, partner en vader. Daarbij weegt mee dat zij niet weten hoe verdachte zijn laatste momenten zijn geweest. Over de impact van het verlies is door en namens een aantal nabestaanden op de zitting van 2 november 2018 gesproken.
Strafblad en rapportages
Verdachte heeft een strafblad (uittreksel uit de justitiële documentatie) van 16 pagina's. Hieruit blijkt, zoals de raadsman ook heeft aangegeven, dat verdachte de afgelopen jaren niet is veroordeeld voor enig strafbaar feit. In het verleden is verdachte echter wel veroordeeld voor feiten met een geweldscomponent, zoals in 2014 voor mishandeling van zijn levensgezel en in 2012 voor een diefstal met geweld.
Over verdachte zijn verschillende rapportages uitgebracht. De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende stukken:
 rapport Tactus Verslavingszorg d.d. 5 oktober 2018,
 rapport Pieter Baan Centrum d.d. 3 augustus 2018,
 rapport psychiatrisch onderzoek drs. E.L.G. Heinsman-Carlier, psychiater, d.d. 6 januari 2018,
 rapport psychologisch onderzoek N. van der Weegen, GZ-psycholoog, d.d. 28 december 2017,
 reclasseringsadvies Tactus Verslavingszorg d.d. 21 december 2017 en
 trajectconsult NIFP d.d. 24 oktober 2017.
TBS-maatregel
De vereisten om een maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: TBS) op te leggen zijn vastgelegd in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Het moet gaan om een feit van een zekere zwaarte, er moet bij de verdachte sprake zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogen tijdens het begaan van het feit en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen moet het opleggen van die maatregel vereisen.
Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
In het rapport van het PBC en de psycholoog staat beschreven dat er bij verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van diverse middelen, zoals cocaïne, en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Gelet op de chronische aard van deze stoornissen, kan vastgesteld worden dat deze stoornissen ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig waren.
Uit het PBC rapport blijkt het volgende over het gevaar op herhaling. De antisociale scheefgroei in de persoonlijkheid is van dien aard en omvang dat onderzoekers menen dat gesproken kan worden van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Onderbouwend voor en onderliggend aan de scheefgroei in de persoonlijkheid (geclassificeerd als persoonlijkheidsstoornis) is een zwakke persoonlijkheidsstructuur waarbij de impulscontrole en agressieregulatie onder stress of bij tegenslag gemakkelijk te kort schieten, met name omdat bij verdachte te weinig remmende kracht uitgaat van de gewetensfunctie. Deze beperkte impulscontrole en beperkte agressieregulatie is ook geobserveerd op de afdeling. Bij verdachte is historisch gezien sprake van een patroon van gewelddadig gedrag waarbij hij snel tot een agressieve ontlading komt. De verwachting is dat de maatschappelijke problemen waarin verdachte al lange tijd verkeert zich ook in de toekomst zullen herhalen.
De psycholoog heeft aangegeven dat zonder behandeling voor zijn persoonlijkheidsstoornis en problematisch middelengebruik, de kans groot is dat verdachte opnieuw een (gewelddadig) delict zal begaan. Redenen hiervoor zijn dat verdachte eerder gewelddadig was en zowel met betrekking tot zijn stemming, als gedragsmatig als cognitief instabiel is. Verdachte is tot op heden nooit behandeld. Een behandeling moet volgens de psycholoog zeker overwogen worden, als de rechtbank tot een veroordeling komt en zicht wordt verkregen of en op welke wijze zijn stoornissen een rol hebben gespeeld bij het feit.
Ook de psychiater heeft beschreven dat aanwezige risicofactoren vanuit de voorgeschiedenis, zoals eerder gewelddadig gedrag, eerdere problemen met relaties en werk en eerder middelengebruik, wijzen op een verhoogd recidiverisico van gewelddadig gedrag.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen ten aanzien van de stoornissen en het recidivegevaar over.
Alhoewel het PBC de doorwerking van de vastgestelde stoornissen in het ten laste gelegde feit niet kan onderbouwen en ook geen uitspraak kan doen over een gevaar op herhaling vanuit de pathologie, is de rechtbank van oordeel dat aan alle voorwaarden voor oplegging van de maatregel van TBS is voldaan én dat de algemene veiligheid van personen de oplegging van de maatregel vereist. Immers, bij verdachte is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met een beperkte impulscontrole/agressieregulatie en hij heeft [slachtoffer] zomaar, in een impuls en eigenlijk om niets, doodgestoken.
Op grond hiervan en gelet op de ernst van het begane feit is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van TBS passend en geboden is en zal deze dan ook opleggen aan verdachte. De rechtbank is van oordeel dat verdachte tevens van overheidswege moet worden verpleegd omdat de algemene veiligheid van personen de verpleging eist. Omdat het bewezen verklaarde feit, doodslag, een misdrijf betreft dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, is de maatregel niet gemaximeerd.
Gevangenisstraf
Gelet op de ernst van het gepleegde feit, een levensdelict, acht de rechtbank -zoals gevorderd door de officier van justitie- het passend en geboden om naast de maatregel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 8 jaren, met aftrek van het voorarrest.

Benadeelde partij

[benadeelde partij]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.265,66 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering en de hoogte van de gevorderde schade niet betwist.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 oktober 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.265,66 (zegge: tweeduizend tweehonderdenvijfenzestig euro en zesenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van
[benadeelde partij], nabestaande van het slachtoffer, te betalen een bedrag van € 2.265,66 (zegge: tweeduizend tweehonderdenvijfenzestig euro en zesenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve
[benadeelde partij], nabestaande van het slachtoffer daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 november 2018.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt en bevinden zich, tenzij anders aangegeven, in het proces-verbaal met nummer NNRAB17011-JACOBIJN/NNRAB17011, gesloten op 20 maart 2018.
2.Een proces-verbaal van Sporenonderzoek d.d. 1 november 2017, blad 1 en blad 2, opgenomen in het Forensisch dossier TGO Jacobijn, bijlage A.
3.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2017, pagina 577 en 578.
4.Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2017.10.11.133 (aanvraag 003), d.d. 1 december 2017 opgemaakt door ing. V. van Marion, op de door hen afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen in het Forensisch dossier TGO Jacobijn, bijlage B.
5.Rapport pathologie onderzoek n.a.v. een mogelijk niet natuurlijke dood (definitief sectierapport) d.d. 8 januari 2018, pagina 5 van 12, opgenomen in het Forensisch dossier TGO Jacobijn, bijlage B.
6.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 november 2017, pagina 862.
7.De door verdachte afgelegde verklaring op de terechtzitting van 2 november 2018.
8.Een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden Monnikemuurstraat d.d. 6 november 2017, pagina 980
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 oktober 2017, pagina 328.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 november 2017, pagina 441.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 oktober 2017, pagina 346.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 16 november 2017, pagina 718.
13.De door verdachte afgelegde verklaring op de terechtzitting van 2 november 2018.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 11 oktober 2017, pagina 628.
15.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden St Jacobstraat/fietsenstalling d.d. 9 november 2017, pagina 975 en 977.
16.Het proces-verbaal van bevindingen tijdlijn d.d. 19 maart 2018, pagina 1160.
17.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2017, pagina 639.
18.Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 11 oktober 2017, pagina 297.
19.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 16 oktober 2017, pagina 592 en 593
20.Het proces-verbaal van bevindingen tijdsindicatie route van getuige [getuige 3] d.d. 15 november 2017, pagina 603 en 604.
21.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 november 2017, pagina 996.
22.De door verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting van 2 november 2018.
23.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden d.d. 20 oktober 2017, pagina 953,
24.Het proces-verbaal bevindingen looproutes binnenstad d.d. 10 november 2017, pagina 1000 en 1002.
25.Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2017.10.11.133 (aanvraag 007), d.d. 4 april 2018 opgemaakt door ing. M.J. van der Scheer en ing. V. van Marion, op de door hen afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige.