Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat een grote categorie (onafhankelijke) getuigen niet geconfronteerd zijn met foto's en geen namen hebben kunnen noemen. De raadsman heeft voorts opgemerkt dat de getuige [getuige 1] dezelfde nationaliteit heeft als aangever [slachtoffer 1] en bij aangever in de klas zit, waardoor hij geen onafhankelijke getuige is. Bovendien is uit de getuigenverklaringen gebleken dat er veel onduidelijkheid bestaat omtrent de oorzaak van het letsel van aangever [slachtoffer 1] en verdachtes aandeel in het ontstaan van dat letsel. Conclusie is dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat verdachte aangever [slachtoffer 2] zou hebben geslagen. Van een bijdrage door verdachte aan de openlijke geweldpleging ten aanzien van aangever [slachtoffer 2] is derhalve geen sprake.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, verdachte zich beroept op noodweer dan wel noodweerexces.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. De door verdachte op de terechtzitting van 21 september 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik gaf [slachtoffer 1] een klap.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2017, opgenomen op pagina 30 e.v. van dossier, Politie Noord-Nederland met nummer 2017288802/2017289764/2018019515 d.d. 13 februari 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op dinsdag 31 oktober 2017 liep ik rond 14:00 uur de klas uit van [naam school] aan [straatnaam] te Groningen. Aan het einde van de gang stond een groep van ongeveer tien jongens. Ik zag dat [verdachte] ook in die groep stond. Ik zag dat er twee jongens uit die groep zonder iets te zeggen direct op mij in begonnen te slaan. Zij sloegen mij met gebalde vuist op mijn hoofd. Terwijl de jongens mij sloegen, viel ik op de grond. Terwijl ik op de grond lag zag en voelde ik dat de rest van de jongens tegen mijn hoofd aan begonnen te schoppen toen ik op de grond lag. Ik voelde enorm veel pijn aan mijn hoofd. Door het harde slaan, schoppen en trappen ben ik mijn bewustzijn verloren. Ik zag dat één van de twee een sleutel in zijn hand hield. Ik voelde een scherp voorwerp hard tegen mijn achterhoofd aan slaan. Ik zag en voelde dat de rest van de jongens tegen mijn hoofd aan begonnen te schoppen toen ik op de grond lag. Ik voelde enorm veel pijn aan mijn hoofd. Door het harde slaan, schoppen en trappen ben ik mijn bewustzijn verloren.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 5 december 2017, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Vraag: Je zegt dat toen de les was afgelopen je 10 jongens zag staan en dat [verdachte] ook in die groep stond. Je zegt dat 2 jongens, zonder iets te zeggen je begonnen te slaan. Wie zijn deze 2 jongens.
Antwoord: [verdachte] en [medeverdachte 1] .
[verdachte] had iets in zijn hand, dat heb ik gezien. [medeverdachte 1] had ook iets in zijn hand. Ik voelde iets hards op mijn achterhoofd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 1 november 2017, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
[slachtoffer 1] en ik kwamen uit ons klaslokaal en toen hebben ze ons geslagen. Met ze bedoel ik die ene jongen van de telefoon met vijf andere vrienden. Ik zag dat [slachtoffer 1] door alle jongens werd geslagen en getrapt. Hij viel op de grond. Daarna werd ik door drie jongens geslagen en geschopt. Sommigen hadden sleutels in hun handen, daar sloegen ze ons mee. Ik zag dat ze ook sloegen met hun vuisten. Ik voelde direct pijn aan mijn hoofd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverklaring van Politie Noord-Nederland d.d. 2 november 2017, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2]
Ik zag dat [slachtoffer 1] (opm. rechtbank: hiermee wordt bedoeld: [slachtoffer 1] ) op de grond lag. Eén van de ruzieschoppers schopte hard tegen zijn hoofd aan. Het leek net alsof hij tegen een voetbal aan trapte.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverklaring van Politie Noord-Nederland d.d. 23 november 2017, opgenomen op pagina 100 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik hoorde [medeverdachte 2] (opm. rechtbank: hiermee wordt bedoeld: [medeverdachte 2] ) zeggen 'We steken jullie allemaal. Jullie gaan het zien!' Ik hoorde [medeverdachte 1] (opm. rechtbank: hiermee wordt bedoeld: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] zeggen dat ze [slachtoffer 1] (opm. rechtbank: hiermee wordt bedoeld: [slachtoffer 1] ) zouden neerschieten. Toen [slachtoffer 2] (opm. rechtbank: hiermee wordt bedoeld: [slachtoffer 2] ) de klas uit kwam, hoorde ik [medeverdachte 2] zeggen: 'Laat je vriend komen, ik steek hem neer!' Ik zag dat iedereen op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] afging. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] sloeg. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] raakte in het gezicht. Ik zag dat [slachtoffer 1] [verdachte] terug wilde slaan. Ik zag dat [slachtoffer 1] mis sloeg. Ik zag toen dat [verdachte] [slachtoffer 1] nog een keer sloeg. Ik weet niet waarmee [verdachte] [slachtoffer 1] sloeg, maar ik zag dat [slachtoffer 1] toen helemaal naar de grond viel. Ik zag dat [slachtoffer 1] op de grond lag en ik hoorde hij dat hij een raar snurkend geluid maakte. Ik zag dat [medeverdachte 2] toen met de onderkant van zijn werkschoenen op het hoofd van [slachtoffer 1] stampte. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] toen tegen zijn hoofd schopte. Dit was meer dan drie tot vier keer tegen het hoofd.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verklaring van Politie Noord-Nederland d.d. 16 januari 2018, opgenomen op pagina 126 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ga er niet omheen draaien: ik heb ook geslagen en geschopt.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verklaring van Politie Noord-Nederland d.d. 18 januari 2018, opgenomen op pagina 126 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik was boos. Mijn vrienden waren ook boos. Het was zo dat als we [slachtoffer 1] tegen zouden komen, we hem aan zouden spreken. Er hoefde dan maar 'iets te gebeuren' of we zouden wel slaan.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 1 november 2017, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
[slachtoffer 1] en ik kwamen uit ons klaslokaal en toen hebben ze ons geslagen. Met ze bedoel ik die ene jongen van de telefoon met vijf andere vrienden. Ik werd door drie jongens geslagen en geschopt. Sommigen hadden sleutels in hun handen, daar sloegen ze ons mee. Ik zag dat ze ook sloegen met hun vuisten. Ik voelde direct pijn aan mijn hoofd
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverklaring van Politie Noord-Nederland d.d. 15 november 2017, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Ik zag dat alle drie jongens [slachtoffer 2] sloegen met hun handen. Ik zag dat ze hem ook schopten tegen zijn hoofd en buik. Dat gebeurde met kracht, expres. Het was trappen zoals je hard schiet om een doelpunt te maken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverklaring van Politie Noord-Nederland d.d. 23 november 2017, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik hoorde [medeverdachte 2] zeggen 'We steken jullie allemaal. Jullie gaan het zien!' Ik zag dat iedereen op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] afgingen. Ik zag dat [medeverdachte 2] en [verdachte] [slachtoffer 2] begonnen te slaan en te schoppen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat door meerdere personen tegelijkertijd geweld is gepleegd tegen aangever. Verdachte erkent dat hij aangever heeft geschopt en geslagen. Dat verdachte zich slechts zou hebben verdedigd tegen agressie van aangever, zoals de verdediging heeft betoogd, blijkt niet uit de bewijsmiddelen. Uit de verklaring van [getuige 1] volgt dat verdachte en de medeverdachten op aangever afgingen op het moment dat hij zijn klaslokaal verliet. De rechtbank ziet geen reden om aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring te twijfelen. [getuige 1] is weliswaar een landgenoot en klasgenoot van aangever, maar is ook al lange tijd een bekende van verdachte. Zijn verklaring staat bovendien niet op zichzelf, maar wordt op essentiële onderdelen ondersteund door verklaringen van andere getuigen in het dossier.
Op basis van de aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de getuigenverklaring van [getuige 1] stelt de rechtbank vast dat verdachte en in ieder geval één van de medeverdachten meerdere malen tegen het hoofd van aangever [slachtoffer 1] hebben getrapt. Uit de aard van het letsel en de genoemde verklaringen leidt de rechtbank voorts af dat deze trappen krachtig waren en met geschoeide voet.
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is, dat het hoofd een kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel is en letsel aan het hoofd gemakkelijk kan leiden tot de dood van een slachtoffer. Door op de hiervoor omschreven wijze te handelen heeft verdachte de kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden bewust aanvaard. Geconcludeerd wordt dat verdachte het voorwaardelijk opzet op de dood had en zich derhalve schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een voldoende wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld om van openlijke geweldpleging te spreken. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de getuigenverklaring van [getuige 1] is gebleken dat verdachte aangever heeft geschopt en geslagen.